Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 maart 2014 in de zaak tussen
[betrokkene 1], te Amsterdam, eiser 1,
het College bescherming persoonsgegevens, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Geschiedt het onderzoek op verzoek van een betrokkene of een belanghebbende, dan leidt het tevens tot een mededeling of bericht over de bevindingen van de Kamer aan deze. Tegen deze mededeling of bericht staat – wegens ontbreken van een rechtsgevolg – geen bezwaar of beroep open.”
“in het kader van de activiteiten van een vestiging op het grondgebied van de Lid-Staat van de voor de verwerking verantwoordelijke”.Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat de verantwoordelijke dus hier in Nederland een vestiging moet hebben die betrokken is bij de verwerking van persoonsgegevens. Dit is bij [verzekeringsmaatschappij], [recherchebureau 1] en [bedrijf 3] niet het geval. De door eisers opgeworpen stelling van de ‘fictie van vestiging’ slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen juridische aanknopingspunten zijn die deze stelling van eisers ondersteunen. Daarbij is nog van belang dat [recherchebureau 1] en [bedrijf 3] in Engeland zijn gevestigd en dus wél een vestiging hebben binnen de EU. Het Engelse recht is van toepassing en de Engelse toezichthouder is bevoegd. Er bestaat dus ten aanzien van [verzekeringsmaatschappij], [recherchebureau 1] en [bedrijf 3] geen bevoegdheid voor verweerder op grond van de Wbp. Deze beroepsgronden slagen niet.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is besloten dat: het bezwaar van eisers gericht tegen de bevoegdheid met betrekking tot het [ziekenhuis] ongegrond is verklaard; het bezwaar van eisers gericht tegen de toepassing van de beleidsregels niet-ontvankelijk is verklaard;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 974,-, te betalen aan eisers.