ECLI:NL:RBAMS:2014:2451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
C/13/525962 / HA ZA 12-1129
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van uitbetaling onder een abstracte bankgarantie en onderzoeksplicht van de bank

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de rechtmatigheid van een uitbetaling onder een abstracte bankgarantie centraal. De eiser, Vanderlande Industries B.V., had een overeenkomst gesloten met de Civil Aviation & Meteorology Authority (CAMA) van Jemen voor de levering van een bagagesysteem. In het kader van deze overeenkomst waren er bankgaranties afgegeven door de Yemen Bank of Reconstruction and Development (Yemen Bank) ten behoeve van CAMA. Vanderlande betwistte de rechtmatigheid van de claim van CAMA onder de bankgaranties, stellende dat er geen sprake was van wanprestatie aan haar zijde. De rechtbank oordeelde dat de bank, in dit geval Yemen Bank, gehouden was om uit te keren onder de bankgaranties, tenzij er sprake was van een kennelijk bedrieglijke of willekeurige claim. De rechtbank concludeerde dat de eisen voor het inroepen van de bankgarantie niet waren geschonden en dat de bank niet verder hoefde te onderzoeken of de claim van CAMA gegrond was. Vanderlande's vorderingen werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de bank gerechtigd was om aan CAMA uit te keren. In reconventie vorderde Yemen Bank schadevergoeding van Vanderlande wegens onrechtmatig handelen door het leggen van beslagen. De rechtbank oordeelde dat Vanderlande onrechtmatig had gehandeld door deze beslagen te leggen en veroordeelde haar tot schadevergoeding aan Yemen Bank. De rechtbank legde ook een dwangsom op aan Vanderlande voor het niet opheffen van de beslagen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/525962 / HA ZA 12-1129
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VANDERLANDE INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar Jemenitisch recht
THE YEMEN BANK OF RECONSTRUCTION AND DEVELOPMENT YSC,
gevestigd te Jemen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. drs. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
2. naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Vanderlande, Yemen Bank en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Op 19 september 2012 is tegen ING verstek verleend.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 juli 2013;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van Yemen Bank;
  • akte met producties 37A tot en met 43 van de zijde van Yemen Bank;
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2013.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vanderlande en de rechtspersoon naar Jemenitisch recht
Civil Aviation & Meteorology Authority(hierna: CAMA) hebben op 14 juli 2010 een
Equipments Procurement Contract of Yemen Sana’a International Airport Projectgesloten (hierna: de overeenkomst) op grond waarvan Vanderlande een
Baggage Handling Systemvoor Yemen Sana’a International Airport dient te leveren aan CAMA.
In de overeenkomst wordt CAMA aangeduid met “Party A” en Vanderlande met “Party B”. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

2.4 PERFORMANCE BOND
Within 28 days after effectiveness of the Contract an irrevocable Performance Bond with 10% of the total price of the contract will be issued by Party B through Party A’s bank in Yemen for guaranty the implementation of the Contract. The Performance Bond shall be valid until the take-over of the BHS system, or latest 31-12-2011 whichever is earlier.
(…)
3.4
PAYMENT
3.4.1.
Advance Payment
(…)
2) Party A receives the irrevocable advance payment Bond with 20% and the irrevocable Performance Bond with 10% of the total price of the contract issued by Party B’s bank.
(…)
8.1
APPLICABLE LAW
This agreement shall be governed by and shall be constructed and applied in accordance with the law of the government of the Republic of Yemen.
8.2
DISPUTE SETTLEMENT
Any dispute or controversy between the Parties arising during the performance of the contract shall be settled through amicable consultation. If such dispute or controversy cannot be settled through amicable consultation, it shall be settled by arbitration in accordance with the Uncitral Rules.
9. CLAIM
The Parties shall timely raise written claim intent or demand against the other Party’s representative. The claiming Party shall provide detailed written evidence.
(…)
2.2.
YBRD heeft in verband met de overeenkomst (op verzoek van ING) een tweetal bankgaranties gesteld (met ING als principaal) ten behoeve van CAMA, te weten een zogenoemde “Advance Payment Bond” voor USD 711.200,- en een “Performance Bond” van USD 355.600,-. YBRD heeft op haar beurt contragaranties bedongen bij ING (met Vanderlande als principaal).
2.3.
Met betrekking tot de Advance Payment Bond bevindt zich onder de gedingstukken een schrijven van 7 augustus 2010 van YBRD aan CAMA, dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

At the request of our correspondent, ING (…) and under their counter guarantee (…) we hereby guarantee (…) Vanderlande Industries B.V. (…) to the extent of USD 711200 (…) covering our principal’s obligations from: supply of baggage handling system (…) of Yemen Sanaa.
(…)
We irrevocably undertake to pay you upto but not exceeding USD. 711200.00 (…) upon received your first written demand stating that (…) Vanderlande (…) has failed to fulfil their contractual obligation.
This guarantee expires on 30TH June 2011 consequently.
Een brief van diezelfde datum van YBRD aan CAMA met betrekking tot de Performance Bond bevat dezelfde bepalingen, met dien verstande dat het bedrag daarin USD 355.600,- bedraagt en de termijn tot wanneer deze kan worden ingeroepen eindigt op 31 december 2011.
2.4.
In de periode van medio januari tot medio juni 2011 hebben tussen CAMA en Vanderlande gesprekken en briefwisselingen plaatsgevonden over de kwaliteit en herkomst (via derden) van onderdelen van het te leveren bagagesysteem en de aanleveringsroute daarvan en heeft CAMA aan Vanderlande laten weten voornemens te zijn de bankgaranties in te roepen.
2.5.
Bij brief van 15 juni 2011 heeft ING aan Vanderlande bericht dat CAMA heeft geclaimd onder de bankgaranties en dat YBRD daarop de door ING verstrekte contragaranties heeft ingeroepen. ING heeft aan YBRD en Vanderlande meegedeeld het betalingsverzoek in behandeling te hebben genomen.
2.6.
Bij brieven van 17 juni 2011 heeft (de raadsman van) Vanderlande YBRD verzocht niet uit te betalen onder de bankgaranties, YBRD en CAMA gevraagd hun claims in te trekken, aangezien deze ongegrond zouden zijn, en CAMA verzocht om met haar in overleg te treden. In de brief aan YBRD heeft Vanderlande vermeld dat naar haar mening sprake is van een ‘
manifestly arbitrary and deceptive claim under the bankguarantee’.
In een brief van diezelfde datum heeft (de raadsman van) Vanderlande ook ING verzocht – op dezelfde gronden - niet tot uitbetaling onder de garanties over te gaan.
2.7.
Bij brief van 20 juni 2011 heeft ING onder meer het volgende aan de raadsman van Vanderlande bericht:

De door u gegeven gronden om niet tot uitbetaling onder de twee in uw brief aangehaalde bankgaranties over te gaan, houden naar ons oordeel geen stand. Er is naar onze overtuiging in elk geval geen sprake van dusdanig ernstige feiten of omstandigheden, dat er ruimte zou bestaan voor het aanwezig achten van een kennelijk frauduleus of willekeurig beroep onder de garanties. (…) Dit alles impliceert niet dat wij een oordeel zouden hebben over de door u aangehaalde redenen en gronden die naar uw overtuiging, in de onderlinge relatie tussen uw cliënte en haar contractuele wederpartij, valide zijn. U zult op goede gronden vinden dat uitbetaling niet past binnen het contractuele kader, zoals dat tussen uw cliënte en haar wederpartij geldt. Gezien de tekst en de redactie van de twee bankgaranties in kwestie, is er voor de bank echter geen ruimte om op formele gronden uitbetaling nog langer tegen te houden, zo hebben wij vastgesteld. Op dit moment kan er nog niet worden uitbetaald, omdat er (…) een laatste formaliteit dient te worden vervuld.
2.8.
Op 20 juni 2011 heeft Vanderlande bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag onder ING, ten laste van CAMA, de Republiek Jemen en YBRD, op al hetgeen ING voor de beslagenen onder zich houdt, meer in het bijzonder uit hoofde van de door ING afgegeven contragaranties. De voorzieningenrechter heeft het verlof op 21 juni 2011 verleend, met de vermelding ‘toegestaan als verzocht’. Vervolgens heeft Vanderlande de beslagen gelegd onder ING ten laste van Yemen Bank en CAMA. Dit beslag is overbetekend aan Yemen Bank.
2.9.
Vanderlande heeft op 15 september 2011 een arbitrale procedure aanhangig gemaakt tegen CAMA en de Repbliek Yemen, door verzending van een
notice of arbitrationaan beide gedaagden.
2.10.
Op 5 december 2011 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank nogmaals verlof verleend voor het leggen van conservatoire derdenbeslagen ten laste van CAMA, de republiek Jemen en YBRD onder ING, voor de onder 2.10 vermelde vordering, waarbij een termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak van zes maanden is toegestaan. Op grond van dit verlof heeft Vanderlande op 6 december 2011 wederom beslagen gelegd.
2.11.
Tot dusver zijn onder de bankgaranties (inclusief de contragaranties) geen betalingen verricht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Vanderlande vordert samengevat –
Primair
I te verklaren voor recht dat Yemen Bank geen uitvoering mag geven aan het verzoek zijdens CAMA om uit te betalen onder de door Yemen Bank gestelde bankgaranties, alsmede dat het Yemen Bank niet toegestaan is te claimen onder de contragaranties afgegeven door ING, alsmede dat het Yemen Bank niet is toegestaan betaling van ING onder de contragaranties in ontvangst te nemen;
II Yemen Bank te veroordelen tot vergoeding van de door Vanderlande geleden en te lijden schade voor het geval Yemen Bank handelt in strijd met de sub I gevorderde verklaring voor recht, welke schade bestaat uit de bedragen waarvoor de bankgaranties zijn gesteld, zijnde in totaal € 1.066.800,-, te vermeerderen met kosten die Vanderlande zal moeten maken, welke kosten thans worden begroot op € 50.000,-, althans de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III Yemen Bank te gebieden het verzoek aan ING tot uitbetaling onder de contragaranties in te trekken en Yemen Bank te verbieden om een nieuw verzoek te doen tot uitbetaling onder de contragaranties op de gronden zoals beschreven in deze dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom van een bedrag gelijk aan de onder de bankgaranties te claimen bedragen, te weten USD 1.066.800,- te vermeerderen met € 50.000,- aan kosten die Vanderlande zal moeten maken ter incasso van de dwangsom en derhalve in totaal € 1.116.800,-, althans enig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
IV ING te verbieden uitvoering te geven aan het verzoek zijdens Yemen Bank om uit te betalen onder de door ING Bank gestelde contragaranties, een en ander op straffe van een dwangsom van een bedrag gelijk aan de onder de bankgaranties te claimen bedragen, te weten USD 1.066.800,- te vermeerderen met € 50.000,- aan kosten die Vanderlande zal moeten maken ter incasso van de dwangsom en derhalve in totaal € 1.116.800,-, althans enig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Subsidiair
V Yemen Bank te verbieden uit te betalen aan CAMA onder de bankgaranties en Yemen Bank te verbieden om aanspraak te maken op betaling door ING onder de contragaranties, tot het moment waarop in een onherroepelijke arbitrale uitspraak in de middels productie 26 aanhangig gemaakte arbitrale procedure ingevolge de UNCITRAL-
rulestussen Vanderlande enerzijds en CAMA en de Republiek Jemen anderzijds, is komen vast te staan dat CAMA c.q. de Republiek Jemen een gerechtvaardigd beroep kan doen op betaling door Yemen Bank onder de door haar gestelde bankgaranties, een en ander op straffe van een dwangsom van een bedrag gelijk aan de onder de bankgaranties te claimen bedragen, te weten USD 1.066.800,- te vermeerderen met € 50.000,- aan kosten die Vanderlande zal moeten maken ter incasso van de dwangsom en derhalve in totaal € 1.116.800,-, althans enig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VI ING te verbieden uit te betalen aan Yemen Bank onder de contragaranties, tenzij in een onherroepelijke arbitrale uitspraak wordt vastgesteld dat CAMA aanspraak kan maken op betaling door Yemen Bank onder de bankgaranties, een en ander op straffe van een dwangsom van een bedrag gelijk aan de onder de bankgaranties te claimen bedragen, te weten USD 1.066.800,- te vermeerderen met € 50.000,- aan kosten die Vanderlande zal moeten maken ter incasso van de dwangsom en derhalve in totaal € 1.116.800,-, althans enig door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Meer subsidiair
VII die veroordeling aan Yemen Bank en/of ING op te leggen die de rechtbank in goede justitie gerade acht teneinde onder meer te voorkomen dat betaling kan plaatsvinden onder de door Yemen Bank gestelde bankgaranties en de door ING gestelde (contra) garanties, alsmede Vanderlande te compenseren voor de door haar geleden en nog te lijden schade;
Zowel primair, als subsidiair, als meer subsidiair
VIII gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, althans gezamenlijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform Rapport Voorwerk II ad € 13.090,-;
IX gedaagden hoofdelijk, althans ieder voor zich, althans gezamenlijk te veroordelen in de volledige kosten van deze procedure met inbegrip van de na het gewezen vonnis verschuldigde nakosten, begroot op € 131,- zonder betekening, te vermeerderen met € 68,- in het geval van betekening van het vonnis en daarbij wordt bepaald dat de proces- en nakosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis door gedaagden dienen te zijn voldaan alsmede wordt bepaald dat deze proces- en nakosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening vonnis worden vermeerderd met de wettelijke rente;
X Yemen Bank te veroordelen in de kosten van het gelegde beslag ex art 706 Rv.
3.2.
Vanderlande legt aan haar vordering - kort gezegd en voor zover van belang - ten grondslag dat Yemen Bank onrechtmatig handelt indien zij onder de bankgarantie aan CAMA uitkeert. Aan de bevoegdheid tot het inroepen van de bankgarantie door CAMA zijn duidelijke voorwaarden gesteld. Er is niet voldaan aan het vereiste dat een
‘written demand stating that […] Vanderlande [….] has failed to fulfil their contractual obligation’door CAMA overlegd moet zijn. Tevens kon niet volstaan worden met de enkele mededeling dat Vanderlande tekort zou zijn geschoten; de gronden op welke Vanderlande zou wanpresteren moeten ook vermeld worden, ook al staat dat niet met zoveel woorden in de bankgarantie.Vanderlande heeft bij het uitvoeren van haar verplichtingen steeds gehandeld met volledige inachtneming van het bepaalde in de overeenkomst tussen haar en CAMA.
3.3.
Yemen Bank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Yemen Bank vordert samengevat –
I een verklaring voor recht dat Vanderlande jegens Yemen Bank onrechtmatig heeft gehandeld en handelt en Vanderlande te veroordelen aan Yemen Bank de schade te vergoeden die Yemen Bank als gevolg van dat onrechtmatig handelen heeft geleden en lijdt;
II Vanderlande te veroordelen om binnen 2 werkdagen na betekening van een in deze te wijzen vonnis:
- alle door Vanderlande ten laste van Yemen Bank gelegde beslagen op te heffen;
- zich te onthouden van iedere (rechts)handeling die de reguliere betaling door ING aan Yemen Bank onder de contragaranties, alsmede de uitbetaling door Yemen Bank aan CAMA onder de afroepgaranties verhindert; en
- al die (rechts) handelingen te verrichten, waaronder het opheffen van overige ten laste van ING Bank, CAMA of de Republiek Yemen gelegde beslagen, die noodzakelijk zijn om reguliere betalingen onder genoemde garanties mogelijk te maken;
Een en ander onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500.000,- in geval Vanderlande daaraan niet voldoet, plus een dwangsom van € 50.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Vanderlande daarna in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.000,-;
III Vanderlande te veroordelen tot betaling aan Yemen Bank van een voorschot op vergoeding van de door Yemen Bank geleden schade tot een bedrag van € 79.210,42, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met daarover verschuldigde wettelijk (handels)rente; en
IV Vanderlande te veroordelen tot betaling van de overige door Yemen Bank geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V Vanderlande te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten van dit geding.
3.6.
Yemen Bank legt aan haar vorderingen – kort gezegd en voor zover van belang– ten grondslag dat Vanderlande onrechtmatig handelt door het ten onrechte ten laste van Yemen Bank doen leggen van conservatoir verhaalsbeslagen en door het rekken van de lopende (juridische) procedures. Yemen Bank heeft ten gevolge hiervan schade geleden, welke schade onder meer bestaat uit kosten voortvloeiend uit de gelegde beslagen en kosten voor het voeren van diverse juridische procedures in Jemen en in Nederland.
3.7.
Vanderlande voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die partijen zowel in conventie als in reconventie in essentie verdeeld houdt is of Yemen Bank gerechtigd is om op verzoek van CAMA onder de bankgaranties uit te keren en vervolgens bij ING de contragaranties in te roepen.
in conventie
4.2.
Partijen strijden over het toepasselijk recht op het afroepen van de bankgaranties. Echter, tussen partijen is niet (langer) in geschil dat voor de beoordeling van deze zaak er van uit kan worden gegaan dat naar Jemenitisch recht dezelfde, althans geen zwaardere, toets geldt voor het afroepen van bankgaranties als naar Nederlands recht. Als vaststaand wordt in deze zaak dan ook aangenomen dat naar Jemenitisch recht in ieder geval geen zwaardere eisen gelden voor de rechtmatigheid van een uitbetaling onder een bankgarantie dan naar Nederlands recht, zodat indien de rechtbank tot het oordeel komt dat naar Nederlands recht uitbetaling onder de garantie en contragarantie mag plaatsvinden, dit ook geldt naar Jemenitisch recht. De rechtbank zal het geschil derhalve naar Nederlands recht beoordelen.
4.3.
Gelet op het karakter van de onderhavige bankgaranties en de functie die dergelijke garanties in het economisch verkeer vervullen en gelet op de positie van de bank die zowel de belangen van degene die opdracht gaf tot het stellen van de bankgarantie als van degenen te wiens gunste de bankgarantie is gesteld, in het oog moet houden, is een strikte toepassing door de bank van de in de garantie gestelde voorwaarden geboden. Een doorslaggevende betekenis dient dan ook toe te komen aan de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de bankgarantie. Dit klemt te meer als ook de begunstigde een professionele partij is en de bankgarantie in verband met een commerciële transactie wordt gesteld.
4.4.
Uit de onder r.o. 2.3 weergegeven passage uit de tekst van de bankgaranties, meer bepaald het tweede gedeelte daarvan, blijkt dat Yemen Bank zich heeft verbonden tot uitbetaling onder de garanties op het eerste schriftelijk verzoek van CAMA onder diens mededeling dat Vanderlande is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Gelet op de bewoordingen van de bankgarantie moet voorshands worden geconcludeerd dat sprake is van een abstracte bankgarantie. Een kenmerk van zo’n garantie is dat als CAMA als begunstigde, met inachtneming van de formele eisen die in de garantie worden gesteld, claimt, de bank in beginsel tot uitbetaling is gehouden, zonder zich te verdiepen in de vraag of Vanderlande inderdaad in de nakoming van haar verplichtingen jegens CAMA tekort is geschoten. Het abstracte karakter van de bankgarantie (‘
eerst betalen, dan praten’) staat er dus in beginsel aan in de weg dat Vanderlande uitbetaling door Yemen Bank aan CAMA onder de garanties of uitbetaling van ING Bank aan Yemen Bank onder de contragaranties blokkeert indien is voldaan aan de voorwaarden die neergelegd zijn in de garantie. Dit beginsel kan evenwel uitzondering lijden indien CAMA kennelijk bedrieglijk of willekeurig tot het inroepen van de bankgarantie overgaat.
4.5.
Allereerst stelt Vanderlande dat Yemen Bank niet mag uitkeren aan CAMA nu niet voldaan is aan het formele vereiste dat er een
schriftelijkemededeling gedaan moet zijn door CAMA. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval sprake is van een indirecte bankgarantie aangezien Vanderlande haar eigen bank ING verzocht heeft om last te geven aan een bank in Jemen, te weten Yemen Bank, om een bankgarantie ten gunste van CAMA te stellen. Yemen Bank handelt dus in opdracht en voor rekening van ING. Dit betekent dat slechts ING zich jegens Yemen Bank kan beroepen op het niet juist nakomen van de voorwaarden waaronder de garantie wordt ingeroepen door CAMA. Vanderlande kan aan de garantieovereenkomst tussen ING en Yemen Bank geen rechten ontlenen. Nu niet gesteld of gebleken is dat tussen Yemen Bank en ING ter discussie staat dat de inroeping door CAMA van de garanties volgens de voorwaarden van deze garanties is geschied, houdt de rechtbank het er voor dat voldaan is aan het in de garanties gestelde schriftelijkheidsvereiste.
4.6.
Vervolgens heeft Vanderlande zich op het standpunt gesteld dat Yemen Bank niet mag uitkeren nu zij door haar is gewaarschuwd dat geen sprake is van wanprestatie aan de zijde van Vanderlande.
Gelet op de staande jurisprudentie heeft Yemen Bank, ook in geval van een abstracte bankgarantie, na een dergelijke waarschuwing een onderzoeksplicht. De omvang van deze onderzoeksplicht is echter beperkt. Indien veel onderzoek nodig is om vast te stellen of de claim willekeurig of bedrieglijk is, is geen sprake van kennelijk, dat wil zeggen zonneklaar kenbaar, bedrieglijk of willekeurig inroepen. Het moet dus gaan om voor de bank kenbare gebreken aan de zijde van de partij die de garantie inroept. Uit de gelijkluidende brieven van 17 juni 2011 aan ING Bank en Yemen Bank blijkt dat Vanderlande van mening is dat CAMA ten onrechte claimt onder de bankgaranties en dientengevolge Yemen Bank onder de contragaranties. In deze brief geeft zij puntsgewijs aan waarom zij van mening is dat zij, anders dan CAMA doet voorkomen, niet tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst tussen haar en CAMA. Hieruit leidt de rechtbank af dat tussen partijen een aanzienlijk verschil van mening bestaat of Vanderlande al dan niet te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Het onderzoek dat door de bank verricht moet worden gaat, mede gelet op de tekst van de garanties, niet zo ver dat zij zich dient te verdiepen in de aard en omvang van verplichtingen die voortvloeien voor beide partijen uit de tussen hen gesloten overeenkomst waarbij de bank zelf geen partij is. Alles in overweging nemend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zonneklare kenbaarheid voor Yemen Bank van het willekeurig of bedrieglijk inroepen van de bankgaranties. Yemen Bank is onder deze omstandigheden dus gehouden en gerechtigd over te gaan tot het uitkeren onder de bankgaranties aan CAMA.
4.7.
De primaire vorderingen I, II en III van Vanderlande zullen dus worden afgewezen.
4.8.
Gelet op het boven overwogene mag Yemen Bank aan CAMA uitkeren en mag dientengevolge ook Yemen Bank aan ING verzoeken uit te keren onder de contragaranties. ING is vervolgens op haar beurt gehouden aan Yemen Bank te betalen op basis van de contragaranties en kan, nu niet gebleken is van enig onrechtmatig handelen aan de zijde van Yemen Bank, niet worden verboden daartoe over te gaan.
4.9.
De primaire vordering onder IV zal ook worden afgewezen.
4.10.
Eenzelfde lot treft ook de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen. Nu Vanderlande geen andere feiten of omstandigheden aan deze vorderingen ten grondslag heeft gelegd dan hiervoor reeds besproken, behoeven zij geen nadere beoordeling.
4.11.
Vanderlande zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie aan de zijde van Yemen Bank, tot op heden begroot op:
  • griffierechten: € 3.621,00
  • advocaatkosten: € 6.422,00 (2pnt x € 3.211,- tarief VIII)
- totaal: € 10.043,00
in reconventie
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is op de reconventionele vorderingen.
Vordering onder I
4.13.
Yemen Bank vordert een verklaring voor recht dat Vanderlande onrechtmatig heeft gehandeld dan wel handelt en dat zij de schade die Yemen Bank dien ten gevolge heeft geleden dient te vergoeden. Dit onrechtmatig handelen bestaat uit de ten onrechte gelegde beslagen en het ‘rekken’ van de juridische procedures.
4.14.
Ten aanzien van de beslagen stelt Vanderlande zich primair op het standpunt dat zij beslag mocht leggen nu Yemen Bank onrechtmatig jegens haar zou handelen door onder de bankgarantie uit te keren, nu sprake was van een kennelijk willekeurige en/of bedrieglijke claim van de zijde van CAMA. Gelet op de uitkomst in conventie zal dit verweer worden gepasseerd.
4.15.
Subsidiair stelt Vanderlande dat zij niet aansprakelijk is voor de door Yemen Bank gestelde schade vanwege bijzondere omstandigheden. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn wanneer Vanderlande onder die omstandigheden aansprakelijk zou kunnen worden gehouden. Deze omstandigheden zijn onder meer de volgende: (1) conservatoir beslag was het enige redelijke middel om, op een snelle en efficiënte wijze, uitbetaling onder de bankgarantie te voorkomen. Onder de huidige omstandigheden is dat meer dan gerechtvaardigd, aangezien de situatie in Jemen een groot terugvorderingsrisico in zich bergt; (2) Yemen Bank had naar aanleiding van de brief van 17 juni 2011 moeten afzien van uitbetaling onder de garantie in afwachting van een rechterlijk of arbitraal oordeel; en (3) de beslagen hebben effect gesorteerd, tot op heden is er nog niet uitgekeerd onder de garantie waaruit volgt dat de door Vanderlande ingestelde acties gerechtvaardigd zijn.
4.16.
Nu de rechtbank is de conventie tot het oordeel is gekomen dat Yemen Bank gerechtigd is en was om uit te keren onder de bankgaranties en te claimen onder de contragaranties, staat vast dat de grondslag van de beslagen ondeugdelijk was en de beslagen in beginsel ten onrechte zijn gelegd. In de door Vanderlande aangevoerde bijzondere omstandigheden, die alle gegrond zijn op de aanname dat Yemen Bank ten onrechte tot uitkering zou zijn overgegaan dan wel zal gaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om desondanks tot het oordeel te komen dat de schade, die voortkomt uit de onrechtmatig geoordeelde beslagen, niet toe te rekenen valt aan Vanderlande.
4.17.
Ten aanzien van de schade die Yemen Bank vordert vanwege onrechtmatig handelen in de zin van het ‘rekken’ van de procedures stelt Vanderlande zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een – onredelijk – rekken van procedures dan wel dat de processuele handelswijze van Vanderlande geen misbruik van (proces)recht of onrechtmatige daad oplevert; zij maakt slechts gebruik van de mogelijkheden die de wet haar biedt.
4.18.
