ECLI:NL:RBAMS:2014:2441

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
C/13/541416 / HA ZA 13-519
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleggingsadviesrelatie en aansprakelijkheid van beleggingsadviseur in liquidatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers, bestaande uit een particulier en de besloten vennootschap Safemakers B.V., en de besloten vennootschap Taler Investment Consulting B.V. in liquidatie, over de aansprakelijkheid van Taler voor de schade die eisers hebben geleden door de wijze waarop Taler hen heeft geadviseerd in hun beleggingsportefeuille. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beleggingsadviesrelatie tussen eisers en Taler een voortzetting was van de relatie met Ernst & Young, waarbij de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid ongewijzigd zijn gebleven. Eisers hebben gesteld dat Taler hen niet heeft geadviseerd in overeenstemming met hun risicoprofiel en dat de geadviseerde beleggingen te risicovol waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat Taler niet tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat de portefeuilles van eisers niet in strijd waren met de eerder gemaakte afspraken. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beleggingsadviseurs en de noodzaak voor cliënten om hun risicoprofiel en beleggingsdoelstellingen duidelijk te communiceren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/541416 / HA ZA 13-519
Vonnis van 26 maart 2014
in de zaak van

1.[eiser],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAFEMAKERS B.V.,
gevestigd te Beuningen,
eisers,
advocaat mr. W.M. Schonewille te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TALER INVESTMENT CONSULTING B.V. in liquidatie,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.F. Hopman te Amsterdam.
Eisers zullen hierna [eiser], Safemakers en gezamenlijk [eisers gezamelijk] worden genoemd. Gedaagde zal hierna Taler genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 mei 2013, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2013 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2014 met de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen;
  • de brief van [eisers gezamelijk] van 12 maart 2014 naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 februari 2004 heeft [eiser] met Ernst & Young Actuarissen B.V. (hierna: Ernst & Young) een overeenkomst inzake investment consulting afgesloten, op grond waarvan Ernst & Young aan [eiser] advies over strategische beleggingsbeslissingen heeft verstrekt. [beleggingsadviseur] (hierna: [beleggingsadviseur]) is namens Ernst & Young als beleggingsadviseur van [eiser] opgetreden.
2.2.
Op 27 februari 2004 heeft [beleggingsadviseur] namens Ernst & Young een brief aan [eiser] verstuurd, waarin onder meer vermeld staat:
“U beschikt op dit moment over een beleggingsportefeuille van ruim EUR 4 miljoen bij Schretlen & Co waarvoor u een goed renderende en veilige aanwending zoekt. Deze portefeuille bestaat voor circa 54% uit aandelen, 28% obligaties, 5% vastgoed en 13% liquide middelen. U hebt uw eigen ideeën over beleggen en u bent voorzichtig met het volgen van allerlei adviezen van beleggingsadviseurs. U hebt ons laten weten dat uw voorkeur uit gaat naar een beleggingsoplossing die:
• minder risico impliceert dan uw portefeuille op dit moment heeft;
• een rendement oplevert van minimaal 7,5% gemiddeld per jaar (als doelstelling hebt u ruim 10% genoemd);
• voldoende directe inkomsten oplevert, dat wil zeggen minimaal EUR 150.000 na belastingen in privé, ten behoeve van uw uitgave voor levensonderhoud en dergelijke;
• u verlost van de zorgen die u op dit moment hebt ten aanzien van de rendementsontwikkeling van de portefeuille.
(…) Naast uw eigen portefeuille beheert u nog een beleggingsportefeuille voor uw kinderen ter grootte van ongeveer EUR 0,4 miljoen. Deze portefeuille mag wat u betreft meer risico hebben vanwege het lange termijn karakter.”
In de brief staat voorts een toelichting op de verschillende beleggingscategorieën tegen de achtergrond van vijf modelportefeuilles en [eiser] wordt verzocht op basis van die informatie en een daarop volgende persoonlijke toelichting een keuze te maken voor de gewenste asset allocatie.
2.3.
In een faxbrief van 16 maart 2004 van [beleggingsadviseur] namens Ernst & Young aan [eiser] staat onder meer:
Betreft: asset allocatie en portefeuille constructie
Geachte heer [eiser],
Naar aanleiding van de besprekingen die u en ik hebben gehad met diverse vermogensbeheerders, treft u in bijlage 1 een voorstel aan inzake de constructie van uw beleggingsportefeuille. U heeft ons laten weten dat u een asset allocatie wenst die ongeveer het gemiddelde is tussen modelportefeuilles A en B. Ten aanzien van de risico- en rendementskarakteristieken van deze modelportefeuilles, die u aantreft in onderstaande tabel, hebben wij u geïnformeerd in onze brief de dato 27 februari 2004. Met betrekking tot het voorstel in bijlage 1 merken wij op:
(…)
• De Asset Backed Securities van Faxtor Securities hebben zowel elementen van een vastgoedbelegging als van (high) yield obligaties en aandelen omdat dit een indirecte belegging is in hypothecaire leningen aan Europese consumenten met vastgoed als onderpand. Aangezien dit soort beleggingen niet in één van de bestaande beleggingscategorieën kan worden ondergebracht, hebben wij hiervoor de categorie ‘overig’ ingevoerd.
Tabel 1 Modelportefeuilles
Hoog risico ------------------------ Laag risico Portefeuille T.P.
Asset Classes A B C D E
Liquide middelen 5% 5% 5% 5% 5% 13%
Obligaties 10% 22% 32% 42% 50% 28%
Hedge funds 20% 20% 20% 20% 20% 0%
High Yield Obligaties 8% 8% 8% 8% 8% 8%
Aandelen 42% 32% 24% 16% 10% 54%
Vastgoed (…) 15% 13% 11% 9% 7% 5%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%”
In bijlage 1 is een voorstel opgenomen met een asset allocatie van 8% liquiditeiten, 12% obligaties, 16% hedge funds, 6% high yield obligaties, 35% aandelen, 5 % vastgoed en 18% overige beleggingen, waaronder het in de brief genoemde Faxtor fonds.
2.4.
Bij brief van 2 juni 2004 heeft [beleggingsadviseur] namens Ernst & Young aan [eiser] nogmaals een voorstel gestuurd voor de inrichting van zowel de beleggingsportefeuille van [eiser] als die van Safemakers. In dit voorstel wordt het totaal belegbaar vermogen van € 4.450.000 verdeeld als volgt: 5% liquide middelen, 11% obligaties, 19% hedgefunds, 5% high yield obligaties, 39% aandelen, 4% vastgoed en 16% overig. Aan dit voorstel is uitvoering gegeven, door (onder meer) aankoop van de hedgefunds GLG Multi Strategy Fund en GLG MMI Enhanced Fund, de high yield obligatiefondsen van Robeco en Veer Palthe Voute en de aandelenfondsen Veer Palthe Voute Value Investing, Veer Palthe Voute Passade Haven II, het GLG Performance Fund en het GLG Equity Funds alsmede de aankoop van het Faxtor ABS 2004-1 fonds.
2.5.
In een brief van 28 januari 2005 van [beleggingsadviseur] namens Ernst & Young aan [eiser] staat, voor zover relevant:
“Bijgaand doen we u de rapportage beleggingen toekomen over het afgelopen kwartaal. In deze rapportage hebben wij nu ook een risicomaatstaf opgenomen die wij ‘neerwaarts risico’ hebben genoemd. (…) Tevens bevestigen wij hierbij de door u gekozen strategische assetallocatie (…) de op uw wensen en doelstellingen gebaseerde verdeling van uw vermogen over de diverse beleggingscategorieën. Het neerwaarts risico is een belangrijke maatstaf om te besluiten uw portefeuille eventueel bij te sturen. Het neerwaarts risico van de door u gekozen strategische allocatie zou overeen moeten komen met uw ‘risicoprofiel’ of ‘risicobudget’ (…) de hoeveelheid risico die u bereid bent te nemen teneinde een hoger rendement te behalen dan op een risicovrije belegging.
(…)
Wij hebben berekend dat, met 99% zekerheid, een tussentijdse waardedaling van uw portefeuille niet groter zal zijn dan het aldaar vermelde percentage (‘neerwaarts risico’).”
2.6.
Medio 2006 is [beleggingsadviseur] van Ernst & Young naar Taler overgestapt. [eiser] heeft besloten [beleggingsadviseur] te volgen omdat Ernst & Young met de beleggingsadviesdiensten ging stoppen. In een brief van 18 juli 2006 van [beleggingsadviseur] namens Taler aan [eiser] staat, voor zover relevant:

Uw persoonlijke financiële situatie
Op dit moment beschikt u in privé over een belegbaar vermogen van circa € 5,3 miljoen en in Safemakers BV (SBV) van circa € 0,6 miljoen. (…). Om in uw uitgaven voor levensonderhoud e.d. te voorzien, wenst u jaarlijks circa € 220.000 aan uw privé beleggingen te onttrekken (dit is inclusief box 3 heffing). Dit bedrag zal naar verwachting jaarlijks toenemen met de inflatie. U beschikt over een landgoed (uw woning) waarvan u de waarde taxeert op ongeveer € 5 miljoen. Dit is vrijwel volledig met eigen middelen gefinancierd en dient niet als belegging te worden beschouwd binnen uw beleggingsportefeuille. U heeft geen leningen of andere verplichtingen die van belang zijn bij de advisering over uw beleggingsportefeuille.
U heeft inmiddels meerdere jaren ervaring met het beleggen in verschillende soorten beleggingsproducten en bij verschillende instellingen.
Doelstellingen van uw vermogen
Het vermogen in SBV kan worden beschouwd als algemene financiële reserve voor uw kinderen. Het vermogen in privé heeft u nodig voor uw uitgaven voor levensonderhoud e.d. Op middellange termijn streeft u voor uw totale belegbare vermogen naar een zo hoog mogelijk rendement. Om uw gewenste jaarlijkse onttrekkingen voor uitgaven en belastingbetaling te kunnen doen bij instandhouding van de nominale waarde van uw vermogen, dient het rendement op uw privé vermogen minimaal 5% te bedragen.
Uw risicoprofiel
(…) Uit oogpunt van risicospreiding wilt u uw vermogen beleggen in meerdere beleggingscategorieën zoals aandelen, obligaties, vastgoed, hedgefunds, structured products etcetera. Deze spreiding (…) dient zodanig plaats te vinden dat het neerwaartse risico van de portefeuille als geheel niet groter is dan -10% over een periode van 1 jaar en niet groter dan - 15% ongeacht de looptijd. (...) Wij hebben dit neerwaartse risico berekend aan de hand van de historische statistische kenmerken van de verschillende beleggingscategorieën en met een statistische betrouwbaarheid van 99%.
(…)
Liquiditeit van uw beleggingen
U heeft ons laten weten dat het grootste gedeelte van uw portefeuille goed verhandelbaar dient te zijn. Dat wil zeggen binnen circa 2 maanden te gelde te maken. Een beperkt gedeelte van uw portefeuille, zo’n 10 à 20 procent, kan eventueel belegd worden in illiquide beleggingsproducten.”
Deze brief is – op enig moment – door [eiser] voor akkoord ondertekend.
2.7.
Een op 1 juli 2006 gedateerde overeenkomst inzake investment consulting tussen Taler en [eiser] is volgens het bijschrift bij de handtekening door laatstgenoemde op 3 september 2006 ondertekend. In deze overeenkomst staat – kort weergegeven – dat Taler [eiser] zal adviseren omtrent risico’s en rendement van beleggingsportefeuilles met verschillende asset allocaties om [eiser] in staat te stellen strategische beleggingsbeslissingen te nemen. Deze overeenkomst bevat voorts een exoneratieclausule waarin – kort gezegd – is bepaald dat Taler niet aansprakelijk zal zijn voor door [eiser] geleden schade, tenzij komt vast te staan dat de schade een rechtstreeks gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van Taler in de uitoefening van de overeenkomst in welk geval de aansprakelijkheid beperkt zal zijn tot hetgeen de beroepsaansprakelijkheidsverzekering uitkeert, althans, indien om welke reden dan ook geen uitkering krachtens de verzekering mocht plaatsvinden, drie keer het door [eiser] aan Taler betaalde bedrag tot een maximum van € 100.000.
2.8.
Op 14 november 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [beleggingsadviseur] en [eiser] over het Taler Asset Allocation Fund (hierna: “TAAF”) en het Taler Enhanced Fund (“TEF”). In een gespreksnotitie van Taler staat, onder meer:
“[fund manager] geeft als fund manager van het Taler Asset Allocation Fund (Taaf) en het Taler Enhanced Fund (Tef) een toelichting aan cliënt op de beleggingsstrategie van deze fondsen. De strategie (…) komt neer op het breed spreiden over een groot aantal asset classes. Hierbij wordt een relatief grote weging toegekend aan alternatieve beleggingen zoals hedgefunds, private equity en commodities en een relatief lage weging aan obligaties. In het verleden is gebleken dat neerwaartse risico redelijk beperkt konden blijven door de spre[i]ding (…). PvdB geeft aan dat Taaf (zonder leverage) een ‘gemiddeld risico’ heeft en Tef (met leverage) een ‘hoog risico’ maar ook een hogere rendementsverwachting. (...)”
2.9.
In een brief van 15 november 2006 van Taler aan [eiser] staat dat daarbij het prospectus van TAAF en TEF wordt toegestuurd. In deze brief wordt opgemerkt dat, als [eiser] in deze fondsen wil gaan beleggen, hem wordt geadviseerd een gelijke verdeling aan te houden over TAAF en TEF. [eiser] heeft € 100.000 in TEF geïnvesteerd en niets in TAAF.
2.10.
In een door Taler opgemaakte gespreksnotitie van 7 februari 2007 staat, voor zover relevant, dat [beleggingsadviseur] met [eiser] de fondsen in de portefeuille heeft doorgenomen en dat [beleggingsadviseur] [eiser] heeft voorgesteld naar het GLG Emerging Markets fonds te kijken omdat dit fonds qua beleggingsstrategie en regio allocatie een aardige aanvulling op de portefeuille zou kunnen zijn. Voorts staat in dit gespreksverslag dat aan [eiser] een factsheet en het prospectus van dit fonds is overhandigd en dat is afgesproken dat [eiser] hierop terug zal komen. [eiser] heeft voor een bedrag van € 300.010,28 in het GLG Emerging Markets Special Situations Fund geïnvesteerd.
2.11.
In een e-mail van 5 september 2007 schrijft [eiser] aan Taler onder meer:
“Resteert mijn interesse in hoe jullie tegen de huidige situatie aankijken. (…) Een brief of mail van jullie kant [zou] welkom geweest zijn. De onrust is op 19 juli jl. begonnen bij zeer negatieve berichten over Bear Stearns toen 2 van haar fondsen kopje ondergingen. Volgens mij zijn de problemen op de markten nog verre van onder controle. Hoe jullie deze situatie/problemen tegemoet treden, lijkt mij toch voor alle klanten interessant. (…)”
In haar reactie van dezelfde dag schrijft Taler aan [eiser] dat de visie op de ontwikkelingen in de kwartaalgesprekken aan de orde komen en desgewenst ook een nadere toelichting aan [eiser] kan worden verstrekt.
2.12.
Op advies van Taler heeft [eiser] het GLG Emerging Markets Special Situations Fund in 2008 verkocht vanwege het vertrek van de fund manager.
2.13.
In het eerste kwartaal van 2008 heeft [eiser] € 200.000 aan zijn portefeuille onttrokken ten behoeve van de aankoop van een appartement.
2.14.
Bij brief aan [eiser] van 29 april 2008 bericht Taler, onder meer, dat het eerste kwartaal gekenmerkt werd door veel onrust op de financiële markten en dat het in hectische tijden van belang is nuchtere analyses te maken. Vastgesteld kan worden dat veel aandelen aantrekkelijk zijn gewaardeerd en dat door de turbulentie op de financiële markten interessante kansen ontstaan voor goede hedge fund managers en value beleggers. Hoewel op de middellange termijn hierdoor hoge rendementen kunnen worden gemaakt, verwacht Taler in de komende maanden veel bewegelijkheid en mogelijk flinke correcties, aldus steeds Taler.
2.15.
In een gespreksnotitie van Taler gedateerd 5 mei 2008 staat, onder meer:
“Portefeuille is flink gedaald in Q1 (- 7,8%), aandelenmarkten waren afgelopen kwartaal ook fors lager (circa -15%). Het bijna faillissement van Bear Stear[n]s en de economische afzwakking zijn de belangrijkste boosdoeners . (…) Gezien de toenemende risico’s met cliënt de mogelijkheid besproken om risicovolle beleggingen zoals aandelen af te bouwen. Cliënt laat weten daar niet voor te voelen.”
2.16.
In een gespreksnotitie van Taler gedateerd 6 augustus 2008 staat, onder meer:
“Portefeuille is flink gedaald in de eerste helft 2008, aandelenmarkten waren over deze periode ook fors lager. (…) Het vertrouwen in banken en andere financiële instellingen is sterk afgenomen. (…) Client maakt zich enigszins zorgen over de ontwikkelingen maar wil vooralsnog geen veranderingen doorvoeren in de portefeuille.”
2.17.
Eind augustus 2008 heeft [eiser] een appartement in Amsterdam gekocht, welke aankoop is gefinancierd door een hypothecaire lening van € 2 miljoen verstrekt door Rabobank.
2.18.
Vanaf oktober 2008 is [eiser] fondsen uit zijn portefeuille gaan verkopen. In totaal heeft hij in negen maanden voor circa € 1.200.000 aan beleggingen liquide gemaakt.
2.19.
In een gespreksnotitie van 3 november 2008 van Taler staat:
“De ontwikkelingen van de financiële markten zijn ronduit desastreus te noemen. (…) Het vertrouwen in banken en andere instellingen is tot een dieptepunt gezakt. Cliënt geeft aan dat hij zeer teleurgesteld is over de daling van de portefeuille in de afgelopen periode. Daarnaast geeft hij aan dat hij een duur appartement in Amsterdam gaat kopen (ca € 2 miljoen) en dat daarvoor een groot deel van de beleggingen verkocht moet worden. Deels zal het ook met een hypotheek worden aangeschaft. Ik spreek mijn verbazing hierover uit. Het was mij niet bekend dat hij een nieuwe woning zou kopen alvorens zijn landgoed te verkopen. Nu moeten we op zeer lage niveau’s aandelen en andere beleggingen verkopen omdat hij veel meer gaat onttrekken dan hij op voorhand had aangegeven.”
2.20.
De beleggingsresultaten van de portefeuilles van [eiser] vanaf de aanvang van de relatie met Taler tot en met 2008 zijn als volgt:
Periode
Rendement per kwartaal
30 september 2006
1,9%
31 december 2006
5,3%
31 maart 2007
3,8%
30 juni 2007
5,1%
30 september 2007
- 2,0%
31 december 2007
- 0,5%
31 maart 2008
- 7,8%
30 juni 2008
- 3,5%
30 september 2008
-16,5%
31 december 2008
- 25,1%
2.21.
Op 12 februari 2009 heeft Taler een brief aan [eiser] gestuurd, waarin de kredietcrisis en de gevolgen voor de beleggingsmarkten is beschreven. Uit die gebeurtenissen trekt Taler de conclusie dat een matige liquiditeit van effecten in tijden van stress tot bovengemiddelde koersdalingen leidt, dat beheersing van risico’s door spreiding matig werkt in tijden van extreme stress en dat gestructureerde producten relatief veel in koers gedaald zijn. Voor de aankomende periode signaleert Taler dat er kansen zijn ontstaan omdat aandelen en bedrijfsobligaties zeer goedkoop zijn geworden, maar dat zij gezien de onzekere economische vooruitzichten behoedzaam willen opereren. Ten aanzien van de portefeuille van [eiser] constateert Taler dat deze – na verkoop van twee aandelenfondsen om liquiditeiten te genereren – een te groot deel vastgoed en private equity bevat en een te klein deel aandelen en dat de liquiditeit in de portefeuille onvoldoende is omdat bepaalde fondsen tijdelijk niet verhandelbaar zijn. Vervolgens geeft Taler per beleggingsfonds van [eiser] een advies waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een scenario waarin herstel van de financiële markten in 2010 als uitgangspunt wordt genomen en een scenario waarin dit herstel op zich laat wachten tot 2011 en 2012.
2.22.
Op 16 februari 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en Taler, waarbij Taler in concept een aangepast cliëntprofiel aan [eiser] heeft voorgelegd. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Taler bij brief van 24 februari 2009 aan [eiser] een nieuwe versie van dit aangepaste cliëntprofiel gestuurd, waarin onder meer staat:
“Gezien de veranderingen in uw financiële situatie treft u hierbij een update daarvan aan.
Uw persoonlijke financiële situatie
Per ultimo 2008 beschikt u in privé over een belegbaar vermogen van circa € 2,8 miljoen en in Safemakers (SBV) van circa € 0,5 miljoen. (…). U beschikt over een landgoed (uw woning) in [woonplaats]. Dit is vrijwel volledig met eigen middelen gefinancierd (…). Daarnaast beschikt u over twee appartementen in Amsterdam waarvoor u een hypothecaire geldlening bij de Rabobank heeft afgesloten van € 1.950.000. Uw landgoed staat momenteel in de verkoop en u overweegt ook één van de appartementen te verkopen.
Om in uw uitgaven voor levensonderhoud e.d. te voorzien, wenst u jaarlijks circa € 230.000 aan uw privé beleggingen te onttrekken (dit is inclusief box 3 heffing). Daarnaast wordt maandelijks € 7.600 aan de VPV portefeuille onttrokken voor betaling van de hypotheekrente.
Doelstellingen van uw vermogen
Het vermogen in SBV kan worden beschouwd als algemene financiële reserve voor uw kinderen. Het vermogen in privé heeft u nodig voor uw uitgaven voor levensonderhoud e.d.
Uw risicoprofiel
U heeft aangegeven dat u wilt beleggen in een zeer defensieve beleggingsportefeuille bestaande uit deposito’s en investment grade obligaties. Momenteel bezit u beleggingen met een hoger risico. We zullen u adviseren over een geleidelijke afbouw van het risico in uw huidige beleggingsportefeuille. (…)
Liquiditeit van uw beleggingen
U heeft ons laten weten dat uw portefeuille goed verhandelbaar dient te zijn. Doordat een aantal beleggingsfondsen in uw portefeuille op dit moment geen uittreding toestaat, is dit niet het geval. Het afbouwen van illiquide beleggingen is derhalve een punt van aandacht voor de komende periode. Zodra dat mogelijk is, wilt u de illiquide beleggingen verkopen en uitsluitend liquide beleggingen opnemen. (…)”
2.23.
Bij brief van 23 maart 2009 reageert [eiser] op het herziene cliëntprofiel. In de brief staat onder meer:
“Je eerste brief van 16 februari 2009 die mij tijdens de bespreking op diezelfde dag werd aangeboden, heb ik meteen afgewezen omdat de paragraaf over “het neerwaartsrisicobeleid van maximaal 10% per jaar en ten hoogste 15% ongeacht de looptijd”, in het licht van de door Taler behaalde resultaten een gotspe is gebleken. Ter adstructie (…) Over het gehele jaar 2008 rapporteren jullie (…) een negatief resultaat van 44%.
Ik begin mijn reactie op je brief met een paar observaties:
1. Vanaf 2006 werk ik met Taler samen. De oorspronkelijke clientprofielbrief dateert van 18 juli 2006. (…) In feite volgt deze brief de belangrijkste punten uit de brieven die je, toen je nog in dienst van Ernst & Young was, op 23 februari 2004 (de overeenkomst) en op 27 februari 2004 (asset allocatie) aan mij schreef. Je bent dus al ruim 5 jaar op de hoogte van de omvang van mijn vermogen, mijn jaarlijkse liquiditeitsbehoefte en het daaraan te relateren risicoprofiel van mijn beleggingsportefeuille.
2. (…) Indien ik een neerwaartsrisico van 15% nog acceptabel vind, dan moet dat ook gelden, of beter gezegd:
juistgelden onder negatieve, moeilijke omstandigheden. Ik heb de neerwaartsrisicobegrenzing altijd als een bescherming uitgelegd en in die zin hebben wij er ook altijd over gesproken. (...)
4. Gedurende 2008 heb je mij alleen geïnformeerd over je zorgen over GLG Emerging
Market Fund. (…) De manager (…) ging daar weg en jij adviseerde de hele positie te liquideren. Dat heb ik ook gedaan. Althans dat wilde ik doen maar GLG stond het mij niet toe. Pas eind oktober 2008 kon ik er uit en ook nog maar gedeeltelijk. (…) Dit heeft mijn vertrouwen in GLG fundamenteel geschaad. Toen heb ik Taler gevraagd alle GLG fondsen (met verlies) van de hand te doen. Ook daarvoor geldt weer dat dit maar gedeeltelijk lukt. De aandelenfondsen wel, de hedgefondsen niet. (…)
5. Het is overigens niet alleen GLG die het uitstappen uit fondsen blokkeert en daarmee een ander criterium uit de vigerende samenwerkingsbrief van 18 juli 2006 geweld aan doet: Ook Taler zelf maakt het op dit moment onmogelijk om de positie in TEF te liquideren. De voorwaarde uit de brief is helder en ondubbelzinnig: Te allen tijde is slechts 10% a 20% van de portefeuille illiquide. Mijn schatting is dat het percentage illiquide beleggingen op dit moment 60% a 70% is. (…)
6. Ten aanzien van het gevoerde beleggingsbeleid heb ik de afgelopen 5 jaar (…) altijd jouw adviezen opgevolgd. Ikzelf heb geen suggesties gedaan of eigenmachtig andere beleggingsbeslissingen genomen. Tot aan het laatste kwartaal van 2008 (…) toen ik heb besloten afscheid te willen nemen van de GLG fondsen. (…) Alleen ten aanzien van de investering in het TEF fonds heb ik je uitgedaagd een groter bedrag hierin te beleggen als je in je eigen fonds geloofde. Jij volgde mij daarin niet, we hebben precies het bedrag in TEF belegd, dat jij voorstelde.
7. In feite is mijn beleggingsportefeuille van jouw hand. Er zijn maar 2 grote problemen: In 2008 maak ik een verlies van 44% terwijl maximaal volgens onze afspraken 15% is toegestaan. Verder is de portefeuille voor ongeveer 60% a 70% illiquide. Terwijl maximaal volgens onze afspraken 10% a 20% is toegestaan.
(…) kom ik terug op je herziene versie van 24 februari 2009. (..) ik dit niet kan en wil tekenen. De brief van 18 juli 2006 bevat de overeengekomen uitgangspunten op basis waarvan wij samenwerken, en waaraan wij de inhoudelijke samenwerking mogen toetsen.(…)”
2.24.
Op 7 april 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [eiser] en [beleggingsadviseur]. Op 14 april 2009 heeft [eiser] aan Taler een gespreksverslag gestuurd. Hierin staat, voor zover relevant als verklaring van [eiser]: “
Je hebt mij noch mondeling noch schriftelijk ooit op een groter neerwaarts risico dan 15% gewezen. Dat het niet om een garantie ging was mij duidelijk”.
2.25.
In de hierop volgende periode is door partijen gecorrespondeerd, waarbij [eisers gezamelijk] zijn onvrede over zijn beleggingen en Taler uit en Taler daarop reageert. Onderdeel van deze correspondentie is een brief van 2 juni 2009 waarbij [eiser] de overeenkomst met Taler heeft opgezegd tegen 30 september 2009.
2.26.
Op 8 december 2009 heeft de raadsman van [eisers gezamelijk] Taler aansprakelijk gesteld. Taler heeft deze aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.27.
Bij brief van 23 december 2011 heeft (de raadsman) van [eisers gezamelijk] Taler opnieuw aansprakelijk gesteld.
2.28.
Bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders is Taler met ingang van 15 september 2011 ontbonden, met benoeming van [beleggingsadviseur] tot vereffenaar. Op 22 maart 2012 heeft Taler gereageerd op de aansprakelijkheidsstelling door [eisers gezamelijk] In de daartoe gestuurde brief heeft Taler niet “in liquidatie” aan haar naam toegevoegd. Op 12 april 2012 heeft [beleggingsadviseur] de vereffening van Taler beëindigd en met ingang van die datum is de vennootschap opgehouden te bestaan. Bij beschikking van 21 maart 2013 heeft deze rechtbank het verzoek van [eisers gezamelijk] tot heropening van de vereffening van Taler toegewezen, met benoeming van mr. J.P. Davids tot vereffenaar.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamelijk] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Taler veroordeelt tot betaling van:
- € 4.847.289 € 4.847.289 ten titel van schadevergoeding, althans een in goede justitie te bepalen
bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2009, althans de dag van dagvaarding;
- € 7.616 € 7.616 aan kosten die zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid en de omvang van de schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de
dag van dagvaarding;
- € 16.898,93 € 16.898,93 aan kosten die zijn gemaakt ter heropening van de vereffening te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
- € 6.422 € 6.422 aan buitengerechtelijke kosten, welke kosten overeenkomstig het rapport
Voorwerk II zijn vastgesteld;
- de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] voert hiertoe aan dat op basis van zijn beleggingswensen en -doelstellingen op hem een defensief risicoprofiel en op Safemakers een neutraal risicoprofiel van toepassing was. De door Taler vastgestelde assetverdeling en geadviseerde investeringen waren daarmee echter niet in overeenstemming. Meer in het bijzonder had Taler niet mogen adviseren om in risicovolle hedgefondsen te beleggen. Ook wat betreft liquiditeit pasten de geadviseerde fondsen niet bij het profiel van [eisers gezamelijk] Toen in 2007 signalen kenbaar werden over onrust in de financiële sector, heeft Taler nagelaten [eiser] te adviseren risico mitigerende maatregelen te nemen. Tot slot had Taler gezien de koersdaling van de aandelen aan [eiser] moeten adviseren om minder te onttrekken aan zijn vermogen. Door deze wijze van handelen heeft Taler niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag worden verwacht.
Voorts heeft Taler [eiser] niet of onvoldoende gewaarschuwd voor het gevaar dat hij liep met alternatieve beleggingen en bovendien de suggestie gewekt dat de risico’s beheersbaar zouden zijn door middel van kwantitatieve modellen die het neerwaarts risico van een portefeuille berekenden. Op Taler rust vanwege het doel van het vermogen van [eiser] – levensonderhoud – een verzwaarde waarschuwingsplicht, die zij gelet op het voorgaande heeft geschonden. Indien Taler [eiser] zou hebben gewaarschuwd voor de risico’s van de betreffende beleggingen dan zou hij niet in de betreffende fondsen hebben belegd.
De schade die [eiser] door het tekortschieten van Taler heeft geleden bestaat uit het verschil tussen het beleggingsresultaat van de huidige portefeuille en een portefeuille die een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur had geadviseerd, namelijk een portefeuille bestaande uit 25% aandelen, 20% bedrijfsobligaties en 55% overheidsobligaties.
De kosten van de procedure tot heropening van de vereffening hadden niet hoeven te worden gemaakt indien Taler overeenkomstig haar verplichtingen daartoe aan [eisers gezamelijk] kenbaar had gemaakt dat zij in liquidatie verkeerde. Deze kosten dienen daarom voor rekening van Taler te komen, aldus [eisers gezamelijk]
3.3.
Taler voert verweer.
3.4.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, nader weergegeven.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid Safemakers

4.1.
Ten aanzien van Safemakers heeft Taler het verweer gevoerd dat zij bij gebreke van een overeenkomst met Taler niet ontvankelijk is in haar vordering. Nu Taler op de zitting heeft erkend dat deze overeenkomst wel bestaat, faalt dit verweer. Dat, zoals door Taler is gesteld, geen feiten zijn gesteld ter onderbouwing van de namens Safemakers ingestelde vordering, kan – indien juist – slechts tot afwijzing daarvan leiden en leidt dus niet tot het niet-ontvankelijk verklaren van Safemakers in haar vordering.
Advies in overeenstemming met het profiel van [eisers gezamelijk]?
4.2.
In de kern verwijt [eisers gezamelijk] Taler dat zij beleggingen heeft geadviseerd die te risicovol waren gelet op de beleggingswensen en –doelstellingen van [eisers gezamelijk] Nu hij ten behoeve van zijn levensonderhoud (volledig) afhankelijk was van het inkomen uit zijn portefeuille, het beperken van het neerwaarts risico van groot belang was voor hem en hij kenbaar heeft gemaakt aan Taler dat zijn portefeuille goed verhandelbaar moest zijn, ging [eiser] ervan uit dat zijn portefeuille (zeer) behoudend zou worden belegd. Met de portefeuille van Safemakers mocht iets meer risico worden genomen. Gebleken is echter dat de samenstelling van beide portefeuilles (veel) risicovoller was dan op basis van deze uitgangspunten had gemogen, aldus [eisers gezamelijk]
4.3.
Taler heeft betwist dat ten aanzien van [eiser] een defensief en ten aanzien van Safemakers een neutraal risicoprofiel van toepassing was. Zij voert hiertoe aan dat [eiser] in de beleggingsrelatie met Ernst & Young een licht offensief tot neutraal risicoprofiel is overeengekomen, hetgeen onverkort gold gedurende de relatie met Taler. Dit risicoprofiel is passend gelet op het door [eiser] gewenste rendement dat nodig was voor zijn jaarlijkse onttrekkingen, aldus Taler.
4.4.
De vraag die de rechtbank aldus dient te beantwoorden is welke uitgangpunten voor het te voeren beleggingsbeleid zijn overeengekomen en welk risicoprofiel daaruit redelijkerwijs voortvloeit.
4.5.
Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat de beleggingsadviesrelatie tussen [eisers gezamelijk] en Taler een voortzetting is van de beleggingsadviesrelatie tussen [eisers gezamelijk] en Ernst & Young. De reden voor de overstap was er slechts in gelegen dat Ernst & Young het aanbieden van deze beleggingsadviesdiensten staakte en dat deze dienstverlening feitelijk werd voortgezet door Taler. De uitgangspunten voor het beleggingsbeleid bleven ongewijzigd, zo heeft [eisers gezamelijk] ter zitting verklaard. Dit betekent dat Taler in beginsel mocht uitgaan van de afspraken die [eisers gezamelijk] met Ernst & Young heeft gemaakt, tenzij Taler uit hetgeen [eisers gezamelijk] over zijn beleggingswensen en -doelstellingen heeft gezegd, had moeten begrijpen dat een andere – lees: meer defensieve – wijze van beleggen geboden was.
4.6.
In dit licht is van belang dat niet tussen partijen in geschil is dat [eisers gezamelijk] in zijn relatie met Ernst & Young een keus heeft gemaakt voor een risicoprofiel dat het midden hield tussen de meest offensieve modelportefeuille (A) en de modelportefeuille die daarop volgt (B) en dat dit gekozen risicoprofiel kwalificeert als neutraal tot licht offensief. Anders dan [eisers gezamelijk] heeft betoogd, kan niet worden geoordeeld dat – kort gezegd – hem die keuze niet kan worden tegengeworpen omdat hij niet begreep waarvoor hij koos. Uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt dat er een schriftelijke en mondelinge toelichting is gegeven op de risico- en rendementskarakteristieken van de door Ernst & Young gehanteerde modelportefeuilles en dat in de in de correspondentie opgenomen tabel ondubbelzinnig staat dat portefeuille A de meest risicovolle portefeuille is. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [eisers gezamelijk] de keuze voor het op hem toepasselijke risicoprofiel geïnformeerd en weloverwogen heeft gemaakt. Dit klemt te meer nu niet tussen partijen in geschil is dat [eisers gezamelijk] een rendementswens bij Ernst & Young heeft neergelegd van minimaal 7,5% en bij voorkeur (ruim) 10% en dat – zoals door Taler onweersproken is gesteld – dit rendement niet kon worden behaald met een (zeer) defensieve portefeuille.
4.7.
Op basis van hetgeen [eisers gezamelijk] daartoe heeft gesteld kan niet worden geoordeeld dat Taler bij de aanvang van de beleggingsrelatie met [eisers gezamelijk] had moeten begrijpen dat, in afwijking van het bij Ernst & Young geldende risicoprofiel, een meer defensieve samenstelling van de portefeuille geboden was. Ter toelichting geldt het volgende.
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat de brief van 18 juli 2006 verwoordt wat [eisers gezamelijk] aan informatie aan Taler heeft verstrekt bij de aanvang van de relatie. Uit die brief kan worden afgeleid dat:
- het belegbaar vermogen van [eiser] nodig was om te voorzien in inkomen voor levensonderhoud en belastingbetaling, dat hij daarvoor jaarlijks € 220.000 aan de portefeuille wenste te onttrekken en dat daarvoor bij instandhouding van het vermogen minimaal 5% rendement nodig was;
- dat [eiser] daarnaast een landgoed bezat dat € 5 miljoen waard was en dat uit eigen middelen was gefinancierd;
- het vermogen van Safemakers als algemene reserve voor de kinderen gold;
- [eisers gezamelijk] voor beide portefeuilles op de middellange termijn een zo hoog mogelijk rendement nastreefde;
- de spreiding van de portefeuilles zo moest zijn dat de berekening van het neerwaarts risico met een statistische betrouwbaarheid van 99% uitkwam op maximaal 10% over een jaar en 15% ongeacht de looptijd;
- 80% à 90% van de portefeuilles liquide kon worden gemaakt binnen een tijdsbestek van circa twee maanden.
4.9.
Het feit dat het belegbaar vermogen van [eiser] tot doel had om zijn dagelijkse levensonderhoud te financieren is onvoldoende om te kunnen concluderen dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur alleen een (zeer) defensieve portefeuille als passend had mogen bestempelen. Daargelaten dat dit doel de conclusie niet draagt dat [eisers gezamelijk] voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk was van zijn belegbaar vermogen is door [eisers gezamelijk] onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat het door hem voor dit doel gewenste rendement met een (zeer) defensieve portefeuille had kunnen worden behaald. Hierbij is van belang dat uit de brief volgt dat 5% rendement een ondergrens is en er gestreefd wordt naar meer, hetgeen ook past bij de bij Ernst & Young neergelegde wens van 7,5% en bij voorkeur ruim 10% rendement, welke wensen volgens [eisers gezamelijk] in de relatie met Taler ongewijzigd zijn gebleven. In dit licht is de enkele stelling dat 5% rendement ook met een defensieve portefeuille had kunnen worden behaald, onvoldoende om te kunnen oordelen dat Taler tot de conclusie had moeten komen dat uitsluitend een (zeer) behoudende portefeuille paste bij de wensen en doelstellingen van [eiser].
4.10.
De stelling van [eisers gezamelijk] dat de beperking van het neerwaartse risico tot 10% over een jaar en 15% ongeacht de looptijd slechts past bij een (zeer) behoudende portefeuille, faalt eveneens. Het had op de weg van [eisers gezamelijk] gelegen om gemotiveerd te stellen dat het neerwaartse risico van de in de portefeuilles tot stand gekomen verdeling over beleggingscategorieën in werkelijkheid hoger was dan de besproken waarden, hetgeen door Taler ter zitting gemotiveerd is weersproken. Dat de portefeuilles in 2008, waarin de bankencrisis een groot effect heeft gehad op de beleggingsmarkten, meer dan 10% in waarde zijn gedaald, is daartoe niet voldoende. Het gaat erom of Taler met de kennis van destijds en uitgaande van normale marktomstandigheden redelijkerwijs tot de conclusie kon komen dat het neerwaartse risico van de portefeuilles van [eisers gezamelijk] binnen de door hem gewenste bandbreedte viel. [eisers gezamelijk] heeft (overigens) niets concreets gesteld waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. Het standpunt van [eisers gezamelijk], afgeleid uit het rapport van [naam], dat de risico’s van de beleggingscategorieën verkeerd zijn ingeschat door Taler is daartoe niet voldoende. Dit geldt eveneens voor de stelling dat er geen producten in de portefeuille hadden mogen worden opgenomen met een historische volatiliteit van meer dan 5%. [eisers gezamelijk] had ten minste gemotiveerd dienen te stellen dat – anders dan door Taler is aangevoerd - de gerealiseerde portefeuilles op basis van de destijds beschikbare (historische) gegevens het neerwaartse risico van -10% althans -15% zouden hebben overschreden. Dit heeft [eisers gezamelijk] nagelaten en dus kan op basis van hetgeen hij daartoe naar voren heeft gebracht niet worden geoordeeld dat zijn portefeuilles niet passend waren gelet op het door hem geaccepteerde neerwaartse risico. Voor zover de rechtbank [eisers gezamelijk] zo moet begrijpen dat hij Taler voorts verwijt een onjuist statistisch model te hebben gebruikt, geldt dat dit eveneens onvoldoende onderbouwd is door [eisers gezamelijk] [naam] heeft met betrekking tot het neerwaartse risicobeleid immers niet meer verklaard dan dat het inzetten van kwantitatieve modellen (zoals het onderhavige) niet ongebruikelijk is, maar dat een dergelijk model minder betrouwbaar is indien zich extreme omstandigheden zoals de kredietcrisis voordoen en dat van het model veelal niet wordt afgeweken als dat nodig is. Daarmee is echter niet onderbouwd dat het gebruikte statistische model onjuist was.
4.11.
Tenslotte kan ook niet worden geoordeeld dat de door [eisers gezamelijk] geuite liquiditeitseis slechts past bij een (zeer) defensieve portefeuille. Uit hetgeen [eisers gezamelijk] daartoe heeft gesteld, kan niet worden geoordeeld dat de portefeuilles niet aan die eis voldeden. Dat na het ontstaan van de bankencrisis bepaalde beleggingen onverkoopbaar werden of dat fondsen werden gesloten voor uittreding, is daartoe niet voldoende. Het gaat er om of Taler met de kennis van destijds en uitgaande van normale marktomstandigheden redelijkerwijs tot de conclusie kon komen dat 80% tot 90% van de portefeuille in een tijdsbestek van twee maanden kon worden verkocht. [eisers gezamelijk] heeft (overigens) niets concreets gesteld waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. Ook als juist is dat, zoals [eisers gezamelijk] ter onderbouwing stelt, “een aanmerkelijk deel” van de portefeuilles niet voldoende liquide was in de zin dat die effecten niet binnen enkele minuten zonder koersimpact verkocht konden worden, valt niet in te zien waarom dat ter zake doet aangezien dat niet de eis is die [eisers gezamelijk] heeft gesteld. [eisers gezamelijk] heeft blijkens de brief van 18 juli 2006 immers de wens geuit dat het betreffende deel van de portefeuille binnen
twee maandente gelde kon worden gemaakt.
4.12.
Nu uit het voorgaande voortvloeit dat niet kan worden geoordeeld dat de portefeuilles van [eisers gezamelijk] niet in overeenstemming waren met zijn in de brief van juli 2006 geuite beleggingswensen en -doelstellingen, kan evenmin worden geoordeeld dat Taler gehouden was het risicoprofiel – en daarmee de samenstelling van de portefeuille – aan te passen. Dit betekent dat adviezen van Taler om bepaalde effecten te kopen althans aan te houden, voor zover [eisers gezamelijk] daartoe al iets concreets heeft gesteld, aan het eerder overeengekomen neutrale tot licht offensieve risicoprofiel dienen te worden getoetst. Dit heeft [eisers gezamelijk] echter niet gedaan. De verwijten die [eisers gezamelijk] aan Taler maakt omtrent de in zijn portefeuilles opgenomen beleggingen alsmede het ter adstructie daarvan overgelegde rapport van [naam] zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat in de portefeuille van [eisers gezamelijk] volgens een defensief profiel en in de portefeuille van Safemakers volgens een neutraal profiel belegd had moeten worden. Nu dit uitgangspunt geen stand kan houden, kan hetgeen [eisers gezamelijk] in dit verband heeft gesteld niet tot aansprakelijkheid van Taler leiden.
Informatie- en waarschuwingsverplichting
4.13.
[eisers gezamelijk] verwijt Taler dat zij hem niet heeft geïnformeerd over de kernmerken van de fondsen waarin belegd werd en niet heeft gewaarschuwd voor de risico’s die daaraan zijn verbonden en in plaats daarvan ten onrechte de suggestie heeft gewekt dat er een ondergrens zou zijn aan de mogelijke verliezen.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [eisers gezamelijk] slechts twee concrete beleggingsadviezen van Taler in deze procedure heeft genoemd, namelijk het advies om te beleggen in de huisfondsen TEF en/of TAAF en het advies om te beleggen in het GLG Emerging Markets Special Situations Fund. Als onvoldoende (gemotiveerd) weersproken staat vast dat Taler deze fondsen mondeling heeft toegelicht aan [eisers gezamelijk] en het prospectus van deze fondsen aan [eisers gezamelijk] heeft doen toekomen. Anders dan [eisers gezamelijk] heeft betoogd, maakt dat in het gesprekverslag van 7 februari 2007 staat dat gesproken is over het “GLG Emerging Markets fonds” in plaats van “GLG Emerging Markets Special Situations Fund” niet dat aan dat gespreksverslag geen waarde kan worden gehecht. Taler heeft uitgelegd dat dit een verschrijving is geweest, hetgeen gelet op de gelijkenis tussen de namen en het feit dat het GLG Emerging Markets Fund al was aangekocht in de periode dat [eisers gezamelijk] door Ernst & Young werd geadviseerd, aannemelijk is.
De stelling van [eisers gezamelijk] dat de prospectussen niet toegezonden kunnen zijn omdat die prospectussen van een latere datum zijn dan de dag waarop deze blijkens de door Taler in het geding gebrachte begeleidende brief respectievelijk gespreksnotitie aan [eisers gezamelijk] zouden zijn verstrekt, houdt evenmin stand. Nog daargelaten dat [eisers gezamelijk] niet met zoveel woorden heeft ontkend de prospectussen te hebben ontvangen, heeft Taler uitgelegd dat de datum op de prospectussen de datum is waarop de fondsen worden geopend voor investeerders en dus niets zegt over de datum waarop de prospectussen zijn uitgebracht, hetgeen [eisers gezamelijk] niet heeft weersproken. Dat in deze prospectussen op de kenmerken en risico’s van deze fondsen is gewezen, is evenmin door [eisers gezamelijk] weersproken. Ten aanzien van deze investeringen heeft Taler dan ook aan haar verplichtingen om de belegger te informeren over het product en te wijzen op de daaraan verbonden risico’s, voldaan. Dat de presentatie van het product TEF/TAAF de titel “One stop, sleep well” zou hebben gehad, maakt dit niet anders, te meer nu gesteld noch gebleken is wat tijdens die presentatie over dit product is verteld.
4.15.
Nu [eisers gezamelijk] overigens geen concrete aankoopadviezen van Taler heeft aangevoerd die gepaard zouden zijn gegaan met onvoldoende informatie of waarschuwingen, kan hetgeen [eisers gezamelijk] daartoe heeft gesteld niet leiden tot het oordeel dat Taler tekort is geschoten in de nakoming van enige op haar rustende informatie- of waarschuwingsplicht. Het enkel noemen van fondsen die zich in 2009 in de portefeuilles van [eisers gezamelijk] bevonden is daartoe niet voldoende, te meer nu het overgrote deel van de portefeuilles van [eisers gezamelijk] reeds in de periode dat hij nog werd geadviseerd door Ernst & Young is aangekocht, zoals volgt uit het uitgevoerde beleggingsadvies van 2 juni 2004 in vergelijking met de door [eisers gezamelijk] in het geding gebrachte portefeuilleoverzichten uit 2009. Het had op de weg van [eisers gezamelijk] gelegen om onderbouwd te stellen welke aankoopbeslissingen hij op advies van Taler heeft gemaakt en wat Taler daaromtrent concreet heeft geadviseerd. Dit heeft hij nagelaten.
4.16.
Evenmin kan worden geconcludeerd dat Taler de suggestie heeft gewekt dat de verliezen beperkt zouden blijven tot hetgeen als neerwaarts risico van de tot stand gekomen asset allocatie was berekend. Naar eigen zeggen begreep [eiser] immers dat het niet om een garantie ging en dus valt niet in te zien dat Taler desondanks die suggestie bij hem zou hebben gewekt.
(Actieve) advisering bij verslechterde marktomstandigheden
4.17.
[eiser] verwijt Taler dat zij niet heeft ingegrepen terwijl er reeds in de zomer van 2007 duidelijke signalen waren dat er onrust in de financiële markten was. Ter onderbouwing wijst [eisers gezamelijk] naar de e-mail wisseling van 5 september 2007 met Taler, waarin hij heeft gewezen op de negatieve berichtgeving over Bear Stearns en hij schrijft dat naar zijn mening de onrust op de financiële markten verre van voorbij is en vraagt hoe Taler deze problemen tegemoet treedt. Dit is onvoldoende om te kunnen oordelen dat er medio 2007 signalen waren die met de kennis van toen hadden moeten worden begrepen als een vooraankondiging van de bankencrisis, hetgeen door Taler ook is betwist. Ook in (de in de dagvaarding aangehaalde citaten uit) het rapport van [naam] worden de “duidelijke signalen dat er onrust in de financiële sector was ontstaan” niet nader omschreven, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid dat die signalen duidden op een naderende bankencrisis zoals zich in 2008 heeft voltrokken.
4.18.
Daarbij geldt dat in de gespreksverslagen van Taler van 5 mei 2008 en 6 augustus 2008 staat dat Taler de slechte marktomstandigheden in de kwartaalgesprekken in 2008 met [eisers gezamelijk] heeft besproken en heeft geadviseerd risicovolle posities af te bouwen en veranderingen in zijn portefeuille aan te brengen en dat [eiser] voor die adviezen niet open stond. De juistheid van deze gespreksverslagen is door [eisers gezamelijk] niet (voldoende gemotiveerd) weersproken. Dat Taler een week voorafgaand aan dit gesprek een brief aan [eisers gezamelijk] heeft gestuurd omtrent kansen die de hectische tijden op de beleggingsmarkten zouden bieden, zegt niets over de inhoud van het gesprek op 5 mei 2008. Dat [eisers gezamelijk] het niet logisch vindt dat Taler een week later een verkoopadvies geeft, is niet voldoende om te kunnen oordelen dat dit advies niet is gegeven. In het licht van de gespreksnotitie had het op de weg gelegen van [eisers gezamelijk] - die niet heeft betwist dat deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden - om gemotiveerd te stellen wat er tijdens die bespreking aan de orde is geweest. Dit heeft [eisers gezamelijk] niet gedaan. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het gespreksverslag. Dit geldt ook voor de gespreksnotitie van het overleg op 6 augustus 2008. Ook als, zoals door [eisers gezamelijk] gesteld, hij zich tijdens dat gesprek heeft beklaagd over de verhandelbaarheid van zijn portefeuille en over het falen van het neerwaartse risicobeleid en heeft aangegeven dat hij gevangen zit, dan zegt dat nog niets over de reactie die Taler daarop heeft gegeven. Dat Taler in dat gesprek heeft geadviseerd veranderingen in de portefeuille aan te brengen en dat [eisers gezamelijk] dat niet wilde, is dan ook onvoldoende weersproken en wordt dus voor juist aangenomen. Dit betekent dat het verwijt dat Taler geen actie heeft ondernomen om te proberen de gevolgen van de crisis voor de portefeuilles van [eisers gezamelijk] te mitigeren, geen stand houdt.
4.19.
Dit geldt eveneens voor het verwijt dat Taler [eiser] niet heeft ontraden om gedurende 2008 1,2 miljoen euro aan zijn portefeuilles te onttrekken. Los van het feit dat in de gespreksnotitie van 3 november 2008 staat dat Taler erop heeft gewezen dat verkopen zouden moeten gaan plaatsvinden in een erg slechte markt en [eisers gezamelijk] dat onderdeel van die gespreksnotitie niet heeft weersproken, is bovendien gesteld noch gebleken dat [eisers gezamelijk] de door hem te gelde gemaakte investeringen had aangehouden indien Taler hem dat had geadviseerd. Dit klemt te meer nu uit de verklaring van [eisers gezamelijk] ter zitting moet worden afgeleid dat hij koste wat kost van alle producten in zijn portefeuille af wilde en dat hij vervolgens ook alles heeft geliquideerd wat liquide te maken was en daarmee – logischerwijs – de daarmee gepaard gaande verliezen heeft geaccepteerd. Dit blijkt ook uit de brief van 23 maart 2009 waarin [eiser] aangeeft dat hij alle GLG fondsen met verlies van de hand wil doen nadat hij ervaren had dat een GLG fonds lastig bleek te liquideren en zijn vertrouwen in GLG daardoor was geschaad.
Zonder het vereiste causaal verband tussen het verwijt en de gestelde schade, kan er van aansprakelijkheid van Taler geen sprake zijn.
Slotsom
4.20.
De slotsom van het vorenstaande is dat op basis van hetgeen [eisers gezamelijk] daartoe heeft gesteld niet kan worden geconcludeerd dat Taler niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur verwacht mag worden, noch dat Taler enige andere op haar rustende verplichting jegens [eisers gezamelijk] heeft geschonden. De vorderingen die daarmee verband houden zullen dan ook worden afgewezen. In dit licht behoeven de verweren van Taler ten aanzien van het schenden van de klachtplicht en de in de overeenkomst opgenomen exoneratieclausule, geen bespreking meer.
Kosten van de heropening
4.21.
[eisers gezamelijk] stelt dat Taler, door in de brief van 22 maart 2012 niet te vermelden dat zij in liquidatie verkeerde, een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Door dit onrechtmatig handelen heeft [eisers gezamelijk] schade heeft geleden, bestaande uit de kosten die zij heeft moeten maken in het kader van de procedure tot heropening van de vereffening.
4.22.
Ook indien moet worden vastgesteld dat het niet vermelden van de toevoeging “in liquidatie” een onrechtmatige daad is van Taler, en niet - zoals door Taler betoogd - van de vereffenaar, dan komt desalniettemin de door [eisers gezamelijk] gevorderde schade, bestaande uit de kosten van heropeningsprocedure, niet voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de verplichting om op stukken die van een rechtspersoon uitgaan die na ontbinding blijft voorbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is, de woorden “in liquidatie” toe te voegen, ertoe dat andere deelnemers in het economisch verkeer die met deze rechtspersoon handelen weten dat hij in staat van vereffening verkeert. Met andere woorden: de geschonden verplichting strekt ertoe wederpartijen te beschermen die gedurende het voortbestaan van de rechtspersoon na ontbinding rechtshandelingen met die rechtspersoon verrichten. Daarvan is in casu geen sprake en de geschonden norm strekt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet tot bescherming tegen de door [eisers gezamelijk] gestelde schade. Zelfs als dat anders is geldt bovendien dat – zoals door Taler onweersproken is gesteld – het causaal verband ontbreekt nu [eisers gezamelijk] ook indien in de brief van 22 maart 2012 wel melding was gemaakt van de liquidatie van Taler, hij desalniettemin de kosten had moeten maken om tegen deze liquidatie op te komen. Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering tot vergoeding van de proceskosten van de heropeningsprocedure moet worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eisers gezamelijk] veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Taler begroot op € 3.715,00 aan vastrecht en € 6.422,00 (2 x tarief € 3.211,00) aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af.
5.2.
veroordeelt [eisers gezamelijk] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Taler begroot op € 10.137,00.
5.3.
verklaart de kostenveroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, mr. B.M. Visser en mr. E.M.L.J. Dosker en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: