In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 april 2014, wordt de rechtspositie van eiser, een ambtenaar, behandeld in het kader van zijn ontslag en schorsing wegens plichtsverzuim. Eiser was in dienst bij de stichting Amstelwijs en had zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door niet te voldoen aan de instructies van zijn werkgever, die hem had opgedragen niet op het werk te verschijnen. De rechtbank behandelt drie zaken die verband houden met de waarschuwing, schorsing en ontslag van eiser. De rechtbank oordeelt dat de officiële waarschuwing, gegeven op 6 juli 2011, een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat eiser hiertegen rechtsmiddelen kan aanwenden. De rechtbank concludeert dat de waarschuwing terecht is gegeven, omdat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door zijn werkzaamheden als MR-voorzitter te hervatten zonder toestemming van de bedrijfsarts.
Daarnaast wordt het schorsingsbesluit van 15 juli 2011 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de schorsing gerechtvaardigd was, omdat eiser in strijd met de instructies van zijn werkgever handelde door op het werk te verschijnen en het visiedocument te verspreiden. Eiser had zich niet aan de voorschriften gehouden, wat leidde tot de conclusie dat de schorsing proportioneel was.
Ten slotte wordt het ontslag van eiser behandeld. De rechtbank oordeelt dat het ontslag terecht is verleend op basis van plichtsverzuim. Eiser had zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan grievende uitlatingen en had de integriteit van zijn leidinggevenden in twijfel getrokken. De rechtbank concludeert dat de sanctie van ontslag niet onevenredig is, gezien de ernst van de gedragingen van eiser. De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen de bestreden besluiten ongegrond, met uitzondering van het beroep tegen het tweede besluit, dat niet-ontvankelijk wordt verklaard.