Voor zover de vordering van verklaring van recht ziet op het onrechtmatig handelen in de zin van 4.17 zal deze worden afgewezen aangezien deze slechts toewijsbaar is indien sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat Vanderlande haar processuele rechten niet mocht uitoefenen, waarvan in deze niet is gebleken.
4.19.
De rechtbank zal de verklaring van recht toewijzen voor zover deze ziet op de onrechtmatig gelegde beslagen en de daaruit voortvloeiende schade.
Vordering II
4.20.
Gelet op het oordeel in conventie, zal de vordering om Vanderlande te veroordelen de beslagen op te heffen en al die handelingen te verrichten die noodzakelijke zijn om reguliere betalingen onder genoemde garanties mogelijk te maken worden toegewezen.
4.21.
De vordering dat Vanderlande zich dient te onthouden van iedere (reguliere) rechtshandeling die uitbetaling door ING bank aan Yemen Bank onder de contragarantie en uitbetaling door Yemen Bank aan CAMA onder de bankgarantie verhindert, zal worden afgewezen. De vordering is te onbepaald en tevens valt niet uit te sluiten dat in de toekomst alsnog andere, valide (rechts)gronden ontstaan op basis waarvan Vanderlande betaling zou mogen verhinderen.
4.22.
Nu tegen de gevorderde dwangsom geen verweer is gevoerd, zal deze als gevorderd worden toegewezen.
Vordering III, IV en V
4.23.
Vanderlande betwist de gevorderde schade. Zij stelt dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt wegens het ontbreken van een causaal verband, vanwege eigen schuld en vanwege het gebrek aan een (deugdelijke) onderbouwing. De rechtbank zal dit verweer passeren gelet op het hierboven overwogene in conventie en reconventie.
4.24.
Nu vaststaat dat Yemen Bank schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt, zal de rechtbank Vanderlande veroordelen tot het vergoeden van de schade nader op te maken bij staat. Tevens zal de rechtbank Vanderlande veroordelen tot het betalen van een voorschot op de vergoeding van de geleden schade door Yemen Bank. De rechtbank stelt dit voorschot met inachtneming van het feit dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van het onrechtmatig rekken van de procedures, naar billijkheid vast op € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van dit vonnis.
4.25.
Vanderlande zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie aan de zijde van Yemen Bank welke, gelet op de samenhang met het geding in conventie, tot op heden worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie
5.1.
wijst af de vorderingen van Vanderlande;
5.2.
veroordeelt Vanderlande in de proceskosten in conventie aan de zijde van Yemen Bank tot op heden begroot op € 10.043,00;
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4.
verklaart van recht dat Vanderlande jegens Yemen Bank onrechtmatig heeft gehandeld;
5.5.
veroordeelt Vanderlande tot vergoeding van de door Yemen Bank geleden en nog te lijden schade als gevolg van dat onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat;
5.6.
veroordeelt Vanderlande om aan Yemen Bank een voorschot op de haar toekomende schadevergoeding te betalen van € 50.000,- (vijftigduizend euro’s), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt Vanderlande om binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis alle door Vanderlande ten laste van Yemen Bank gelegde beslagen op te heffen en om al die (rechts) handelingen te verrichten, waaronder het opheffen van overige ten laste van ING, CAMA of de Republiek Yemen gelegde beslagen, die noodzakelijk zijn om reguliere betaling onder de bankgaranties en contragaranties mogelijk te maken, onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500.000,- in geval Vanderlande hier niet aan voldoet, plus een dwangsom van € 50.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Vanderlande daarna in gebreke blijft, met een maximum van € 1.000.000,- ;
5.8.
veroordeelt Vanderlande in de proceskosten in reconventie aan de zijde van Yemen Bank tot op heden begroot op nihil;
5.9.
veroordeelt Vanderlande in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en Vanderlande niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met en bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis als Vanderlande deze kosten niet voldoet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
5.10.
verklaart het vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink, mr. A.E. de Vos en mr. E.M.L.J. Dosker en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: