Op 28 mei 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, uitgeprocedeerde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, vroegen om maatschappelijke opvang. De verzoekers, die op dat moment opgevangen werden in de Havenstraat te Amsterdam, stelden dat zij kwetsbare personen zijn in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter oordeelde dat, voor zover de verzoekers tot een van de door verweerder omschreven groepen behoren, de opvang na 31 mei 2014 zal worden voortgezet. Voor verzoekers die niet tot deze groepen behoren, werd geoordeeld dat zij gehouden zijn aan de ondertekende Declaration, waarin staat dat de opvang eindigt op 31 mei 2014.
De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is om te concluderen dat verweerder het criterium voor kwetsbaarheid te strikt toepast. De verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de opvang voor de kwetsbare groepen zal worden voortgezet en dat de verzoekers die niet tot deze groepen behoren, niet in aanmerking komen voor verdere opvang. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging en de rol van de verzoekers in het aantonen van hun kwetsbaarheid.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak betreft een belangrijke overweging in het bestuursrecht met betrekking tot de opvang van kwetsbare groepen en de verantwoordelijkheden van de gemeente.