ECLI:NL:RBAMS:2014:3054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
AMS 14-2719, 14-2625, 14-2576, 14-2847, 14-2720, 14-2648, 14-2730, 14-2580, 14-2581, 14-2582, 14-2727, 14-2661, 14-2889, 14-2937, 14-3000 en 14-2631
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot voorlopige voorzieningen voor uitgeprocedeerde vreemdelingen in Amsterdam

Op 28 mei 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, uitgeprocedeerde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf, vroegen om maatschappelijke opvang. De verzoekers, die op dat moment opgevangen werden in de Havenstraat te Amsterdam, stelden dat zij kwetsbare personen zijn in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter oordeelde dat, voor zover de verzoekers tot een van de door verweerder omschreven groepen behoren, de opvang na 31 mei 2014 zal worden voortgezet. Voor verzoekers die niet tot deze groepen behoren, werd geoordeeld dat zij gehouden zijn aan de ondertekende Declaration, waarin staat dat de opvang eindigt op 31 mei 2014.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is om te concluderen dat verweerder het criterium voor kwetsbaarheid te strikt toepast. De verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de opvang voor de kwetsbare groepen zal worden voortgezet en dat de verzoekers die niet tot deze groepen behoren, niet in aanmerking komen voor verdere opvang. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging en de rol van de verzoekers in het aantonen van hun kwetsbaarheid.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak betreft een belangrijke overweging in het bestuursrecht met betrekking tot de opvang van kwetsbare groepen en de verantwoordelijkheden van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 14/2719, 14/2625, 14/2576, 14/2847, 14/2720, 14/2648, 14/2730, 14/2580, 14/2581, 14/2582, 14/2727, 14/2661, 14/2889, 14/2937, 14/3000 en 14/2631

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2014 in de zaak tussen

[naam 14],
[naam 1],
[naam 2],
[naam 3],
[naam 4],
[naam 5]
[naam 6],
[naam 7],
[naam 8],
[naam 9],
[naam 10]
[naam 11],
[naam 12],
[naam 13],
hierna samen te noemen: verzoekers,
allen te Amsterdam
(gemachtigden mr. W.G. Fischer en mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde mr. F.M.E. Schuttenhelm).

Procesverloop

Verzoekers hebben verzoeken ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Deze verzoeken hangen samen met de door verzoekers ingediende bezwaren tegen besluiten van verweerder van verschillende data.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 mei 2014.
Verzoekers [naam 9], [naam 7], [naam 1], [naam 14],[naam 8], [naam 6], [naam 11], [naam 12] en [naam 13] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens is namens verweerder verschenen [gemachtigde 1]. Voorts zijn de tolken Kamermans en M. Abdullahi verschenen.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2.
Verzoekers worden op dit moment feitelijk opgevangen in de Penitentiaire inrichting[gebouw]. Deze opvang eindigt op 31 mei 2014. Verzoekers dienen per die datum [gebouw] te verlaten.
3.
Verweerder beëindigt de opvang in [gebouw] omdat het tijdelijke opvang betreft. Ten behoeve van deze tijdelijke opvang van illegale vreemdelingen heeft de Gemeente Amsterdam een Gebruiksovereenkomst gesloten met het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Die Gebruiksovereenkomst eindigt op 30 juni 2014. Verweerder dient het pand op 1 juli 2014 gebruiksklaar op te leveren in verband met de herbestemming ervan. Verweerder verwacht daarvoor de maand juni nodig te hebben. Verweerder wijst er voorts op dat verzoekers allen een “Declaration for accomodation[gebouw]” (Declaration) hebben ondertekend. In de Declaration staat onder meer:
“… the mayor of Amsterdam has decided to prolong the period of shelter at the [gebouw] until May 31th 2014”.
4.
Verzoekers hebben verzocht voorlopige voorzieningen te treffen waarbij wordt bepaald dat verweerder gehouden is ook na 31 mei 2014 opvang aan verzoekers te bieden, al dan niet in de[straatnaam], alsmede een uitkering te verstrekken naar een van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers afgeleide norm.
5.1
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat op basis van een, deels nog uit te voeren, individuele beoordeling aan twee groepen personen ook na 31 mei 2014 opvang zal worden geboden. Het gaat ten eerste om personen die hebben aangegeven mee te willen werken aan terugkeer naar hun land van herkomst en die nog een paar weken de tijd nodig hebben om dat te regelen. De tweede groep ten aanzien waarvan verweerder heeft toegezegd nog een langere periode opvang te bieden, betreft personen waarvan is vastgesteld dat zij kwetsbaar zijn in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet hierop is verweerder bezig om de daarvoor in aanmerking komende in [gebouw] verblijvende personen medisch te laten screenen teneinde te kunnen vaststellen of sprake is van bedoelde kwetsbaarheid. Verweerder verwacht dat voor deze twee groepen nog tot maximaal 15 juni 2014 opvang in [gebouw] kan worden geboden. Als voor personen uit deze twee groepen nog langer opvang nodig is, zal naar een andere locatie worden gezocht. Voor de personen die niet onder voornoemde groepen vallen, eindigt de door verweerder geboden opvang in [gebouw] op 31 mei 2014.
5.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de hiervoor weergegeven werkwijze van verweerder geen aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorzieningen. Voor zover verzoekers behoren tot één van de onder 5.1 omschreven groepen, blijkt uit verweerders toelichting dat de opvang ook na 31 mei 2014 zal worden gecontinueerd. Voor zover verzoekers niet tot een van deze groepen behoren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers gehouden kunnen worden aan de door hen ondertekende Declaration, waarin expliciet is opgenomen dat de geboden opvang eindigt op 31 mei 2014.
6.1
Verzoekers hebben aangevoerd dat de opvang dient te worden gecontinueerd los van de door verweerder aangekondigde screening, omdat het door verweerder toegepaste criterium – de ziekenboegindicatie – bij de toetsing of sprake is van kwetsbaarheid in de zin van artikel 8 EVRM te strikt is.
6.2
Niet in geschil is dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat sprake kan zijn van bedoelde kwetsbaarheid in het geval uit medische stukken blijkt dat een betrokkene substantieel wordt bedreigd in zijn of haar fysieke en psychische gezondheid indien hij of zij verstoken blijft van (maatschappelijke) opvang. Uit deze rechtspraak volgt eveneens dat het op de weg van betrokkene ligt om met een begin van bewijs te komen voor een geslaagd beroep op het bijzondere recht op bescherming ingevolge artikel 8 EVRM. Verweerder heeft aangekondigd dat op basis van de voorhanden zijnde, en eventueel nog van de behandelend sector nader te verkrijgen informatie, zal worden bezien of betrokkenen kwetsbaar zijn in de zin van artikel 8 van het EVRM en vervolgens of zij in aanmerking dienen te komen voor opvang door verweerder. Daarbij heeft verweerder gesteld dat het bij deze opvang – in tegenstelling tot wat de term ziekenboegindicatie doet vermoeden – niet alleen gaat om verpleegzorg of ziekenhuisopname, maar dat het ook om andersoortige, op de individuele situatie van een betrokkene afgestemde opvang of voorzieningen kan gaan. Nu deze beoordeling voor verzoekers nog dient plaats te vinden, en het resultaat daarvan naar verwachting in een beslissing op de bezwaren van verzoekers zal worden vervat, kan vooralsnog niet tot de conclusie worden gekomen dat verweerder het te hanteren criterium ten aanzien van verzoekers te strikt toepast. Nu er tevens hangende het voor deze beoordeling benodigde onderzoek opvang zal worden geboden, ziet de voorzieningenrechter, zoals reeds is overwogen, geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorzieningen

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bosman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.
de griffier
de voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB
Coll: MB