ECLI:NL:RBAMS:2014:2748
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring van twee besloten vennootschappen wegens gebrek aan baten
Op 25 april 2014 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam tot faillietverklaring van twee besloten vennootschappen, hierna aangeduid als [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Beide vennootschappen zijn statutair gevestigd in Amsterdam en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Tijdens de zitting op 29 april 2014 is er een vertegenwoordiger van de vennootschappen gehoord. Vastgesteld is dat beide vennootschappen niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, wat voldoet aan de eisen van de Faillissementswet voor een eigen aangifte tot faillissement.
De rechtbank heeft echter moeten toetsen of er enige baten aanwezig zijn die onder de crediteuren verdeeld kunnen worden. Het is gebleken dat [bedrijf 1] een schuld heeft aan [bedrijf 2] van € 196.988,00 en [bedrijf 2] een schuld aan [bedrijf x] van € 66.000,00. Beide vennootschappen hebben geen bezittingen, geen vorderingen op debiteuren, geen personeel en geen eigen bedrijfsruimte. De activiteiten zijn al geruime tijd voor de aangifte gestaakt.
De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] over baten beschikken. Volgens artikel 2:19 lid 4 BW had er een besluit tot ontbinding van de vennootschappen moeten worden genomen. De rechtbank oordeelt dat het indienen van een eigen aangifte tot faillissement in deze situatie misbruik van recht is, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de vennootschappen en het belang van een curator. De rechtbank verwacht dat de curator het faillissement snel zal voordragen voor opheffing wegens gebrek aan baten, wat de schuldenlast verder zal verhogen.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.