In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en een makelaarsbedrijf, aangeduid als [bedrijf]. De huurder had in juli 2011 een huurwoning gevonden via de website van [bedrijf] en had een huurovereenkomst gesloten met de verhuurder, [verhuurder]. Bij de totstandkoming van deze huurovereenkomst had [bedrijf] een bedrag van € 1.130,50 aan bemiddelingskosten in rekening gebracht bij de huurder, die dit bedrag had voldaan. De huurder vorderde echter terugbetaling van dit bedrag, stellende dat hij onverschuldigd had betaald, omdat hij geen opdrachtgever van [bedrijf] was en de makelaar geen recht had om bemiddelingscourtage bij hem in rekening te brengen.
De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf] geen recht had op de in rekening gebrachte bemiddelingscourtage, omdat de huurder in dit geval niet als opdrachtgever kon worden aangemerkt. De rechter verwees naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 7:417, dat bepaalt dat een makelaar geen recht heeft op loon van de huurder als deze niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt. De kantonrechter concludeerde dat de huurder in dit geval een natuurlijk persoon was die de opdracht had verstrekt voor privédoeleinden, en dat de woning een zelfstandige woning betrof.
De rechter verklaarde het beding dat de huurder een bedrag aan [bedrijf] verschuldigd was, nietig op grond van artikel 7:264 lid 2 BW, dat bepaalt dat een beding dat een niet redelijk voordeel voor een derde met zich meebrengt, nietig is. De kantonrechter wees de vordering van de huurder toe en veroordeelde [bedrijf] tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van de huurder toegewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier.