4.3Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
In verband met stelselmatige observatie in een lopend onderzoek (“[naam onderzoek]”) staat een camera gericht op de kelderbox ingang aan de [adres], behorende bij de woning van medeverdachte [medeverdachte].
Observaties camerabeelden kelderbox [adres]
Op 29 mei 2013 om 09.49.13 uur is op de camerabeelden te zien dat er een brommer bij de box aan komt rijden met daarop twee mannen. De bijrijder draagt witte schoenen, een strakke grijze broek en een zwarte gewatteerde jas. De bestuurder wordt door de politie herkend als medeverdachte [medeverdachte], hij draagt onder meer zwarte sportschoenen met een witte zoolrand.De bijrijder draagt een zwarte helm, grijze broek, zwarte jas en witte sportschoenen.
Om 11.01.27 uur loopt vervolgens een man naar buiten met dezelfde gewatteerde jas als de hiervoor genoemde bijrijder. Hij draagt nu een donkere broek, donkere sportschoenen met een witte zoolrand en een lichte pet.
Een man met dezelfde kleding aan als de man om 11.01.27 uur komt om 11.08.11 uur terug bij de box.
Omstreeks 11.55 uur verlaten twee mannen op een zwarte scooter de boxruimte. De scooter heeft opvallend grote wielen en is niet voorzien van een windscherm. De mannen zijn geheel in het zwart gekleed. De bestuurder draagt een regenpak, met op de broek een horizontale witte streep en donkere sportschoenen met een witte zoolrand, vermoedelijk dezelfde schoenen die medeverdachte [medeverdachte] eerder om 09.49.13 uur droeg. De bijrijder is geheel in het zwart gekleed, een donkere broek, een zwarte gewatteerde jas met capuchon, een lichtkleurig petje onder zijn capuchon en donkere schoenen met een witte rand langs de zool, een witte streep langs de bovenzijde van de schoen bij de enkel en een witte streep dwars over de schoen, dezelfde schoenen die de persoon droeg die om 11.01 uur de kelderbox inging. Ook is te zien dat de bijrijder een blauwe sporttas bij zich draagt met een zwarte onderkant. Beide personen stappen op de scooter en rijden vervolgens uit beeld.
Om 12.03.28 uur is te zien dat de zwarte scooter weer bij de box aankomt rijden. Op de scooter zitten twee personen, gekleed in donkere kleding. De bijrijder draagt een grote blauwe sporttas met zwarte onderkant over zijn rechterschouder. Dit is dezelfde tas als die van 11.55.16 uur. Op de wijze waarop de bijrijder de tas draagt, is te zien dat deze zwaar moet zijn. De hengsels van de tas staan strak. De bijrijder en de bestuurder dragen dezelfde kleding en schoenen als de bijrijder en de bestuurder van 11.55.16 uur.Een deel van het gezicht van de bijrijder is op deze beelden te zien. De bestuurder en de bijrijder gaan de box in.
Vervolgens komen er om 12.27.03 uur twee mannen aanlopen bij de kelderbox. Eén van hen wordt door de politie herkend als zijnde [persoon 7]. De andere man draagt een blauwe spijkerbroek en om zijn rechterheup een lichtgekleurd tasje; hij heeft kort, opgeknipt haar. Beide mannen gaan de box in.
[persoon 7] gaat om 12.54.00 uur even naar buiten en om 13.06.08 uur weer naar binnen. [medeverdachte] gaat om 13.30.52 uur even naar buiten en om 13.51.11 weer naar binnen.
Om 13.55.28 uur komen vervolgens twee mannen weer naar buiten lopen, één van hen wordt door de politie herkend als [medeverdachte], de andere als verdachte.Zij gaan om 14.06.13 uur de box weer in.
Om 14.43.09 uur komen er drie mannen uit de box lopen. Dit zijn de eerder onbekend gebleven man, samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte draagt op dat moment een strakke grijze broek, lichtkleurige schoenen en een donkerkleurige jas. Dit betreft dezelfde kleding als de kleding van de persoon van 09.49.13 uur.
Op grond van voornoemde camerabeelden heeft de politie geconstateerd dat in de periode 28 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 in totaal vier mannen gebruik hebben gemaakt van de boxdeur: één van hen is verdachte, een ander is medeverdachte [medeverdachte], een derde man is herkend als [persoon 7] en de vierde man is voornoemde onbekend gebleven man van de tijdstippen 12.27.03 en 14.43.09. [medeverdachte] is de enige persoon die de boxdeur van buitenaf opent. Het is niet aannemelijk dat er door de personen gebruik wordt gemaakt van een andere in- of uitgang.Uit politieonderzoek is (ook) gebleken dat de boxgang één officiële in- en uitgang heeft. Aan de achterkant is één raampje, dit komt uit op een afgesloten binnentuin. Direct onder het raampje staan struiken met doorns. In het zand onder en tussen deze struiken zijn geen voetsporen aangetroffen.
Verklaringen aangevers en getuige betreffende de overval
Uit de aangiftes van [persoon 5] en [persoon 6], beiden werkzaam bij [bedrijf], volgt dat zij op 29 mei 2013 omstreeks 12.00 uur slachtoffers zijn geworden van een gewapende overval, gepleegd door twee mannen, op de parkeerplaats bij het [hotel] te Amsterdam. [persoon 5] en [persoon 6] waren op dat moment met hun bus bij het hotel om daar de sigarettenautomaat te bevoorraden.
[persoon 5] werd door man 1 weggetrokken naar de voorzijde van de bus. Hij zag een klein chroomkleurig vuistvuurwapen in de hand van man 1. [persoon 5] zag dat man 1 een handeling verrichtte die hij herkende als het doorladen van een wapen. Het wapen werd op hem gericht. Man 1 zei daarbij “handen omhoog”. Man 2 haalde vervolgens de spullen uit de bus. Man 1 droeg een zwarte jas met capuchon, een zwart petje met op de klep een glimmend embleem. Man 2 droeg ook een zwarte jas met capuchon en zwart petje. Man 2 is als eerste weer terug naar de scooter gelopen en heeft deze gestart. Man 1 is achterop gaan zitten. Hij bleef zijn wapen daarbij op [persoon 5] richten. De scooter waarop zij reden was donker en had geen windscherm.
Aangever [persoon 6] zag dat zijn collega [persoon 5] aan de kant werd getrokken door man 1. Man 1 droeg zwarte kleding, het leek op een regenpak. Verder droeg hij een pet. Deze man had een vuurwapen in zijn hand. Dit vuurwapen was klein en zilvergrijs. Man 2 haalde de bus leeg. Hij maakte daarbij gebruik van twee tassen: een grote vierkante boodschappentas van nylon, wit met rode en blauwe strepen/vierkantjes en een donkerkleurige sporttas. Nadat man 2 de tassen had gevuld en weer op de scooter was gaan zitten, is ook man 1 naar de scooter gelopen, met het vuurwapen nog op [persoon 6] en [persoon 5] gericht. Daarna is man 1 achterop de scooter gestapt. Dit was een donkerkleurige scooter.
Aangever [persoon 8], vestigingsmanager, heeft namens [bedrijf] Amsterdam verklaard dat bij de overval 324 pakjes sigaretten zijn weggenomen, totale waarde 2005,67 euro, en rollen wisselgeld met een totale waarde van 3079,50 euro.
Uit de verklaring van de getuige [getuige] volgt dat zij op 29 mei 2013 bij het hotel een bestelbusje zag, waarbij twee mannen stonden, zij deden hun handen op hun hoofd. Zij zag dat er een donkerkleurige scooter voor het busje stond. Daarna zag zij twee mannen (NN1 en NN2), waarvan één er een pistoolachtigs iets in zijn hand had. Dit pistool was grijs van kleur en niet zo groot. Dader NN1 richtte het vuurwapen op de medewerkers van het busje. NN2 liep naar het busje en kroop daarin. [getuige] verklaart verder dat er ook iets was met een blauwe sporttas.
Uit het proces-verbaal bevindingen betreffende de camerabeelden bij het [hotel] op 29 mei 2013, alsmede deze ter zitting getoonde beelden, is te zien dat twee mannen om 11.58.27 op een scooter in beeld komen. De bijrijder van de scooter stapt af en loopt naar de aldaar geparkeerde bus van [bedrijf]. Deze man heeft een grote blauwe tas in zijn hand. Ook is te zien dat beide mannen volledig in het zwart gekleed zijn en dat zij op een donkere scooter zitten. Deze scooter heeft opvallend grote wielen, de voorzijde van de scooter loopt in een punt af. Eén van de twee mannen hangt in de bus en laadt de goederen in, de andere man strekt zijn armen daarbij in de richting van, naar later blijkt, de aangevers. Tevens is te zien dat door de mannen gebruik wordt gemaakt van twee tassen: een blauwe sporttas en een grote witte vierkante boodschappentas (met rode en blauwe strepen). De blauwe sporttas hangt bij het wegrijden over de rechterschouder van de bijrijder.
Aangevers [persoon 5] en [persoon 6] hebben de twee mannen op de scooter op de camerabeelden bij de kelderbox herkend als zijnde de daders van de overval. Zij hebben hen herkend aan de kleding (de compleet zwarte kleding in regenpakstof), de petjes en de blauwe sporttas die zij bij zich dragen.
Doorzoekingen kelderboxen [adres]
In verschillende kelderboxen bij de [adres] vindt een doorzoeking plaats. Hierbij wordt een zilverkleurig vuurwapen, inclusief 6 patronen aangetroffen.Foto’s van dit wapen worden aan voornoemde aangevers getoond. Zij herkennen dit wapen beiden aan zowel de kleur als de grootte, als zijnde het wapen dat door de daders is gebruikt bij de overval.
Ook wordt tijdens deze doorzoeking in de boxruimtes een grote vierkanten tas met meerkleurige ruitjes aangetroffen. Op de foto is te zien dat rode en blauwe strepen elkaar kruisen en daardoor een blokpatroon vormen.Verder worden bij deze doorzoeking, blijkens het proces-verbaal van bevindingen overeenkomst/gedragen kleding, een regenbroek, zwarte pet met glimmende sticker en schoenen, die overeenkomen met de kleding van de daders van de overval.
Tijdslijn afgelegde route en duur van de overval
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de tijdslijn van de videobeelden van 29 mei 2013 bij zowel de kelderbox, als bij het [hotel], blijkt dat:
- twee mannen op een scooter om 11.55.34 uur de boxruimte hebben verlaten;
- twee mannen/overvallers om 11.58.27 uur bij het [hotel] arriveren;
- de twee mannen/overvallers om 11.59.53 uur aldaar weer wegrijden;
- twee mannen op een scooter om 12.03.28 uur weer bij de boxruimte arriveren.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de door de daders vermoedelijk gereden route volgt dat de afstand tussen de kelderbox en het [hotel] kan worden afgelegd in 2 minuten en 30 seconden.
Uit het verslag van het forensisch DNA-onderzoek van Verilabs, alsmede het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitslag van het DNA-onderzoek, volgt dat tijdens de doorzoeking van de boxruimtes onder perceel [adres] onder andere Hugo Boss schoenen zijn aangetroffen. Deze schoenen vertonen gelijkenissen met de schoenen van de bijrijder van de scooter bij de kelderbox. Het aangetroffen DNA-mengprofiel in de schoenen is vergeleken met het DNA-proefiel van verdachte. Hieruit blijkt dat het DNA van verdachte in het mengprofiel op deze Hugo Boss schoenen aanwezig was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de gebruikte scooter bij de overval en de aangetroffen documenten in de kelderbox, blijkt dat in één van de boxruimtes een kentekenbewijs en aankoopnota zijn gevonden die horen bij een (gestolen) Aprillia motorscooter. De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar overeenkomsten tussen (afbeeldingen van) een dergelijke scooter en de scooter zoals te zien is op voornoemde camerabeelden. De politie constateert tussen deze scooters op meerdere punten gelijkenissen in uiterlijke kenmerken.
Gelet op het proces-verbaal van bevindingen betreffende Aprillia scooter, kan een dergelijke scooter een topsnelheid van 145 km/uur bereiken.
Uit processen-verbaal van bevindingen betreffende de sleutels van de boxruimtes blijkt dat bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] sleutels bij hem zijn aangetroffen, behorende bij de centrale in- en uitgang van de kelderbox aan de [adres] en de diverse kelderboxen daarbinnen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen betreffende tapgesprekken van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij op 29 mei 2013 om 14.07 uur belt met een nummer dat op naam staat van een persoon welke persoon werkzaam is bij een tabakshop. In dit gesprek vraagt [medeverdachte] aan de gebelde of deze nog “Maru” nodig heeft. Dit betreft een mogelijk afkorting van “Marlboro”. In latere pinggesprekken pingt [medeverdachte] dat “[handelaar]” ze niet voor 4 wil hebben omdat hij genoeg heeft en dat hij nu naar “die [handelaar] van het [stadsdeel]”gaat. Korte tijd later pingt [medeverdachte] dat “ze” voor 4 kunnen. Hieruit concludeert de politie dat het zeer waarschijnlijk is dat [medeverdachte] in deze gesprekken de sigaretten van de overval aan het verhandelen was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de relatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat zij op grond van een politiemutatie eerder samen zijn aangehouden.
In het licht van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband
en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de camerabeelden bij de kelderbox, de bewegingen van de personen die daarop zijn te zien en de constateringen van de politie naar aanleiding van deze beelden, waaruit blijkt dat de kelderbox slechts één ingang heeft, namelijk die waarop de camera gericht stond en het raampje aan de achterkant van de kelderbox voorts niet als in- of uitgang wordt gebruikt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn, dan dat verdachte de persoon is geweest die samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] op 29 mei 2013 kort voor 12.00 uur als bijrijder op de scooter bij de kelderbox vertrok en daar enkele minuten na 12.00 uur ook weer terugkeerde. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank daarbij van oordeel dat de omschrijvingen van de politie ten aanzien van de personen die deze kelderbox in -en uitkwamen, geen ruimte voor speculatie of verwarring laten ten aanzien van de identiteit van de twee mannen op de scooter. De onbekend gebleven man die eerst om 12.27 uur samen met [persoon 7] bij de kelderbox aankomt, is – zo blijkt uit de beelden – duidelijk niet dezelfde persoon die om 13.55 uur de box verlaat. De persoon die om 13.55 uur de box verlaat, draagt dezelfde kleding en is te herkennen als dezelfde persoon die om 9.47 uur bij de box aankomt: hij is door verschillende politiemensen herkend als verdachte.
Gelet op de diverse overeenkomsten op het gebied van zowel de kleding van de twee mannen, de gebruikte tassen en het type scooter als ook tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de kelderbox, en anderzijds de twee mannen op de scooter bij het [hotel], zoals te zien zijn op de camerabeelden van de overval en ook blijkt uit de omschrijvingen en herkenningen door de aangevers, acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat verdachte de persoon is geweest die, samen met zijn medeverdachte, de overval op de medewerkers van de bestelbus van [bedrijf]heeft gepleegd en dat zij daarbij sigaretten en geld hebben meegenomen en daarbij gebruik hebben gemaakt van een vuurwapen. De herkenningen door de aangevers van de daders, de door hen gebruikte scooter en het vuurwapen, acht de rechtbank daarbij, anders dan de raadsvrouw, voldoende specifiek. Dit klemt temeer nu bij de doorzoekingen in de kelderboxen diverse goederen zijn aangetroffen die ook weer overeenkomen met, of verwijzen naar, de door de aangevers genoemde omschrijvingen en signalementen. Verder is de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat enige onduidelijkheid over de periode waarin deze goederen al in de kelderbox lagen, niet afdoet aan een bewezenverklaring van de overval, gelet ook op alle overige bewijsmiddelen.
Mede gelet op het zeer gedetailleerde en nauwkeurige proces-verbaal van bevindingen betreffende de tijdslijn waarin de overval heeft plaatsgevonden, alsmede het proces-verbaal betreffende de snelheid die door de daders zou zijn gereden, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om vraagtekens te plaatsen bij deze door de daders vermoedelijk gereden snelheid. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt gaat dan ook niet op. Dit geldt evenmin voor haar verweer betreffende de bewijswaarde van het aangetroffen DNA in het mengprofiel van verdachte op de Hugo Boss schoenen. Alhoewel dit niet meer dan een mengprofiel betreft, is de rechtbank van oordeel dat dit forensisch bewijs in samenhang moet worden bezien met de overige bewijsmiddelen en het op grond daarvan dan ook mee kan worden genomen in de bewijsvoering.
In het licht van het voorgaande, acht de rechtbank de ontkennende verklaringen van verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd bij zowel de politie als als de rechter-commissaris, namelijk dat hij niet de persoon op de camerabeelden zou zijn en dat hij medeverdachte [medeverdachte] ook niet zou kennen, kennelijk leugenachtig.
Ten aanzien van feit 2:
Uit een proces-verbaal van bevindingen betreffende de aangetroffen goederen in de boxruimte onder de woning van medeverdachte [medeverdachte], blijkt dat in één van deze kelderboxen een zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp inclusief munitie/patronen is aangetroffen.
Uit een proces-verbaal wapenonderzoek blijkt dat het aangetroffen voorwerp een pistool, merk Ekol, is en dat dit een vuurwapen, in de zin van de Wet Wapens en Munitie categorie III, is.De in dit vuurwapen aangetroffen munitie zijn op grond van dit proces-verbaal munitie in de zin van categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien ook met de bewijsmiddelen zoals genoemd onder feit 1, acht de rechtbank het door verdachte tezamen en in vereniging voorhanden hebben van het vuurwapen, merk Ekol en munitie wettig en overtuigend bewijzen. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank voorts van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor het voorhanden hebben van het gaspistool door verdachte. Verdachte dient dan ook voor dat deel van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Gelet op de context en de directe samenhang met het onder feit 1 ten laste gelegde, acht de rechtbank voorts niet bewezen dat verdachte het vuurwapen en de munitie de gehele ten laste gelegde periode voorhanden heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de datum waarop feit 2 is gepleegd dient te worden beperkt tot de datum van het onder feit 1 ten laste gelegde, te weten 29 mei 2013 en spreekt verdachte ten aanzien van (het resterende deel van) de ten laste gelegde periode vrij.