ECLI:NL:RBAMS:2014:2540

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
C/13/559491 / KG ZA 14-228 SP/TF
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het transparantie- en gelijkheidsbeginsel in aanbestedingsprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BOUWBEDRIJF [X] B.V. (eiseres) en de stichting DE STICHTING VOOR OPENBAAR PRIMAIR ONDERWIJS AMSTERDAM WEST BINNEN DE RING (AWBR, gedaagde). Eiseres vorderde dat AWBR de voorlopige gunning van een aanbesteding voor bouwkundige werkzaamheden aan de Tijl Uilenspiegelschool zou intrekken en de opdracht opnieuw zou aanbesteden. De zaak draait om de vraag of AWBR de aanbestedingsprocedure correct heeft uitgevoerd, met name of de gunningscriteria duidelijk waren gecommuniceerd en of het transparantie- en gelijkheidsbeginsel is geschonden.

Tijdens de procedure heeft eiseres gesteld dat AWBR in de selectieleidraad had aangegeven dat de gunning zou plaatsvinden op basis van het gunningscriterium Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI), waarbij een plan van aanpak van belang zou zijn. Eiseres voerde aan dat de inschrijving van HBB ongeldig was omdat zij geen plan van aanpak had ingediend. AWBR daarentegen stelde dat het EMVI-criterium was komen te vervallen en dat de gunning op basis van de laagste prijs zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat AWBR niet duidelijk had gecommuniceerd dat het gunningscriterium was gewijzigd en dat eiseres er op mocht vertrouwen dat de in de selectieleidraad vermelde criteria van toepassing waren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het transparantie- en gelijkheidsbeginsel was geschonden en dat een heraanbesteding gerechtvaardigd was. AWBR werd opgedragen om de opdracht opnieuw aan te besteden en werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan eiseres. Tevens werd AWBR in de proceskosten veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in aanbestedingsprocedures en de naleving van de beginselen van aanbestedingsrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/559491 / KG ZA 14-228 SP/TF
Vonnis in kort geding van 25 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF [X] B.V.,
gevestigd te Epe,
eiseres bij dagvaarding van 18 februari 2014,
advocaat mr. P.F.M. Verstegen te Heilig Landstichting,
tegen
de stichting
DE STICHTING VOOR OPENBAAR PRIMAIR ONDERWIJS AMSTERDAM WEST BINNEN DE RING,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van Vliet te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en AWBR worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 11 maart 2014 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. AWBR heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres]: [eiseres] (algemeen directeur) met mr. Verstegen,
aan de zijde van AWBR: [medewerker M] (adviseur huisvesting bij AWBR), [Z], hierna [Z] (van Premark advies & architectuur, hierna Premark) met mr. Van Vliet.

2.De feiten

2.1.
AWBR vormt het schoolbestuur van 17 basisscholen in het Amsterdamse stadsdeel West.
2.2.
AWBR heeft een nationale openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor het verrichten van bouwkundige werkzaamheden ter zake de uitbreiding/verbouwing van de openbare Tijl Uilenspiegelschool aan de Tijl Uilenspiegelstraat 11 in Amsterdam (hierna de opdracht).
2.3.
Op de aanbestedingsprocedure is het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (hierna ARW 2005) van toepassing.
2.4.
De aanbesteding is namens en voor rekening van de aanbestedende dienst AWBR begeleid door Premark, een bouwkundig adviesbureau. [Z] van Premark heeft de aanbesteding feitelijk begeleid.
2.5.
Aan de gunningsfase is een selectiefase voorafgegaan. Daarbij zijn drie partijen geselecteerd, waaronder [eiseres] en [Y] Bouw B.V. (hierna HBB). [eiseres] is een bouwbedrijf dat zich richt op zowel nieuwbouw als renovatie en restauratie van utiliteitsbouwwerken en verbouwingen van particuliere woningen en projectontwikkeling.
2.6.
In de selectieleidraad van 10 april 2013, die ten behoeve van de aanbesteding is opgesteld, staat voor zover van belang het volgende:
1 Algemene gegevens
Deze selectieleidraad is opgesteld ten behoeve van de aannemersselectie. AWBR is voornemens om een 3-tal aannemers uit te nodigen voor het geven van een visie, voorlopig ontwerp en het doen van een offerte. Deze aannemersselectie is verdeeld in 2 fases; respectievelijk de selectie- en de gunningsfase. Ten behoeve van de selectiefase wordt het project omschreven, de ambities, de te doorlopen procedures, de uitsluitingsgronden en minimumeisen.
In de 2e fase, de gunningsfase, worden de nadere gunningseisen gedefinieerd. (…)
1.1
Projectomschrijving
Het voornemen van de opdrachtgever is om in het bestaande schoolgebouw uit te breiden met circa 1300 m2 BVO, met name op de verdieping. Om een beeld te vormen van de omvang van het project is er in de bijlage (bijlage A4) zowel een plattegrond van de bestaande als nieuwe situatie bijgevoegd. Deze tekeningen zijn een weergave van het goedgekeurde schetsplan. Het te realiseren ontwerp mag, en kan afwijken van dit voorstel. (…)
1.6
Programma van eisen
Het ruimtelijk programma van eisen is bijgesloten bij deze leidraad - bijlage A3
1.7
Financieel kader
Indicatieve bouwsom
De totale aanneemsom, inclusief installatiekosten, worden geraamd op
€ 1.600.000,-exclusief BTW, architect, bouwmanagement, kosten adviseurs constructie, adviseur installaties en legeskosten bouwvergunning.
1.8
Beoogde planning
Fase selectie de maand maart 2013
Fase gunning De maanden april/mei 2013
Fase bouwvoorbereiding mei - juni 2013
Start bouw Juli 2013
Oplevering / Ingebruikname juni 2014 (…)
3.1
Aanbestedingsprocedure
Het doel van deze leidraad is om een beeld te geven van de aard en de omvang van het project. De door de opdrachtgever gehanteerde gunningmethode is er op gericht om 3 partijen te selecteren via een nationale openbare aanbestedingsprocedure. Deze partijen moeten in staat zijn de opdracht optimaal in te vullen. De selectie vindt plaats aan de hand van de criteria zoals aangegeven in dit document. De ontvangen aanmeldingen worden getoetst op de aanmeldingsvoorwaarden (paragraaf 4.1), uitsluitingsgronden en minimumeisen (paragraaf 4.2.1 en 4.2.2), het ingevulde formulier (bijlage 5) met een opstelling van de investeringskosten. (…)
3.2
Gunningsfase
De geselecteerde gegadigden worden uitgenodigd om deel te nemen aan de gunningsfase. In de gunningsfase worden zij gevraagd een aanbieding te doen in de vorm van een inschrijving. In de gunningsfase wordt het project gegund op basis van het gunningscriterium Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI), waarbij een beoordeling plaatsvindt op basis van vooraf gestelde gunningscriteria. Bij de beoordeling zal een plan van aanpak, waarin de inschrijvende partij geacht wordt haar visie op het project en de te volgen werkwijze toe te lichten, van belang zijn. De beoordeling van de inschrijvingen dient te leiden tot de selectie van een partij aan wie de opdracht wordt gegund. (…)
4.3.1 Aanwijzingen ten aanzien van het invullen en indienen van bijlage 5
Bijlage 5 (staart- en indirecte kosten) moet volledig ingevuld worden. Alle bedragen zijn in euro. Het betreft een Excel sheet versie 2007. De tekst van bijlage 5 mag niet worden aangevuld noch gewijzigd. (…) De ingevulde bedragen en percentages zijn bindend voor de selectie- en gunningsfase. (…)
2.7.
Twee van de drie geselecteerde partijen, [eiseres] en HBB, hebben daadwerkelijk ingeschreven. In een brief van 7 januari 2014 van Premark aan [eiseres] staat voor zover van belang het volgende:
Hierbij nodigen wij u uit voor de aanbesteding voor bovengenoemd project.
De aanwijzing is vastgesteld op woensdag 15-01-2014 om 13.30 uur op de school gelegen op bovengenoemd adres. Vragen kunnen tot vrijdag 17 januari 2014 9.00 uur per mail worden ingediend bij Premark (…). De nota van inlichtingen wordt periodiek gestuurd op basis van de gestelde vragen en definitief gestuurd op zaterdag 18 januari 2014 om 14.00 uur.
De inschrijving is vastgesteld op maandag 28 januari 2014 om 10.00 uur op het kantoor van Premark (…). U mag bij de aanbesteding aanwezig zijn.
2.8.
In de nota van inlichtingen van 17 januari 2014 wordt als antwoord op vraag 10 (
Gefaseerde uitvoering) vermeld dat het werk gefaseerd wordt uitgevoerd, waarbij de eerste fase de linkerzijde van het gebouw tot aan de bestaande hoogbouw is en, na inhuizing in dit gedeelte, een aanvang wordt genomen met fase 2 - de rest -. Voor de inhuizing van fase is gerekend met 1 week, aldus het antwoord.
2.9.
Bij inschrijfbiljet van 30 januari 2014 heeft [eiseres] op het werk ingeschreven. Op dit biljet staat voor zover van belang het volgende:
(…)
bestek 12.85.67 aanwijzing ter plaatse (…)
nota(s) van wijzigingen 2 stuks
aan te nemen voor
een bedrag, de
omzetbelasting daarin
niet begrepen, van: € 1.754.800,00
(…)
De inschrijver verklaart deze aanbieding te doen overeenkomstig de bepalingen van het Aanbestedingsregelement Werken 2005 met in achtneming van de bepalingen en gegevens zoals deze zijn omschreven in de aankondiging, in het bestek, de eventuele nota’s van inlichtingen en het eventuele proces-verbaal van aanwijzing. (…)
2.10.
HBB heeft op 30 januari 2014 met een bedrag van € 1.662.500,00
ingeschreven.
2.11.
In een brief van 3 februari 2014 van Premark aan [eiseres] staat voor zover van belang het volgende:
Wij hebben alle stukken nauwkeurig bestudeerd en komen tot de volgende conclusies:
- HBB is de laagste inschrijver; de inschrijving valt niet binnen het budget, er is een overschrijding geconstateerd van 200.000,- inclusief de BTW
- Alle partijen hebben de percentages gehanteerd zoals ook gebruikt bij de voorselectie.
(…)
- [eiseres] bv. Heeft een plan van aanpak ingeleverd, HBB niet. E.e.a. is duidelijk geworden doordat HBB ter plaatse heeft besloten om de open begroting ter inzage te geven, ondanks dat dit bestekmatig geen voorwaarde was voor de aanbesteding.
- HBB heeft inmiddels zijn Plan van Aanpak bij de aanbestedende dienst ingeleverd.
[eiseres] is van mening dat het plan van aanpak onderdeel is van de aanbesteding.
Met het doorlezen van alle stukken moeten wij concluderen dat in de voorselectie
inderdaad gemeld is dat de gunningsfase sprake zou zijn van een EMVI aanbesteding. In de
gunningsfase is daar niet meer naar gerefereerd en er is door de aanbestedende dienst ook geen
verzoek uitgegaan om een plan van aanpak bij de aanbesteding in te leveren. In de selectiefase is in
de leidraad omschreven dan de gunningscriteria in de gunningsfase worden bepaald.
Tijdens de diverse vragenrondes zijn er geen vragen gesteld over de gunningsvoorwaarden die van
toepassing zouden zijn bij de aanbesteding. In het bestek staat niets over het indienen van andere
bescheiden. Het plan van aanpak zou ook, bij beoordeling, niet leiden tot een andere uitslag van de
aanbesteding. Daarmee trekt Premark de conclusie dat zij de gunning ten gunste van HBB kan laten
uitvallen. In deze zou het niet gunnen van de werkzaamheden aan HBB ook betekenen dat wij, om
budgettaire redenen, voor een gewijzigd plan, moeten gaan en daarmee een nieuwe aanbesteding
zouden moeten organiseren. Wij adviseren onze opdrachtgever om het werk aan HBB te gunnen met
een inspanningsverplichting om tot een bezuiniging van 100.000,- euro exclusief BTW te komen.
(…)
2.12.
De opdracht is nog niet gegund aan HBB.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat -:
primair:
AWBR op straffe van een dwangsom te gebieden de voorlopige gunning als bedoeld in de brief van Premark van 3 februari 2014 in te trekken,
AWBR op straffe van een dwangsom te gebieden om, voor zover zij de opdracht nog wenst te gunnen, de opdracht tot realisatie van de uitbreiding van de Tijl Uilenspiegel school in Amsterdam definitief te gunnen aan [eiseres],
AWBR op straffe van een dwangsom te verbieden de opdracht aan een ander dan [eiseres] te gunnen,
subsidiair:
zodanige maatregelen te nemen of aan AWBR op te leggen als de voorzieningenrechter in goede justitie passend acht en die recht doen aan de belangen van [eiseres] in deze aanbestedingsprocedure,
meer subsidiair:
te bepalen dat, als AWBR de opdracht nog wenst te gunnen, zij de opdracht opnieuw dient aan te besteden,
[eiseres] vordert tot slot AWBR te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt hiertoe het volgende.
In de selectieleidraad is met betrekking tot de gunningsfase gesteld dat zal worden gegund op basis van het gunningscriterium Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) en dat daarbij een plan van aanpak van belang zal zijn.
Bij het openen van de enveloppen met de inschrijfbiljetten is gebleken dat HBB alleen een inschrijfbegroting heeft ingediend en geen plan van aanpak. De inschrijving is dan ook ongeldig en het werk moet aan [eiseres], als enige geldige inschrijver, worden gegund.
Dat zowel AWBR als HBB zich ervan bewust waren dat een plan van aanpak moest worden ingediend, blijkt wel uit het feit dat HBB dat later alsnog heeft gedaan. De ongeldigheid van de inschrijving is echter niet meer reparabel. Doordat AWBR gedurende haar aanbesteding (kennelijk) haar beleid heeft gewijzigd is [eiseres] ernstig benadeeld. [eiseres] is van een ander gunningscriterium uitgegaan dan HBB. HBB heeft, doordat zij geen rekening heeft hoeven houden met eisen en/of beperkingen voortvloeiend uit het plan van aanpak en heeft ingeschreven op basis van een andere basisgedachte, een oneigenlijk concurrentievoordeel genoten. De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht zijn niet in acht genomen.
3.3.
AWBR voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat in de selectieleidraad onder 3.2 met betrekking tot de gunningsfase is opgenomen dat het project zal worden gegund op basis van het gunningscriterium EMVI en dat een beoordeling plaatsvindt op basis van vooraf gestelde gunningscriteria. Ook is vermeld dat bij de beoordeling een plan van aanpak, waarin de inschrijvende partij geacht wordt haar visie op het project en de te volgen werkwijze toe te lichten, van belang zal zijn.
4.2.
In onderhavige zaak zijn de twee geselecteerde inschrijvers, [eiseres] en HBB, bij hun inschrijving elk van een ander gunningscriterium uitgegaan. [eiseres] heeft het in de selectieleidraad vermelde gunningscriterium EMVI gevolgd en HBB heeft (aanvankelijk) geen plan van aanpak ingediend en is kennelijk van het laagste prijs criterium uitgegaan.
4.3.
Ter zitting heeft AWBR zich op het standpunt gesteld dat gaandeweg de procedure het gunningscriterium EMVI is komen te vervallen en het gunningscriterium laagste prijs is gaan gelden. De vraag is aan de orde of dat voor [eiseres] voldoende duidelijk is geweest. AWBR stelt zich op het standpunt dat in de gunningsfase niet meer is gerefereerd aan hetgeen onder 3.2 in de selectieleidraad is vermeld en dat ook niet meer is verzocht om een plan van aanpak in te leveren. Volgens AWBR kon [eiseres] er derhalve niet meer vanuit gaan dat er een plan van aanpak moest worden ingediend en dat het EMVI criterium nog gold. Tussen de selectie- en gunningsfase heeft een zeer lange periode gezeten omdat er nog geen oplossing was gevonden voor het huisvestingsprobleem van de scholieren gedurende de verbouwing. Gedurende deze periode is er volgens AWBR een
eigenplan van aanpak van AWBR ontstaan met een duidelijke fasering en een oplossing voor het tijdelijke huisvestingsprobleem. Dit
eigenplan van aanpak maakte het indienen van een eigen plan van aanpak door de inschrijvers overbodig. In de nota van inlichtingen is als antwoord op vraag 10 een duidelijke omschrijving gegeven hoe het werk aangepakt moest worden, inclusief de splitsing van het werk in twee delen. Ook [eiseres] heeft, zoals blijkt uit haar inschrijfbegroting, begrepen dat het werk in 2 fasen zou worden uitgevoerd. Het had [eiseres] dan ook duidelijk moeten zijn dat een plan van aanpak niet meer nodig was, aangezien juist de problemen waar een plan van aanpak op zou moeten zien al waren opgelost, hetgeen aan de aannemers was meegedeeld, aldus AWBR.
4.4.
Dat aan partijen op enigerlei wijze (concreet) is meegedeeld dat het plan van aanpak niet meer nodig was en het EMVI criterium (derhalve) verlaten was, is echter niet gebleken. [eiseres] betwist dat deze wijziging, zoals AWBR heeft betoogd, is besproken tijdens de aanwijzing en in geen enkel schriftelijk stuk is een bevestiging van een dergelijke bespreking terug te vinden. Uit de nota van inlichtingen van 17 januari 2014 waarin in onder 10 een omschrijving wordt gegeven hoe het werk moet worden aangepakt kan nog niet worden afgeleid dat een plan van aanpak niet meer nodig was. In het antwoord wordt immers alleen vermeld dat het project uit twee fases zal bestaan en waaruit deze fases bestaan.
4.5.
AWBR heeft voorts ter onderbouwing van haar standpunt dat het EMVI criterium is komen te vervallen aangevoerd dat onder 1 in de selectieleidraad is opgenomen dat de gunningscriteria in de gunningsfase worden bepaald. EMVI is echter in die fase niet meer als gunningscriterium genoemd en er zijn geen nadere criteria voor de bepaling van de EMVI met een daaraan te koppelen waarde opgesteld. Als EMVI nog als gunningscriterium had gegolden, had AWBR specifiek in onder meer het bestek bijvoorbeeld het relatieve gewicht van de door haar gekozen gunningscriteria voor de bepaling van de EMVI, dan wel een vermelding van de criteria in volgorde van belangrijkheid, dienen te vermelden. Bovendien zijn in de diverse vragenrondes ook geen vragen gesteld over de gunningsvoorwaarden, aldus steeds AWBR.
4.6.
De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet en is van oordeel dat [eiseres] af mocht gaan op hetgeen in de selectieleidraad stond vermeld. Volgens de selectieleidraad zouden weliswaar de ‘nadere’ gunningseisen in de gunningsfase worden gedefinieerd, maar daaruit is nog niet af te leiden dat de reeds in de leidraad bepaalde criteria zouden (kunnen) komen te vervallen. Uit de formulering in de selectieleidraad dat een plan van aanpak bij de gunning van belang ‘zal’ zijn kon [eiseres] afleiden dat een plan van aanpak bij de inschrijving vereist was. Uit het enkele feit dat in de gunningsfase EMVI niet meer als gunningscriterium is genoemd en ook geen nadere gunningscriteria zijn uitgewerkt, laat staan het relatieve gewicht daarvan, kon [eiseres] nog niet afleiden dat de eerdere uitgangspunten voor de gunning waren verlaten.
4.7.
Dat de in de selectiefase gestelde eisen die zijn neergelegd in de selectieleidraad ook hebben doorgewerkt in de gunningsfase blijkt uit het feit dat in de selectieleidraad, in paragraaf 4.3.1 is bepaald dat de inschrijvers in de in te dienen bijlage 5 de te hanteren opslagen (percentages) bij inschrijving tijdens de gunningsfase dienen in te vullen en dat de ingevulde bedragen bindend zijn voor de selectie- en gunningsfase. In de brief van Premark van 3 februari 2014 is bevestigd dat partijen de percentages hebben gehanteerd, zoals ook gebruikt bij de voorselectie. Onderdelen uit de selectieleidraad zijn dus feitelijk in de gunningsfase toegepast.
4.8.
De conclusie is dat gaandeweg de procedure door AWBR niet duidelijk is gecommuniceerd dat zij was terugkomen op haar in de selectieleidraad neergelegde gunningscriterium EMVI. Met [eiseres] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het voor een aanbesteding in de onderwijssector met een aanzienlijk financieel belang ook niet afwijkend was om te gunnen op basis van EMVI. Dat voor [eiseres] duidelijk moet zijn geweest dat het EMVI criterium was komen te vervallen kan gelet op het voorgaande niet worden aangenomen. Dat zij bij haar inschrijving van een onjuist criterium is uitgegaan, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen.
4.9.
AWBR heeft nog een beroep gedaan op rechtsverwerking aan de zijde van [eiseres]. Volgens AWBR had [eiseres] eerder vragen kunnen en moeten stellen, alsmede eventuele onvolkomenheden en onduidelijkheden in de aanbestedingsprocedure moeten melden in een stadium waarin deze nog ongedaan gemaakt hadden kunnen worden. AWBR verwijst daarbij naar het Grossmann-arrest (HvJEG, 12 februari 2004 C-230/02). Nu echter uit het voorgaande volgt dat er voor [eiseres] geen duidelijke aanwijzing bestond dat het gunningscriterium EMVI was verlaten, kan [eiseres] niet worden tegengeworpen dat zij niet tijdig vragen heeft gesteld over het van toepassing zijnde gunningscriterium. Het verweer wordt verworpen.
4.10.
HBB heeft de aanbestedingsdocumentatie kennelijk anders geïnterpreteerd, waardoor het voor haar niet meer voor de hand lag om van het gunningscriterium EMVI uit te gaan. Voor haar bestond er aanleiding bij haar inschrijving van een laagste prijs criterium uit te gaan. Onder deze omstandigheden kan achteraf op z’n minst worden geconcludeerd dat voor de inschrijvers niet duidelijk is geweest aan de hand van welk criterium zou worden gegund. Dit duidt erop dat algemene beginselen van het aanbestedingsrecht zijn geschonden.
4.11.
AWBR heeft echter ter zitting aangevoerd dat de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht waarop [eiseres] thans een beroep doet in dit geval geen gelding hebben omdat er sprake is van een onderdrempelige opdracht en er geen sprake is van een grensoverschrijdend belang.
Dit standpunt wordt niet gevolgd. Partijen zijn het erover eens dat de AWR 2005, waarnaar op het inschrijfbiljet wordt verwezen, van toepassing zijn op onderhavige aanbestedingsprocedure. [eiseres] mocht er dan ook op vertrouwen dat de algemene beginselen van aanbestedingsrecht zouden gelden. De algemene beginselen van aanbestedingsrecht werken onder bepaalde omstandigheden ook door in de verhouding tussen private partijen (Hoge Raad 4 april 2003, LJN AF2830 RZG/ComforMed). Nu AWBR heeft gekozen voor deze aanbestedingsprocedure is zij gehouden zich te gedragen overeenkomstig de in de precontractuele fase geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid, hetgeen bij een aanbesteding als deze onder meer betekent dat zij gehouden is de verschillende aanbieders gelijk te behandelen en het transparantiebeginsel in acht te nemen.
4.12.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat in deze zaak het transparantie- en gelijkheidsbeginsel is geschonden en dat een heraanbesteding gerechtvaardigd is. Gelet op de bestaande onduidelijke situatie komt de primaire vordering van [eiseres] niet voor toewijzing in aanmerking.
De meer subsidiaire vordering zal als na te melden worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd. De omstandigheid dat [eiseres] met een volgens AWBR te hoog een bedrag van € 1.754.800,00 heeft ingeschreven, staat aan toewijzing van de vordering niet aan de weg. Indien na een heraanbesteding blijkt dat de opdracht aan [eiseres] kan worden gegund, kan ook aan haar een inspanningsverplichting worden opgelegd om op het inschrijfbedrag bezuinigingen aan te brengen. Deze mogelijkheid is blijkens de brief van 3 februari 2014, weergegeven bij de feiten onder 2.11, ook aan HHB gegund. Een belangenafweging tussen partijen leidt ook niet tot een ander oordeel dan dat tot heraanbesteding moet worden overgegaan. Nu de opdracht nog niet aan HBB is gegund, hoeft die gunning overigens niet te worden ingetrokken zoals primair onder a is gevorderd.
4.13.
AWBR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 88,52
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.512,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt AWBR, als zij de opdracht nog wenst te gunnen, de opdracht
opnieuw aan te besteden,
5.2.
veroordeelt AWBR om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100.000,00 voor het geval zij niet aan het onder 5.1 vermelde gebod voldoet,
5.3.
veroordeelt AWBR in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.512,52, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt AWBR in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 voor nasalaris te vermeerderen met € 68,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: GHF