ECLI:NL:RBAMS:2014:2748

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
C/13/563747 / FT EA 14/188 en C/13/563748 / FT EA 14-189
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring van twee besloten vennootschappen wegens gebrek aan baten

Op 25 april 2014 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam tot faillietverklaring van twee besloten vennootschappen, hierna aangeduid als [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. Beide vennootschappen zijn statutair gevestigd in Amsterdam en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Tijdens de zitting op 29 april 2014 is er een vertegenwoordiger van de vennootschappen gehoord. Vastgesteld is dat beide vennootschappen niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, wat voldoet aan de eisen van de Faillissementswet voor een eigen aangifte tot faillissement.

De rechtbank heeft echter moeten toetsen of er enige baten aanwezig zijn die onder de crediteuren verdeeld kunnen worden. Het is gebleken dat [bedrijf 1] een schuld heeft aan [bedrijf 2] van € 196.988,00 en [bedrijf 2] een schuld aan [bedrijf x] van € 66.000,00. Beide vennootschappen hebben geen bezittingen, geen vorderingen op debiteuren, geen personeel en geen eigen bedrijfsruimte. De activiteiten zijn al geruime tijd voor de aangifte gestaakt.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] over baten beschikken. Volgens artikel 2:19 lid 4 BW had er een besluit tot ontbinding van de vennootschappen moeten worden genomen. De rechtbank oordeelt dat het indienen van een eigen aangifte tot faillissement in deze situatie misbruik van recht is, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de vennootschappen en het belang van een curator. De rechtbank verwacht dat de curator het faillissement snel zal voordragen voor opheffing wegens gebrek aan baten, wat de schuldenlast verder zal verhogen.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaak-/rekestnummer: C/13/563747 / FT EA 14/188 en C/13/563748 / FT EA 14/189
uitspraakdatum: 29 april 2014

Afwijzing faillietverklaring

Ter griffie van deze rechtbank is op 25 april 2014 een verzoekschrift, met bijlagen,
strekkende tot het doen van aangifte tot faillietverklaring, ingekomen van:
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder [nummer],
statutair gevestigd Amsterdam,
vestigingsadres: [adres],
en
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 2],
handelend onder de naam [bedrijfsnaam],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder [nummer],
statutair gevestigd Amsterdam,
vestigingsadres: [adres].
Namens vennootschappen is ter terechtzitting van 29 april 2014 gehoord
[naam].
Vast staat dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (hierna; [bedrijf 1] en [bedrijf 2]) niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. In zoverre is voldaan aan de in de Faillissementswet gestelde eis om op eigen aangifte in staat van faillissement te kunnen worden verklaard. Het faillissement is een liquidatieprocedure ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Getoetst dient daarom te worden of er (enige) baten aanwezig zijn die onder de aanwezige crediteuren verdeeld zouden kunnen worden.
[bedrijf 1] heeft een schuld aan [bedrijf 2] van € 196.988,00. [bedrijf 2] heeft een schuld aan [bedrijf x] van € 66.000,00. Daarnaast hebben beide vennootschappen diverse andere schulden bij ondermeer de Belastingdienst, [bedrijf y] en ABN-AMRO. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben geen bezittingen, geen vorderingen op debiteuren, er is geen personeel in dienst en er is geen eigen bedrijfsruimte. De activiteiten zijn geruime tijd voorafgaande aan het faillissement gestaakt.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die aannemelijk maken dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] over baten beschikken. Er had daarom ex artikel 2:19 lid 4 BW een besluit tot ontbinding van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] moeten worden genomen. Het doen van een eigen aangifte faillissement levert in deze situatie misbruik van recht op. Er is immers een onevenredigheid tussen het gestelde belang bij de eigen aangifte van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] enerzijds, en het belang van een te benoemen curator anderzijds, om verschoond te blijven van een benoeming in een faillissement, waarbij op voorhand vaststaat dat alle kosten voor rekening van de curator zullen komen. Te verwachten is dat de curator in verband met de faillissementskosten het faillissement zo snel mogelijk zal voordragen voor opheffing wegens gebrek aan baten, waarbij de schuldenlast van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] in verband met de faillissementskosten nog verder zal toenemen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afwijzen.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.E. Geradts en in raadkamer uitgesproken op
29 april 2014 te 09:45 uur.