“Je eerste brief van 16 februari 2009 die mij tijdens de bespreking op diezelfde dag werd aangeboden, heb ik meteen afgewezen omdat de paragraaf over “het neerwaartsrisicobeleid van maximaal 10% per jaar en ten hoogste 15% ongeacht de looptijd”, in het licht van de door Taler behaalde resultaten een gotspe is gebleken. Ter adstructie (…) Over het gehele jaar 2008 rapporteren jullie (…) een negatief resultaat van 44%.
Ik begin mijn reactie op je brief met een paar observaties:
1. Vanaf 2006 werk ik met Taler samen. De oorspronkelijke clientprofielbrief dateert van 18 juli 2006. (…) In feite volgt deze brief de belangrijkste punten uit de brieven die je, toen je nog in dienst van Ernst & Young was, op 23 februari 2004 (de overeenkomst) en op 27 februari 2004 (asset allocatie) aan mij schreef. Je bent dus al ruim 5 jaar op de hoogte van de omvang van mijn vermogen, mijn jaarlijkse liquiditeitsbehoefte en het daaraan te relateren risicoprofiel van mijn beleggingsportefeuille.
2. (…) Indien ik een neerwaartsrisico van 15% nog acceptabel vind, dan moet dat ook gelden, of beter gezegd:
juistgelden onder negatieve, moeilijke omstandigheden. Ik heb de neerwaartsrisicobegrenzing altijd als een bescherming uitgelegd en in die zin hebben wij er ook altijd over gesproken. (...)
4. Gedurende 2008 heb je mij alleen geïnformeerd over je zorgen over GLG Emerging
Market Fund. (…) De manager (…) ging daar weg en jij adviseerde de hele positie te liquideren. Dat heb ik ook gedaan. Althans dat wilde ik doen maar GLG stond het mij niet toe. Pas eind oktober 2008 kon ik er uit en ook nog maar gedeeltelijk. (…) Dit heeft mijn vertrouwen in GLG fundamenteel geschaad. Toen heb ik Taler gevraagd alle GLG fondsen (met verlies) van de hand te doen. Ook daarvoor geldt weer dat dit maar gedeeltelijk lukt. De aandelenfondsen wel, de hedgefondsen niet. (…)
5. Het is overigens niet alleen GLG die het uitstappen uit fondsen blokkeert en daarmee een ander criterium uit de vigerende samenwerkingsbrief van 18 juli 2006 geweld aan doet: Ook Taler zelf maakt het op dit moment onmogelijk om de positie in TEF te liquideren. De voorwaarde uit de brief is helder en ondubbelzinnig: Te allen tijde is slechts 10% a 20% van de portefeuille illiquide. Mijn schatting is dat het percentage illiquide beleggingen op dit moment 60% a 70% is. (…)
6. Ten aanzien van het gevoerde beleggingsbeleid heb ik de afgelopen 5 jaar (…) altijd jouw adviezen opgevolgd. Ikzelf heb geen suggesties gedaan of eigenmachtig andere beleggingsbeslissingen genomen. Tot aan het laatste kwartaal van 2008 (…) toen ik heb besloten afscheid te willen nemen van de GLG fondsen. (…) Alleen ten aanzien van de investering in het TEF fonds heb ik je uitgedaagd een groter bedrag hierin te beleggen als je in je eigen fonds geloofde. Jij volgde mij daarin niet, we hebben precies het bedrag in TEF belegd, dat jij voorstelde.
7. In feite is mijn beleggingsportefeuille van jouw hand. Er zijn maar 2 grote problemen: In 2008 maak ik een verlies van 44% terwijl maximaal volgens onze afspraken 15% is toegestaan. Verder is de portefeuille voor ongeveer 60% a 70% illiquide. Terwijl maximaal volgens onze afspraken 10% a 20% is toegestaan.
(…) kom ik terug op je herziene versie van 24 februari 2009. (..) ik dit niet kan en wil tekenen. De brief van 18 juli 2006 bevat de overeengekomen uitgangspunten op basis waarvan wij samenwerken, en waaraan wij de inhoudelijke samenwerking mogen toetsen.(…)”