ECLI:NL:RBAMS:2014:2364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
AWB 13-7382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor intakekosten bij opvolgend bewindvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van bijzondere bijstand voor intakekosten in het kader van opvolgend bewindvoering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van intake bij de nieuwe bewindvoerder, nadat de vorige bewindvoerder was ontslagen. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat de intakekosten volgens hen niet als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet Werk en Bijstand (WWB) konden worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres stelde dat de kosten voor de intake noodzakelijk waren, omdat de nieuwe bewindvoerder tijd en middelen moest investeren om de overdracht van de bewindvoering goed te laten verlopen. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat de kosten voor de intake in dit geval wel degelijk noodzakelijk waren. De rechtbank verwees naar de Aanbeveling meerderjarigenbewind, waarin wordt gesteld dat een professionele bewindvoerder een intakevergoeding kan vragen, tenzij er voorafgaand budgetbeheer heeft plaatsgevonden.

De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat er sprake was van budgetbeheer voorafgaand aan het bewind en dat de werkzaamheden die de nieuwe bewindvoerder had verricht, noodzakelijk waren voor een goede overdracht. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij de rechtbank de bijzondere bijstand voor de intakekosten toekende tot een bedrag van € 467,06. Tevens werd bepaald dat het college het griffierecht van eiseres diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/7382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats],

eiseres
(gemachtigde: [naam 2]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

verweerder
(gemachtigde: drs. A.A. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van bijzondere bijstand voor intakekosten afgewezen.
Bij besluit van 14 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2014.
Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1 De rechtbank betrekt de volgende feiten bij de beoordeling. Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2012 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan eiseres, met benoeming van [naam 3], handelend onder de naam [naam 4], tot bewindvoerder. Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2013 is [naam 4] met ingang van 1 september 2013 ontslagen uit zijn functie als bewindvoerder en is [naam 2], handelend onder de naam [naam 5], tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
1.2 Op 20 september 2013 is door [naam 2] bijzondere bijstand aangevraagd ten behoeve van eiseres voor intakekosten bewindvoering. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de intakekosten niet zijn aan te merken als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet Werk en Bijstand (WWB).
1.3 Bij het bestreden besluit is het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daartoe het volgende gesteld. De kantonrechter heeft zich bij beschikking van 29 juli 2013 niet uitgesproken over de vraag of de intakekosten door de opvolgend bewindvoerder in rekening mochten worden gebracht, zodat artikel 35, eerste lid, van de WWB van toepassing is. De intakekosten hadden niet door [naam 5] in rekening hoeven te worden gebracht, omdat sprake was van een “warme overdracht” door de voormalig bewindvoerder met het doel om tijd en geld te besparen. Eiseres heeft bovendien niet zelf de keuze gemaakt om van bewindvoerder te veranderen. Dat de nieuwe bewindvoerder met het oog op “klantgericht en klantvriendelijk werken” een kennismakingsgesprek heeft gevoerd, is naar het oordeel van verweerder juist, maar deze kosten kunnen niet op de bijstand afgewenteld worden. Dat bij een andere DWI-klant wel de intakekosten zijn vergoed, leidt niet tot een ander oordeel.
1.4 Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de intakekosten in dit geval niet zijn aan te merken als noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. Een bewindvoerder is evenveel tijd kwijt aan de overname van een cliënt als aan een nieuwe cliënt. Zo moet er een boedelomschrijving worden gemaakt, een huisbezoek plaatsvinden, gegevens in het systeem worden ingevoerd en debiteuren worden aangeschreven. Eiseres neemt voorts het standpunt in dat de omstandigheid dat zij niet zelf heeft gekozen voor verandering van bewindvoerder juist een argument voor vergoeding van de intakekosten is. Eiseres verwijst voorts naar drie inwilligende besluiten van verweerder van respectievelijk 14 oktober 2013, 12 september 2013 en 6 november 2013, bij welke afzonderlijke besluiten bijzondere bijstand voor intakekosten van bewindvoering ten bedrage van € 467,06 is toegekend. Ook in die zaken was [naam 4] ontslagen in zijn functie als bewindvoerder en is [naam 5] tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
1.5 Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de verwijzing naar de drie hiervoor omschreven inwilligende besluiten niet tot een ander standpunt leidt. Deze besluiten zijn namelijk genomen zonder voorafgaand onderzoek naar de noodzakelijkheid van de kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij deze gemaakte fouten in het geval van eiseres niet hoeft te herhalen.
2. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wwb heeft, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
3.1
De rechtbank merkt allereerst op dat in het bestreden besluit wordt vermeld dat verweerder ervan uitgaat dat de intakekosten zijn gemaakt. Verweerder is echter van mening dat in het onderhavige geval deze kosten niet noodzakelijk waren. Verweerder heeft zich daarbij met name gebaseerd op de inhoud van een telefoongesprek met de voormalig bewindvoerder, waarin deze heeft verklaard dat hij de overdracht van de dossiers naar de nieuwe bewindvoerder heeft begeleid.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat in haar geval de intakekosten zijn aan te merken als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.
3.3
In de Aanbeveling meerderjarigenbewind van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton staat dat een professionele bewindvoerder voor de kennismaking met de rechthebbende, het verzamelen en de kennisneming van stukken, het aanschrijven van instanties en de aanmaak van een dossier éénmalig een intakevergoeding in rekening kan brengen, behalve wanneer het bewind vooraf is gegaan door budgetbeheer. De hoogte van deze vergoeding bedraagt ten tijde hier van belang € 467,06. Niet gebleken is dat in de onderhavige situatie sprake was van aan het bewind voorafgaand budgetbeheer door [naam 5]. Voldoende aannemelijk is gemaakt, gelet ook op de ter zitting gegeven toelichting van de huidige bewindvoerder, dat -ook al is er al een dossier over betrokkene voorhanden- ook bij de overdracht van de bewindvoering de hiervoor genoemde werkzaamheden (kennismaking met eiseres, het kennis nemen van de stukken, het aanschrijven van instanties) hebben plaatsgevonden en ook noodzakelijk waren. Daarbij komt dat uit het dossier niet voldoende blijkt waaruit de begeleiding van de vorige bewindvoerder bij de overdracht naar de huidige bewindvoerder nu precies heeft bestaan. Voorts acht de rechtbank van belang dat verweerder in soortgelijke gevallen deze kosten wel heeft vergoed. Dat het in deze gevallen ambtelijke misslagen betrof, acht de rechtbank, mede gelet op de rapportage van 12 september 2013 (gedingstuk B5), onvoldoende gemotiveerd.
3.4
Nu niet is gebleken dat niet wordt voldaan aan de overige in artikel 35, eerste lid, van de WWB genoemde voorwaarden voor verlening van bijzondere bijstand, ziet de rechtbank onder de gegeven omstandigheden geen belemmeringen om met het oog op finale geschilbeslechting met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal onder gegrondverklaring van het daartegen gerichte bezwaar, het primaire besluit herroepen. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om de gevraagde intakekosten volledig te vergoeden.
4.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank voorts bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 27 september 2013 en bepaalt dat aan eiseres voor intakekosten bewindvoering bijzondere bijstand wordt toegekend tot een bedrag van
€ 467,06;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van 44,- (vierenveertig euro) aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.G. Schoots, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Duren, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
Coll:
D: B
D: SB