In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar, die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte, die op dat moment een verbalisant was, heeft tijdens het transport van een arrestant, [persoon 1], deze een klap in het gezicht gegeven. Dit gebeurde op 20 juli 2011, nadat de arrestant zich verzet had tegen de aanhouding en beledigende opmerkingen had gemaakt. De politierechter heeft vastgesteld dat de verdachte niet proportioneel geweld heeft gebruikt, ondanks de lastige situatie waarin hij zich bevond. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, en de verdediging stelde dat de verdachte binnen zijn ambtsinstructie had gehandeld.
De politierechter oordeelde dat de klap in het gezicht van de geboeide arrestant, die letsel had opgelopen, op zichzelf een bewijsbare mishandeling oplevert. De rechter benadrukte dat de verdachte, als getrainde politieambtenaar, niet in een levensbedreigende situatie verkeerde en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor het gebruik van geweld. De politierechter heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [persoon 1], tot een bedrag van € 353,52, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van politieambtenaren en het belang van proportioneel geweld in de uitoefening van hun functie. De rechter hield rekening met de omstandigheden waaronder de verdachte moest handelen, maar concludeerde dat het gebruik van geweld in deze situatie niet gerechtvaardigd was. De zaak is een voorbeeld van de juridische grenzen van politieoptreden en de bescherming van de rechten van burgers, zelfs in situaties waarin zij zich misdragen.