In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bakker Beheer Groep BV en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurde. De eiser, Bakker Beheer, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die was ontstaan. De gedaagde had sinds februari 2011 de bedrijfsruimte gehuurd, maar had een huurachterstand van in totaal € 6.917,68 laten ontstaan tot en met november 2013. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met zijn betalingsverplichtingen, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter benadrukte dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden bij een tekortkoming van de huurder, tenzij deze tekortkoming als gering kan worden gekwalificeerd. In dit geval was de huurachterstand te groot om als gering te worden beschouwd.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, waarbij de kantonrechter opmerkte dat de ontruiming door een deurwaarder diende te geschieden, en niet door de verhuurder zelf. De kantonrechter gaf ook een uitleg over de boeteclausule in de algemene huurvoorwaarden, waarbij werd vastgesteld dat de boete van 2% per maand over de huurachterstand correct was berekend, maar dat de minimumboete van € 300,00 niet voor elke maand huurachterstand kon worden geëist. Dit leidde tot een aanpassing van de gevorderde boete. De gedaagde werd verder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de contractuele rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Bakker Beheer direct kon overgaan tot uitvoering van de uitspraak.