Bij brief van 15 juni 2012 heeft de raadsman van [eiser] aan Binckbank geschreven, voor zover hier van belang:
“Tot mij heeft zich gewend [eiser] naar aanleiding van een klacht over de beleggingsdienstverlening van Binckbank (…).
In december 2011 heeft cliënt met de heer [belegger] een afspraak gemaakt om een deel van het vermogen van cliënt door hem te laten beheren. (…)
Ter uitvoering van de afspraak (…) werd door cliënt een bedrag van EIR 1.000.000 gestort op een nieuw geopende effectenrekening bij BinckBank (…). Vervolgens heeft cliënt aan [belegger] een volmacht afgegeven om namens hem beleggingstransacties te verrichten. Deze volmacht is door BinckBank opgesteld.
Nadat het voornoemde bedrag door cliënt was gestort zijn in de periode vanaf 21 februari 2012 door [belegger] – zonder ruggespraak of opdracht daartoe van cliënt – omvangrijke beleggingstransacties verricht met een hoog speculatief karakter. De resultaten hiervan zijn voor cliënt sterk verlieslatend geweest. Nadat cliënt hiermee eind april 2012 werd geconfronteerd is de volmacht aan [belegger] op 1 mei 2012 ingetrokken en is de zakelijke relatie met hem beëindigd.
Achteraf is vastgesteld dat [belegger] niet als vermogensbeheeder staat geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten en dat de beroepsmatige activiteiten van [belegger] als vermogensbeheerder zijn verricht zonder dat hij hiertoe bevoegd was. (…)
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de overeenkomst tot vermogensbeheer en de hieruit voortvloeiende volmacht aan [belegger] niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. (…)
Het eerste onderdeel van de klacht van cliënt betreft het verwijt aan BinckBank dat zij ten onrechte heeft aangenomen dat er een toereikende volmacht was verleend aan [belegger]. (…) Het had op de weg van BinckBank gelegen om zich ervan te vergewissen of [belegger] bevoegd was. Dat hiertoe aanleiding was blijkt mede uit de gegevens zoals opgenomen in het Openingsformulier Binck en de Volmachtverklaring. Het nalaten van onderzoek door BinckBank naar de bevoegdheid van [belegger] is strijdig met de zorgplicht van BinckBank en de “vergewisplicht” zoals vastgelegd in artikel 4:100 Wft.
(…)
Het tweede onderdeel van de klacht van cliënt heeft betrekking op de verplichting van Binckbank om haar cliënten te waarschuwen op het moment dat het beleggersprofiel van de cliënt niet past bij de beleggingstransacties. (…)
Bij de start van de dienstverlening zijn door BinckBank aan cliënt een aantal vragen voorgelegd ter bepaling van het beleggersprofiel. Client heeft deze vragen samen met [belegger] ingevuld. Het resultaat was dat cliënt koos voor een defensief profiel met een beperkt risico en een bescheiden rendement. (…)
Terwijl er werd belegd volgens een speculatief beleggersprofiel heeft BinckBank verzuimd om gedurende de periode van 21 februari tot 1 mei 2012 cliënt te waarschuwen en/of te informeren over de forse afwijking (…).”