Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
"op grond van de bevindingen van deze visuele inspectie wordt geconcludeerd dat de geïnspecteerde ruimte of oppervlakte WEL vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen". [7]
“de geïnspecteerde ruimte WEL vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen”. De rapportage is ook ondertekend door [medeverdachte], die als DTA-er verantwoordelijk was voor de gang van zaken op het sloopterrein inzake de asbestverwijdering. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij verantwoordelijk voor de inhoud van de voornoemde rapportage is en dat hij het ‘gewoon fout heeft gedaan’.
“deze flat is geheel vrij van asbest en is vrijgegeven door [bedrijf E]”.
(de rechtbank begrijpt: [bedrijf C])zijn verwijderd. [12]
“gehele flat blok binnen en buiten voor- en achterzijde”. Verdachte kan daarmee niet anders hebben verklaard dan dat zich ten tijde van de door hem uitgevoerde inspectie in de gehele [flat A] geen zichtbaar of geïnventariseerd asbest meer bevond. Naast de rapportage visuele inspectie heeft verdachte ook vijf rapportages eindcontrole na asbestverwijdering opgesteld. [13] Ieder rapport ziet op een gedeelte van de [flat A] dat in containment is gesaneerd. Tezamen zien zij op alle ruimtes in de [flat A] die in containment zijn gesaneerd en nadien geïnspecteerd. De conclusie van al deze rapportages luidt dat de geïnspecteerde ruimte zonder beschermende middelen kan worden betreden.
“verwijderd materiaal”zijn opgenomen, blijkt uit de opmerking
“voor overige gesaneerde materialen zie inventarisatie”dat deze inspectie op
allein de inventarisatierapporten genoemde asbesthoudende toepassingen ziet. Daarnaast kan de zinsnede
“gehele flat blok binnen en buiten, voor- en achterzijde”bezwaarlijk anders gelezen worden dan dat
alleruimtes, zowel binnen als buiten, van de flat zijn geïnspecteerd. Op grond van de conclusies uit de rapporten, in het bijzonder de rapportage visuele inspectie, mag ervan uitgegaan worden dat al het (geïnventariseerde) asbest is gesaneerd. Dat is het startsein dat men met de volgende fase kan beginnen: de voorsloop. De rapportage visuele inspectie had dus wel degelijk een bewijsbestemming ten aanzien van alle geïnventariseerde asbest. De rechtbank verwerpt het verweer.
“vert.(de rechtbank begrijpt: vertegenwoordiger)
opdrachtgever (DTA)”. Die laatste toevoeging – (DTA) – doet sterk vermoeden dat [medeverdachte] heeft getekend uit hoofde van zijn deskundigheid als DTA-er en niet, zoals [medeverdachte] heeft verklaard, slechts
“voor gezien”. Het behoort bovendien tot de kerntaak van een DTA-er zelfstandig een inspectieronde te maken en zichzelf op die manier ervan te vergewissen dat het saneringswerk correct is uitgevoerd. Pas daarna dient hij een analist in te schakelen voor inspectie. Dat heeft [medeverdachte] nagelaten. [14] Door desondanks het inspectierapport (mede) te ondertekenen, heeft [medeverdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inhoud van dat rapport vals was.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
1 (een) maand.
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis van 60 (zestig) dagen zal worden toegepast, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.