De officier van justitie moet derhalve in beginsel bevoegd worden geacht tot het treffen van de in artikel 62 Sv bedoelde maatregelen, waaronder het nemen van vingerafdrukken en foto’s, maar ook het opleggen van beperkingen, krachtens een rechtshulpverzoek van de betreffende buitenlandse autoriteit, die om overlevering van de opgeëiste persoon heeft gevraagd.
In de hiervoor genoemde uitspraak van 6 maart 2009 heeft de rechtbank voorts geoordeeld dat het opleggen van beperkingen op grond van artikel 61 OLW slechts mogelijk is voor hetzelfde doel waartoe de overleveringsdetentie dient, namelijk het waarborgen dat de opgeëiste persoon aan de verzoekende staat kan worden overgeleverd. Ook de artikelen 552h en 552k Sv (waar de uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld) bieden geen nadere wettelijke grondslag voor het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek, aldus de rechtbank in haar uitspraak van 6 maart 2009.
De uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld in de eerste afdeling van Boek IV, Titel X Sv.
Artikel 552h, tweede lid, Sv luidt:
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, het toezenden van documenten, dossiers of stukken van overtuiging of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
In artikel 552k Sv is bepaald:
1: Voor zover het verzoek is gegrond op een verdrag, wordt daaraan zo veel mogelijk het verlangde gehoor gegeven.
2: In gevallen waarin het betreft een redelijk verzoek dat niet op een verdrag is gegrond, alsmede in gevallen waarin het toepasselijke verdrag niet tot inwilliging verplicht, wordt aan het verzoek voldaan, tenzij de inwilliging in strijd is met een wettelijk voorschrift of met een aanwijzing van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
Anders dan in de uitspraak van 6 maart 2009, is de rechtbank thans van oordeel dat het verlenen van medewerking aan handelingen van onderzoek als bedoeld in artikel 552h, tweede lid, Sv ruim moet worden opgevat en dat daaronder ook kan worden begrepen het opleggen van beperkingen in het belang van strafrechtelijk onderzoek van het land dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend. Dat als gevolg van deze medewerking de persoonlijke levenssfeer van een opgeëiste persoon (nader) kan worden beperkt maakt dat niet anders.
Uit artikel 552k, tweede lid, Sv, volgt onder meer dat indien het rechtshulpverzoek niet op een verdrag is gegrond, aan dit verzoek wordt voldaan mits het een redelijk verzoek betreft en inwilliging ervan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld biedt artikel 62 Sv een wettelijke basis voor het opleggen van beperkingen aan klager.
Het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek vindt dan ook zijn wettelijke grondslag in de artikelen 552k en 552h, tweede lid, Sv juncto artikel 62 Sv.
Het Finse rechtshulpverzoek
Blijkens het EAB wordt klager in Finland, kort gezegd, verdacht van het medeplegen van het verkopen, distribueren, transporteren en importeren in Finland van grote hoeveelheden verdovende middelen (amfetaminen, XTC-pillen en LSD).
De Finse justitiële autoriteit heeft in het EAB onder (f) aangegeven:
“The case involves several other persons, who may not be necessarily reached simultaneously with the suspect. I request that the suspect will not be released during the procedure concerning his surrender, as there are grounds to believe that he will abscond or otherwise seek to avoid pre-trial investigation, trial or enforcing the sentence or trial. I request that the suspect will not be released during the procedure concerning his surrender, as there are grounds to believe that he will hinder the clarification of the matter by destroying, defacing, altering or concealing evidence or influencing a witness, an injured party an expert or an accomplice.
I request that his communication with other persons will be restricted during the time prior to enforcing his surrender, as there are grounds to believe that such contact would seriously endanger the purpose of his apprehension, arrest and pre-trial detention.”
De rechtbank leest in het EAB van de Finse autoriteiten onder (f) dat zij, kort gezegd, verzoeken beperkingen op te leggen. De rechtbank beschouwt dit dan ook als een rechtshulpverzoek in de zin van artikel 552h, tweede lid, Sv.