Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 oktober 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 23 januari 2014 en de daarin genoemde processtukken.
2.De feiten
“[titel]”(hierna: de editorial). In deze editorial wordt onder meer het artikel over “golddiggers” aangekondigd. Over [eiseres] wordt het volgende geschreven:
[vriendin] noemt, door [naam] verkracht in een van diens huizen. [eiseres] zou na afloop twee enveloppen met in totaal twintigduizend euro hebben ontvangen. Ka-ching! Toen [journalist], de journalist vanDe Pers
die [eiseres] hielp het land te verlaten, haar vroeg wat ze eigenlijk in [land] deed, verklaarde ze volgens hem dan ook recht in de prik: ‘Geld verdienen.‘ Dat [eiseres] het niet alleen makkelijk verdient, maar ook soepel uitgeeft, blijkt wel uit de creditcard afschriften van een ex-minnaar (een ‘succesvolle ondernemer’, tevens eigenaar van ’een website’) die naar onze redactie werden gestuurd. Hieruit blijkt dat mevrouw naar hartenlust met diens creditcard tekeerging. De tamtam beweert bovendien dat een bekende vastgoedinvesteerder uit ‘da hood’ de huur van haar appartement in Oud-Zuid betaalde, waarin volgens vriendin [vriendin] alleen een bed stond. Wij kunnen ons wel indenken wat voor wederdiensten er zoal van [eiseres] werden verlangd, en zeggen: [eiseres] leeft het leven van een golddiggerto the max.”
“[eiseres]”het volgende vermeld:
3.Het geschil
€ 250.000,--;
€ 75.000,-- , althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding voor de door eiseres geleden schade als gevolg van de onrechtmatige uitingen van [tijdschrift], te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.De beoordeling
Onrechtmatige uitlatingen
“…pikte….op in Londen…”,
“…of de beentjes daarna gespreid gingen… vertelt de mare niet, wel dat ze daarna blijven daten.”en
“…had … alleen geen gehoopte maagd te pakken…”, terwijl in het stuk in de uitgave van [datum] is vermeld:
“…dat geregeld op de – kuch – koffie bleek te gaan….”. [eiseres] ontkent dat zij en [naam] een affectieve c.q. seksuele relatie hebben gehad en stelt dat sprake was van een louter vriendschappelijke relatie. In het interview met het AD van[datum] (zie onder 2.10) heeft zij verklaard dat [naam] haar nooit heeft aangeraakt.
De vriendin verklaarde later in een interview met De Telegraaf …”en “
Toen een voormalige vriendin er tegenover De Telegraaf uitvoerig kond van deed…”.De rechtbank stelt vast dat [tijdschrift] met deze uitlatingen niet meer doet dan het weergeven van het relaas van [vriendin] in De Telegraaf. Het staat [tijdschrift] vrij om samen te vatten wat [vriendin] enkele maanden eerder aan De Telegraaf heeft verteld. Gesteld noch gebleken is dat er tussen het moment van het interview met [vriendin] in De Telegraaf en de gewraakte publicaties in [tijdschrift] feiten bekend zijn geworden die maken dat het verhaal van [vriendin] ongeloofwaardig of lasterlijk is. Integendeel: [eiseres] heeft het relaas van [vriendin] op meerdere punten (zoals het ondergaan van de bloedtest en de ontvangst van USD 20.000,-) bevestigd. In het stukje tekst in de inhoudsopgave vermeldt [tijdschrift] ten slotte als “sappige update” dat [eiseres] eind september 2011 is aangehouden op verdenking van mensenhandel. Dat is niet meer en minder dan een ten tijde van de publicatie bekend feit.
“Ah gossie!”) en dat zij de journalist [journalist] heeft geciteerd zonder zijn uitspraken bij [eiseres] te verifiëren. De rechtbank is het met [eiseres] eens dat de uitlating “Ah gossie!” misplaatst is, maar dat maakt haar nog niet onrechtmatig. Ten aanzien van het (zeer korte) citaat van [journalist] heeft te gelden dat er geen rechtsregel is die [tijdschrift] gebiedt een dergelijk citaat ter verificatie aan [eiseres] voor te leggen.
“… met wie ze het ruim twee jaar volhield in een knipperlichtrelatie.”Tussen partijen staat vast dat het hier gaat om [naam 2] en dat [eiseres] een relatie met hem heeft gehad. In de tekst over [eiseres] in het hoofdartikel schrijft [tijdschrift] over [naam 2], die geanonimiseerd wordt opgevoerd:
“Dat [eiseres] het niet alleen makkelijk verdient, maar ook soepel uitgeeft, blijkt wel uit de creditcard afschriften van een ex-minnaar (een ‘succesvolle ondernemer’, tevens eigenaar van ’een website’) die naar onze redactie werden gestuurd. Hieruit blijkt dat mevrouw naar hartenlust met diens creditcard tekeerging.”ontkent dat zij met de creditcard van [naam 2] tekeer is gegaan. [tijdschrift] heeft echter onweersproken gesteld dat [naam 2] creditcardafschriften aan [tijdschrift] heeft verstrekt en heeft toegelicht welke daarop vermelde uitgaven door [eiseres] zijn gedaan. Voor deze uitlatingen van [tijdschrift], die (in tegenstelling tot veel van de andere uitlatingen) als feiten worden gepresenteerd ([tijdschrift] gebruikt tweemaal
“blijkt”), geldt daarmee dat deze steun vinden in ten tijde van de publicatie van de tekst beschikbaar feitenmateriaal en derhalve niet onrechtmatig zijn. De verwijzing door [eiseres] naar een vonnis van 7 november 2012 in een procedure tussen haar en [naam 2] maakt dit niet anders. In die procedure heeft [naam 2] diverse geldvorderingen tegen [eiseres] ingesteld, maar geen vordering in verband met creditcardgebruik door [eiseres], zodat het belang daarvan onduidelijk is; en overigens dateert dit vonnis van ná de publicatie in [tijdschrift].
tamtam beweert … dat een bekende vastgoedinvesteerder uit ‘da hood’ de huur van haar appartement in Oud-Zuid betaalde, waarin volgens vriendin [vriendin] alleen een bed stond. Wij kunnen ons wel indenken wat voor wederdiensten er zoal van [eiseres] werden verlangd….”.In de tekst op de website schrijft [tijdschrift] dat [eiseres] “…
een Nederlandse vastgoedinvesteerder zo ver (had) gekregen haar gratis in een stulpje in Oud-Zuid te laten wonen…”.In de tekst in de inhoudsopgave geeft [tijdschrift] als “sappige update” dat “…
de ‘bekende Amsterdamse vastgoedondernemer’…”die [eiseres]
“…zo af en toe voor wat interfysieke gezelligheid…”bezocht, nu door [eiseres] zou worden gechanteerd. Daaraan is toegevoegd: “
Saillant detail: de man is getrouwd. Om de money supply gaande te houden, dreigde [eiseres] naar zijn vrouw te stappen en alles op te biechten. Deze afpersing is nog altijd gaande. Wordt dus vervolgd.”[eiseres] ontkent dat zij ooit een affectieve c.q. seksuele relatie met [vastgoedondernemer] heeft gehad, en heeft voorafgaande aan de comparitie een verklaring van [vastgoedondernemer] overgelegd, waarin deze dit bevestigt.
“De tamtam beweert…”), handelt zij daarmee niet onrechtmatig jegens [eiseres].
Deze afpersing is nog altijd gaande.”) wordt zonder enige terughoudendheid als feit gepresenteerd. Afpersing is een strafbaar feit en in dit kader een ernstige beschuldiging jegens [eiseres]. Het had, gelet op de ontkenning hiervan door [eiseres], op de weg van [tijdschrift] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit blijkt dat deze - ernstige - beschuldiging voldoende steun vindt in het ten tijde van de publicatie van de tekst beschikbare feitenmateriaal. [tijdschrift] heeft dit nagelaten en heeft slechts gesteld dat zij één bron had voor dit verhaal, te weten [vastgoedondernemer] zelf. Nog daargelaten de vraag of één bron in het onderhavige geval genoeg zou zijn voor de door [tijdschrift] voorgestane conclusie, heeft [tijdschrift] op dit punt geen bewijs aangeboden. Integendeel, [tijdschrift] heeft juist aangegeven dat [vastgoedondernemer] een en ander zeker niet zal willen bevestigen omdat hij later gebrouilleerd is geraakt met [tijdschrift] en hij er daarnaast belang bij heeft te zwijgen over een buitenechtelijke relatie. Derhalve wordt aan bewijsvoering niet toegekomen en neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de beschuldiging geen steun vindt in het ten tijde van de publicatie van de tekst beschikbare feitenmateriaal. Dit leidt tot het oordeel dat de uitlatingen in de inhoudsopgave over afpersing van [vastgoedondernemer] onrechtmatig zijn jegens [eiseres].
“…fotomodel annex sekswerkstertje…”. Het gaat hier, ondanks de kennelijke neerbuigende, spottende en badinerende toon van de tekst, om iets dat als feit wordt gepresenteerd, terwijl [tijdschrift] daar geen deugdelijke onderbouwing voor heeft. [tijdschrift] stelt dat uit het strafdossier blijkt dat [eiseres] volgens meerdere getuigen in het verleden werkzaam is geweest in de prostitutie en/of escort. Dat is echter, nog daargelaten de vraag of daarmee voor deze kwalificatie voldoende steun in het feitenmateriaal is te vinden, geen feit dat rechtvaardigt dat [tijdschrift] [eiseres] in het kader van deze rubriek zonder enige toelichting als
“sekswerkstertje”aanduidt. Deze uitlating is dan ook onrechtmatig jegens [eiseres].
Niks volksheldin, [eiseres] bleek een escortdame (foei!) en ook nog eens een mensensmokkelaar (schande!) te zijn.”) kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan als een spottende weergave van het publieke sentiment naar aanleiding van de verhalen die begin september 2011 en naar aanleiding van het relaas van [vriendin], in de media de ronde deden. Dat in de tussentijd de zaak tegen [eiseres] bij gebrek aan bewijs was geseponeerd, maakt niet dat [tijdschrift] dit sentiment niet meer op deze wijze mag weergeven. In het hoofdartikel en de overige gewraakte passages uit de uitgave van november 2011, wordt ook louter over prostitutie gesproken in de context van het verhaal van [vriendin] en de verdenking van mensenhandel (
“De vriendin verklaarde later in een interview met De Telegraaf dat ze onder valse voorwendselen door [eiseres] was meegelokt, om te worden ingezet voor prostitutie.”). Deze uitlatingen zijn, zoals hiervoor al overwogen, niet onrechtmatig. Het feit dat de drie andere dames die in het artikel (net als [eiseres]) in de categorie “Überdiggers” worden geplaatst volgens [tijdschrift] als escort werken dan wel een escortbureau runnen, is tenslotte evenmin onrechtmatig jegens [eiseres] nu dit op haarzelf geen betrekking heeft.
“Een half contingent [tijdschrift] 500-leden…”[naam] voor was geweest. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om een evidente overdrijving. Er is sprake van enige basis in de feiten; onbetwist is dat [eiseres] enkele (al dan niet louter vriendschappelijke) relaties heeft gehad met rijke mannen. In de context van de editorial staat het (de hoofdredacteur van) [tijdschrift] vrij om dat feit uit te vergroten en te overdrijven.
“de uitvreters van de moderne tijd”in de inhoudsopgave en de retorische vraag
Waarom een leven lang ploeteren voor die Rolex Daytona als je hem ook kunt krijgen/jatten van je ‘schatje’?”in de editorial) hebben niet specifiek betrekking op [eiseres] en zijn dus niet onrechtmatig jegens haar.
768,00(2 punten × tarief € 384,-)
5.De beslissing
€ 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 1 mei 2013,