Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaardingen van 2 augustus en 19 september 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 14 november 2012 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis van 29 januari 2013;
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 12 februari 2013 en de daarin genoemde stukken;
- de akte na comparitie van SFO c.s. van 25 september 2013, met producties;
- de antwoordakte van BBG c.s. van 23 oktober 2013.
2.De feiten
trademark assignment agreementgesloten. Daarin is bepaald dat Priterrax de bij die overeenkomst nader aangeduide merkrechten overdraagt aan Blue Blood License tegen betaling van € 200.000,-. Op deze, en op de bij Priterrax achtergebleven, merkrechten is vervolgens een omzetafhankelijke licentie verstrekt aan een derde. Blue Blood License is gelieerd aan [gedaagde 2]
3.Het geschil in conventie
€ 625.000,- en € 23.910,50, telkens vermeerderd met rente en kosten en uitvoerbaar bij voorraad. Tevens vorderen SFO c.s. vernietiging van de leningsovereenkomsten.
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie.
Schorsing geding jegens BBG
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben SFO c.s. tot verstrekken leningen bewogen.
“in feite is er sprake van een negatief eigen vermogen”; “de resultaten liggen allemaal in de toekomst”; “er is geen enkel weerstand vermogen opgebouwd vanaf 2003. Wel moest er steeds geld bij”; “investeren in Blue Blood is dus investeren in geloof in Blue Blood en investeren in de [gedaagde 2 en 3]”). Ook blijkt uit die e-mails dat de belangrijkste beweegreden van SFO c.s. om die leningen desondanks te verstrekken gelegen was in de persoonlijke relatie met, en het vertrouwen in, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (zie e-mail van 31 mei 2011:
“ik (…) vertrouwde op jouw ervaring en integriteit als persoon, en niet op het commerciële succes van Blue Blood als onderneming. Deze zat toen al overduidelijk in grote problemen”). Uit de e-mails van 8 juni 2009 en 31 mei 2011 blijkt verder dat voor SFO c.s., vanwege de slechte financiële toestand van Blue Blood een cruciale voorwaarde voor het aangaan van de de leningsovereenkomsten de borgstelling door [gedaagde 2] in privé was. Die borgstelling is er ook gekomen, met dien verstande dat partijen een looptijd tot 1 juni 2010 zijn overeengekomen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 2] niet kredietwaardig zou zijn, terwijl vast staat dat het al tijdens de looptijd van de borgstellingsovereenkomsten sterk bergafwaarts ging met de Blue Blood groep. Tegen deze achtergrond valt dan ook – zonder nadere toelichting die ontbreekt – niet goed in te zien dat, zoals voor aansprakelijkheid wel is vereist, sprake is van een situatie waarin SFO c.s. door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ertoe zouden zijn bewogen om de leningen te verstrekken en dat bij hen de schijn van kredietwaardigheid zou zijn gewekt.
Onttrekking vermogensbestanddelen door [gedaagde 2], [gedaagde 3] en Priterrax
Misbruik door Blue Blood License.
weinig gevolgen” heeft en dat hun positie “
absoluut niet aangetast” wordt.
namensUnited Investment Company B.V. heeft gedaan. Waarom [gedaagde 3] persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van het niet nakomen van een toezegging die hij, volgens de eigen stellingen van SFO c.s., namens de vennootschap United Investment Company B.V. zou hebben gedaan, hebben SFO c.s. niet onderbouwd. Reeds daarop strandt dit verwijt.
persoonlijkvoor in stond dat de verplichtingen uit de leningsovereenkomsten zouden worden nagekomen althans dat SFO c.s. daarop mochten vertrouwen. Voor zover SFO c.s. [gedaagde 3] verwijten een persoonlijke garantstelling te hebben geschonden, faalt hun betoog dus evenzeer.
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,00)
6.De beoordeling in reconventie
7.De beslissing
in conventie:
in reconventie: