ECLI:NL:RBAMS:2014:3094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2014
Publicatiedatum
30 mei 2014
Zaaknummer
C/13/563825 / KG ZA 14-520
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van containerwoningen door woningcorporatie wegens betalingsachterstand en overtredingen van de overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Rochdale en meerdere gedaagden, waaronder ouders en hun zonen. Rochdale vorderde ontruiming van containerwoningen die aan de gedaagden waren verhuurd, omdat er sprake was van een betalingsachterstand van meer dan zes maanden en overtredingen van de bewoningsovereenkomsten. De gedaagden, die eerder uit een reguliere woning waren ontruimd wegens overlast, waren in het kader van de 'Treiteraanpak' in de containerwoningen geplaatst. Rochdale had hen alternatieve woonruimte aangeboden onder de voorwaarde dat er geen overlast of betalingsachterstanden zouden zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overeenkomsten een gemengde overeenkomst waren, waarin het begeleidingselement overheerste, en dat de gedaagden hun verplichtingen niet waren nagekomen. De opzegging van de overeenkomsten door Rochdale werd als rechtsgeldig beschouwd, en de vordering tot ontruiming werd toegewezen. De rechter oordeelde dat de gedaagden binnen acht dagen moesten ontruimen en dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betalingsachterstanden en de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van afspraken in huur- en begeleidingsovereenkomsten, vooral in situaties waar begeleiding en ondersteuning zijn geboden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/563825 / KG ZA 14-520 CB/EB
Vonnis in kort geding van 30 mei 2014
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij gelijkluidende dagvaardingen van 6 mei 2014,
advocaat mr. J. Groenewoud te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F. de Jong te Amsterdam,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. T. de Heer te Amsterdam,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. T. de Heer te Amsterdam.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 16 mei 2014 heeft eiseres, verder te noemen Rochdale, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De verschenen gedaagden, hierna ook wel te noemen de vrouw en de zonen, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. De behandeling is geschorst in verband met een wrakingsverzoek, dat nog dezelfde dag is behandeld en afgewezen. Direct daarna is de behandeling hervat. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aan de kant van Rochdale aanwezig [naam 1] (bestuurder), [naam 2] (jurist), [naam 3] (temleider sociaal beheer) en [naam 4], met mr. Groenewoud. Aan de kant van gedaagden was de moeder aanwezig met mr. de Jong. Namens de zonen was mr. de Heer aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Rochdale heeft voorheen een woning aan de [adres] te Amsterdam verhuurd aan de niet verschenen gedaagde sub 1 (hierna ook wel: de man) en de vrouw (hierna samen ook wel te noemen: de ouders). Bij vonnis in voorlopige voorzieningen van 8 augustus 2013 heeft de kantonrechter te Amsterdam de ouders veroordeeld die woning te ontruimen in verband met structurele overlast die zij en hun inwonende kinderen en schoonzoon aan buurtbewoners veroorzaakten. Een executiegeschil heeft gedaagden niet mogen baten. Tegen het vonnis van de kantonrechter loopt nog een appèlprocedure.
2.2.
Gedaagden (de ouders en twee meerderjarige zonen) zijn opgenomen in de zogenaamde “Treiteraanpak”, een project van de gemeente Amsterdam (in samenwerking met onder meer woningcorporaties, justitie, Dienst Werk en Inkomen en verschillende andere hulpverlenende instanties) om intimidatie in de woonomgeving tegen te gaan. In het kader van de Treiteraanpak heeft Rochdale aan gedaagden alternatieve woonruimte aangeboden, in de vorm van twee containerwoningen aan de [adres 1] (voor de ouders) en [adres 2] (voor de zonen) te Amsterdam.
2.3.
Op 3 september 2013 heeft Rochdale met de ouders een zogenoemde “Bewoningsovereenkomst” gesloten en met de zonen een – met uitzondering van de te betalen vergoeding – identieke overeenkomst. Deze overeenkomsten bevatten voor zover hier van belang de volgende gemeenschappelijke bepalingen:
“(…)
IN AANMERKING NEMENDE DAT
(…)
D. (…) Deze wooncontainers zijn geplaatst met een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van maximaal twee jaar.
(…)
F. deze tijdelijke opvang bedoeld is ter overbrugging naar een mogelijke reguliere vervolgwoning welke bewoner zelf, middels inschrijving in Woningnet, dient te vinden;
G. Rochdale de wooncontainer uitsluitend tijdelijk aanbiedt en onder de voorwaarde dat er geen overlast en/of betalingsachterstanden zullen plaatsvinden en bewoner zijn volledige medewerking verleent aan de betrokken hulporganisaties en het Toezichtteam;
H. bewoner zich bewust is van de bijzondere en tijdelijke aard van deze overeenkomst en dat een beroep van bewoner op huur- of ontruimingsbescherming in strijd is met de bedoeling van partijen, de redelijkheid en goede trouw.
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN
Doel
1.1 (…)
Bewoner is zich bewust van de bijzondere en tijdelijke aard van deze overeenkomst en is ermee bekend dat bij niet naleving van de voorwaarden, zoals overlast veroorzaken of een betalingsachterstand laten ontstaan, Rochdale deze overeenkomst zal beëindigen. (…)
1.2
Het gebruik van de wooncontainer wordt aangeboden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat bewoner geen overlast veroorzaakt aan haar omgeving en haar medewerking verleent aan de betrokken hulporganisaties en het Toezichtteam.
1.3
Bewoner dient begeleiding te accepteren van de betrokken hulporganisaties en het Toezichtteam. Het Toezichtteam wordt gevormd door Rochdale, de gemeente Amsterdam, de politie, de betrokken hulporganisaties en zal controleren op naleving van de afspraken met de betrokken hulporganisaties en de naleving van deze overeenkomst. Het Toezichtteam kan aanwijzingen geven en afspraken met bewoner maken. Deze aanwijzingen en afspraken kunnen onder meer betrekking hebben op woonvaardigheden, financiën, dagbesteding en zorg. (…)
1.4
Bij beëindiging van deze overeenkomst dient bewoner de wooncontainer te verlaten. Aan bewoner zal geen vervangend onderkomen of een verhuiskostenvergoeding (danwel andere compensatie) worden aangeboden door Rochdale. (…)
Gebruiksperiode
2.1
De overeenkomst is aangegaan voor de duur van maximaal 2 jaar, ingaande op
4 september 2013 en lopende tot en met 3 september 2015. (…)
2.2 (…)
Rochdale kan deze overeenkomst alleen tussentijds opzeggen met een opzegtermijn van tenminste één kalendermaand, indien bewoner in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit deze overeenkomst (…)
2.3
Opzegging dient te geschieden per aangetekende brief. (…)
Vergoeding
5.1
Vanaf de ingangsdatum van de overeenkomst is bewoner maandelijks een bedrag verschuldigd. (…) Per kalendermaand bedraagt (…) de vergoeding (…) totaal (…)
(€ 525,00 voor de ouders en € 375,00 voor de zonen, vzr.).
5.2
De vergoeding dient bewoner maandelijks bij vooruitbetaling, uiterlijk op de eerste van iedere maand, te voldoen door middel van een automatische incasso. Bewoner draagt zorg voor voldoende saldo op deze rekening.
5.3
Gedurende de duur van deze overeenkomst dient bewoner inkomensbeheer te regelen met een daartoe bevoegde en door Rochdale als zodanig erkende instelling. (…)
Verplichtingen van bewoner
6.1
Bewoner is ermee bekend dat Rochdale de wooncontainer alleen tijdelijk aanbiedt onder de volgende voorwaarden:
(…)
  • (…) Bezoek van minderjarige kinderen is slechts toegestaan onder begeleiding van ouders of bevoegd gezag;
  • bewoner dient zorg te dragen voor behoorlijk onderhoud van de wooncontainer en de wooncontainer en de omgeving daarvan schoon te houden;
  • bewoner dient mee te werken aan begeleiding door de betrokken hulporganisatie en het toezicht van het Toezichtteam. Bewoner dient aanwijzingen van de betrokken hulporganisaties en het Toezichtteam op te volgen en hen toe te laten in de wooncontainer;
  • het is verboden het personeel van Rochdale, de betrokken hulporganisaties en de leden van het Toezichtteam uit te schelden, toe te schreeuwen, te bedreigen, intimideren, etc;
  • het houden van huisdieren is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Rochdale
(…)
6.6 (…)
partijen komen overeen dat een handelen in strijd met dit artikel Rochdale het recht geeft om deze overeenkomst te beëindigen.
2.4.
De Gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft zich garant gesteld voor de voldoening van de vergoedingen voor de maanden september en oktober 2013 voor beide containerwoningen, alsmede voor de voldoening van de administratiekosten. Gedaagden hebben daartoe op 3 september 2013 twee akten van schuldbekentenis ondertekend.
2.5.
Op 22 november 2013 heeft Rochdale aan de man een eindafrekening met betrekking tot de woning aan de [adres] gestuurd, met het verzoek om vóór
6 december 2013 een bedrag van € 7.631,06 aan haar over te maken. Bij deze eindafrekening is een overzicht van de volgens Rochdale uitgevoerde mutatie- en onderhoudswerkzaamheden gevoegd.
2.6.
Bij brief van 7 maart 2014 aan mr. De Heer heeft Rochdale, in reactie op een verzoek van gedaagden om een betalingsregeling voor de ontstane betalingsachterstand met betrekking tot beide containerwoningen te treffen, geantwoord:
“Uw verzoek om voor de adressen [adres 1] en [adres 2] een betalingsregeling te treffen, hebben wij besproken met de partners van de Treiteraanpak.
Wij hebben besloten geen betalingsregeling af te sluiten voor de beide adressen. Reden hiervoor is dat wij, gezien onze ervaring met de familie (…), er geen vertrouwen in hebben dat de afspraken zullen worden nagekomen.
In gesprekken die wij hebben gevoerd met mevrouw (…) werden de schulden, met name de openstaande vordering aangaande de mutatiekosten van de [adres] en de kosten die zijn gemaakt om het erf rondom de containerwoningen op te ruimen, niet erkend. Daarbij zijn de openstaande vorderingen, met name die voor de [adres 1], dermate hoog dat een spoedige afbetaling niet plausibel lijkt.”
2.7.
Bij vrijwel gelijkluidende brieven van 16 april 2014 aan de ouders en de zonen heeft Rochdale de overeenkomsten met betrekking tot beide containerwoningen opgezegd tegen 17 mei 2014. In de brieven, die persoonlijk zijn overhandigd en per gewone post zijn verzonden, staat voor zover hier van belang vermeld:
“(…) Hierbij verzoeken wij u uw betalingsachterstand (…)
binnen 5 dagenna heden te voldoen (…). Indien u niet voldoet aan bovenstaand verzoek c.q. sommatie, zullen wij onze advocaat opdracht geven zonder nadere aankondiging een ontruimingsprocedure op te starten. (…)
Opzegging
In verband met de (herhaaldelijke) overtreding van de bewoningsovereenkomst, zeggen wij hierbij de overeenkomst op. Artikel 2.2 van de overeenkomst bepaalt dat er een opzegtermijn geldt van één maand, zodat de opzegging wordt gedaan tegen 17 mei 2014. Ik verzoek u mij
binnen 5 dagenna heden schriftelijk te bevestigen dat u instemt met de opzegging en dat u uiterlijk op voornoemde datum de woning leeg, ontruimd, bezemschoon en onbeschadigd op zult leveren onder afgifte van de sleutels. (…)”
2.8.
Als productie 9 heeft Rochdale een overzicht van “Overtredingen en brieven inzake bewonersovereenkomst” overgelegd. In dat overzicht staan tientallen overtredingen van verschillende bepalingen uit beide bewonersovereenkomsten vermeld, daterend uit de periode van 10 september 2013 tot en met 14 februari 2014 en bestaand uit onder meer schade die aan de woningen is toegebracht, het uitschelden en bedreigen van medewerkers van het Toezichtteam en het niet meewerken aan controle en begeleiding.

3.Het geschil

3.1.
Rochdale vordert, kort gezegd:
De ouders te veroordelen de woning aan de [adres 1] te Amsterdam te ontruimen, op straffe van een dwangsom;
De zonen te veroordelen de woning aan de [adres 2] te Amsterdam te ontruimen, op straffe van een dwangsom;
De ouders hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van
€ 4.306,52 (betalingsachterstand gebruikskosten) te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede van een bedrag van € 525,00 per kalendermaand of een gedeelte daarvan met ingang van 1 juni 2014 tot aan de dag van ontruiming, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente;
4) De zonen hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van
€ 2.525,01 (betalingsachterstand gebruikskosten) te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede van een bedrag van € 375,00 per kalendermaand of een gedeelte daarvan met ingang van 1 juni 2014 tot aan de dag van ontruiming, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente;
5) De ouders hoofdelijk te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van
€ 7.500,00 (voorschot schadevergoeding) te vermeerderen met de wettelijke rente;
6) Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Rochdale ten grondslag, samengevat weergegeven, dat ten aanzien van beide woningen een aanzienlijke betalingsachterstand in de maandelijks verschuldigde gebruiksvergoeding is ontstaan. Daarnaast hebben gedaagden volgens Rochdale meermalen hun verplichtingen uit de bewoningsovereenkomsten geschonden. Dit alles is reden voor Rochdale geweest om de bewoningsovereenkomsten op te zeggen tegen 17 mei 2014. Rochdale stelt er een spoedeisend belang bij te hebben dat gedaagden de woningen ontruimen. Verder stelt Rochdale dat de ouders schade aan de huurwoning aan de [adres] hebben veroorzaakt, welke schade zij aan haar dienen te vergoeden.
3.3.
De verschenen gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een ontruimingsvordering is in kort geding toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij of zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
In september 2013 hebben gedaagden twee containerwoningen van Rochdale betrokken, nadat zij uit de eerder van Rochdale gehuurde woning waren ontruimd wegens overlast. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe de tussen partijen gesloten overeenkomsten moeten worden geduid. De vrouw en haar zonen menen dat sprake is van huurovereenkomsten, volgens Rochdale gaat het om een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 Burgerlijk Wetboek, met een bewonings- en een begeleidingselement. Op dit punt wordt het volgende overwogen.
4.3.
Bij een overeenkomst die tot zowel het bieden van begeleiding als woonruimte strekt, missen de wettelijke huurbepalingen – waaronder de huurbescherming – slechts toepassing, indien het begeleidingselement duidelijk overheerst. In dit geval staat vast dat het gezin in het kader van de zogenoemde Treiteraanpak onder begeleiding staat van onder meer de gemeente Amsterdam en verschillende hulpverlenende instanties. Niet betwist is dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond dat het gezin gedurende een periode van maximaal twee jaar zou worden begeleid en getraind om uiteindelijk weer zelfstandig in een reguliere huurwoning te kunnen gaan wonen. Dat volgt ook uit de tekst van de overeenkomst. Uit de stukken, met name het onder 2.8 genoemde overzicht, blijkt dat het gezin gedurende de gehele periode van bewoning nauwlettend is gemonitord en aangesproken op onwenselijk gedrag. De vrouw en de zonen hebben niet betwist dat de op dit overzicht genoemde incidenten zich hebben voorgedaan en evenmin dat zij daarop zijn aangesproken. Dit wijst op een sterk aanwezig begeleidingselement. Dat op de overeenkomsten de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte (versie 2009) van toepassing zijn verklaard, legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Op grond van het voorgaande is voorshands voldoende aannemelijk dat een bodemrechter de overeenkomst zal aanmerken als een gemengde overeenkomst, waarin het element van begeleiding overheerst.
4.4.
Dat de overeenkomsten onder invloed van een wilsgebrek tot stand zijn gekomen en daarom (partieel) vernietigbaar zijn, zoals de vrouw en de zonen hebben betoogd, is niet aannemelijk geworden. De omstandigheid dat zij de overeenkomsten hebben ondertekend omdat zij anders op straat zouden komen te staan, levert nog geen wilsgebrek op. Bovendien hebben de vrouw en de zonen niet de (gedeeltelijke) vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen, zodat het er vooralsnog voor wordt gehouden dat de overeenkomsten – in ieder geval ten tijde van de mondelinge behandeling op 16 mei 2014 – nog tussen partijen van kracht waren.
4.5.
Rochdale heeft beide overeenkomsten bij brieven van 16 april 2014 opgezegd tegen 17 mei 2014. De vrouw en de zonen stellen zich op het standpunt dat de opzegging voorwaardelijk is gedaan omdat Rochdale hen in de brief van
16 april 2014 heeft verzocht in te stemmen met de opzegging, maar hierin volgt de voorzieningenrechter hen niet. In de opzeggingsbrief staat immers met zoveel woorden te lezen:
…zeggen wij de overeenkomst hierbij op. Weliswaar is verderop in die brief verzocht om in te stemmen met de opzegging, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet dat verzoek worden gezien als een verzoek om te bevestigen dat de woningen uiterlijk op 17 mei 2014 leeg, ontruimd, bezemschoon, onbeschadigd en onder afgifte van de sleutel zullen worden opgeleverd.
4.6.
Niet betwist is dat de opzeggingsbrieven op 16 april 2014 in persoon bij de containerwoningen zijn afgegeven. Daarmee is voorshands aannemelijk geworden dat de brieven gedaagden op die datum hebben bereikt. De overeengekomen termijn van één kalendermaand is bij de opzegging in acht genomen en tegen de opzegging is niet geprotesteerd. Vooralsnog is dan ook aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn opgezegd tegen
17 mei 2014 en dat gedaagden de woningen uiterlijk per die datum moeten ontruimen.
4.7.
Maar ook als de overeenkomsten niet rechtsgeldig zouden zijn opgezegd, staat als onbetwist vast dat de betalingsachterstand voor de [adres 1] tot en met mei 2014 € 4.306,52 bedraagt en de betalingsachterstand voor de [adres 2] tot en met mei 2014 € 2.525,01. Dit betekent dat de ouders, van de negen maanden dat zij op nummer [adres 1] wonen, slechts voor één maand de overeengekomen vergoeding hebben betaald, en dat alleen omdat DWI die maand heeft voorgeschoten. De betalingsachterstand van de zonen is relatief gezien iets kleiner, maar beslaat toch ook meer dan zes maanden.
4.8.
De vrouw en de zonen voeren als verweer dat die betalingsachterstanden niet aan hen kunnen worden toegerekend. De vrouw heeft in dit verband aangevoerd dat zij en de man een gezinsuitkering ontvangen die aan de man wordt uitgekeerd. De man heeft ervoor gekozen die uitkering niet te gebruiken voor betaling van de maandelijkse woonvergoeding. Bovendien verblijft de man volgens de vrouw tijdelijk elders, omdat hun relatie onder druk staat, aldus de vrouw. Zij meent dat sprake is van overmacht.
Hierin volgt de voorzieningenrechter haar niet. Daargelaten dat de betalingsachterstand vrijwel direct na het betrekken van de woning is ontstaan, toen de man nog in de woning verbleef, geldt dat van de vrouw mocht worden verwacht dat zij de nodige maatregelen zou treffen om te bewerkstelligen dat de woonvergoeding zou worden betaald. Dat zij zich op dit punt enige inspanningen heeft getroost, is gesteld noch gebleken. Integendeel, uit de stukken blijkt dat zij zich steeds heeft verzet tegen het regelen van inkomensbeheer.
4.9.
De zonen hebben aangevoerd dat één van hen (gedaagde sub 3) gedurende een jaar geen uitkering heeft mogen ontvangen en dat de ander (gedaagde sub 4) niet in staat is de achterstand te voldoen omdat zijn uitkering voor een groot gedeelte wordt geïncasseerd door verschillende instanties, waarbij hij schulden heeft.
Daargelaten dat niet valt in te zien dat gedaagde sub 3 geen andere inkomsten dan een uitkering zou kunnen genereren, levert betalingsonmacht geen rechtens te respecteren verweer op. Dat de betalingsachterstanden niet aan de vrouw en zonen kunnen worden toegerekend, vermag de voorzieningenrechter dan ook niet in te zien.
4.10.
Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat een bodemrechter, indien van een rechtsgeldige opzegging geen sprake zou zijn, zal oordelen dat gedaagden de overeenkomsten op grove wijze hebben geschonden door bijna geen gebruiksvergoeding te betalen en dat dit ontbinding van de overeenkomsten en ontruiming van de woningen rechtvaardigt. Hetgeen partijen nog naar voren hebben gebracht over de (vermeende) schending door gedaagden van de andere tussen partijen gemaakte afspraken, behoeft bij deze uitkomst geen bespreking meer. Dat gedaagden door de ontruiming niet meer over een woning beschikken komt voor hun eigen rekening en risico. Aan hen is een kans geboden die niet veel andere mensen krijgen; dat zij die kans niet hebben gegrepen, kunnen zij alleen zichzelf verwijten.
4.11.
De verschenen gedaagden betwisten dat Rochdale een spoedeisend belang bij haar ontruimingsvordering heeft. Zij wijzen er daarbij op dat de zitting in het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter al over een maand zal plaatsvinden. Verder menen zij dat Rochdale oneigenlijk gebruik van deze kort gedingprocedure maakt. Volgens de verschenen gedaagden werken verschillende instanties al langere tijd met elkaar samen om de familie aan te pakken en uit Amsterdam te verwijderen. Rochdale laat zich daarbij als instrument gebruiken, aldus de verschenen gedaagden.
4.12.
Dit verweer wordt verworpen. Het hoger beroep dat over een maand zal worden behandeld heeft betrekking op de eerdere woning aan de [adres] en niet op de huidige woningen. Dat Rochdale oneigenlijk gebruik van deze kort gedingprocedure maakt, is vooralsnog niet aannemelijk geworden, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 tot en met 4.10 is overwogen. Gedaagden maken al meer dan een half jaar gebruik van de containerwoningen zonder daarvoor ook maar enige vergoeding te betalen. Van Rochdale kan niet worden gevergd dat zij deze situatie nog langer laat bestaan. Haar belang bij het vrijkomen van de containerwoningen weegt in dit geval zwaarder dan het belang van gedaagden bij een voortgezet verblijf in deze woningen.
4.13.
De slotsom is dan ook dat de ontruimingsvordering zal worden toegewezen. Er is onvoldoende grond voor het vaststellen van een terme de grâce, zoals verzocht door de vrouw en haar zonen, omdat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende uitzicht is op voldoende inkomsten om de betalingsachterstanden in te lopen. De vrouw en de zonen hebben erkend dat hun aanvragen van bijzondere bijstand om de betalingsachterstanden in te lopen op 15 mei 2014 zijn afgewezen.
4.14.
Een ontruimingstermijn van acht dagen komt redelijk voor. In dat verband is van belang dat niet betwist is dat er thans geen minderjarige kinderen meer in de containerwoningen wonen.
4.15.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden, omdat Rochdale ook de mogelijkheid heeft om met behulp van de sterke arm tot ontruiming van de woningen te komen.
4.16.
De gevorderde toekomstige gebruiksvergoedingen tot aan de ontruiming zullen worden toegewezen, evenals de gevorderde bedragen met betrekking tot de betalingsachterstanden. Bij deze nevenvoorzieningen heeft Rochdale eveneens een spoedeisend belang en het bestaan en de omvang van de betalingsachterstanden staan voldoende vast.
4.17.
Dat geldt niet voor het door Rochdale gevorderde voorschot van € 7.500,00 op de schadevergoeding. Tegenover de betwisting van deze vordering door de ouders is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de ouders gehouden zijn het gevorderde schadebedrag aan Rochdale te vergoeden. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.18.
De vordering tegen de man komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen in dezelfde zin als de vordering tegen de vrouw.
4.19.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rochdale worden begroot op:
- dagvaarding € 187,60 (2 x € 93,80)
- griffierecht 1.892,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.895,60

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde sub 1,
5.2.
veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te Amsterdam met al de hunnen en het hunne te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Rochdale te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 om aan Rochdale een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij niet aan de onder 5.2 uitgesproken ontruimingsveroordeling voldoen, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt gedaagden sub 3 en 4 om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 2] te Amsterdam met al de hunnen en het hunne te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Rochdale te stellen,
5.5.
veroordeelt gedaagden sub 3 en 4 om aan Rochdale een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij niet aan de onder 5.4 uitgesproken ontruimingsveroordeling voldoen, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk om aan Rochdale te betalen een bedrag van € 4.306,52 (vierduizenddriehonderdzes euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 6 mei 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk om aan Rochdale te betalen een bedrag van € 525,00 voor iedere kalendermaand of een gedeelte daarvan met ingang van 1 juni 2014 tot aan de dag der ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 525,00 vanaf telkens de eerste van de maand,
5.8.
veroordeelt gedaagden sub 3 en 4 hoofdelijk om aan Rochdale te betalen een bedrag van € 2.525,01 (tweeduizendvijfhonderdvijfentwintig euro en één eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 6 mei 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.9.
veroordeelt gedaagden sub 3 en 4 hoofdelijk om aan Rochdale te betalen een bedrag van € 375,00 voor iedere kalendermaand of een gedeelte daarvan met ingang van 1 juni 2014 tot aan de dag der ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 375,00 vanaf telkens de eerste van de maand,
5.10.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale tot op heden begroot op € 2.895,60,
5.11.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.type: eB