1.De rechtbank gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.Eiser heeft op 16 juli 2004 een vergunning gevraagd voor het vervangen van zijn woonboot “[naam 3]” gelegen aan [adres] te Amsterdam, door een nieuw te bouwen woonark “[naam 4]”, met als afmetingen: 20 meter lang, 5 meter breed en 2,50 meter hoog. Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders (de rechtsvoorganger van verweerder) deze vervangingsvergunning verleend. Bij besluit van 26 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, op verzoek van eiser, een gewijzigde vervangingsvergunning verleend, waarbij de maximale afmetingen van de nog te bouwen boot “[naam 4]” onveranderd zijn gesteld op 20 meter lang, 5 meter breed en 2,50 meter hoog.
1.2.Bij besluit van 22 mei 2008 is aan eiser een ligplaatsvergunning aan de [adres 2] te Amsterdam verleend voor zijn woonark met de afmetingen: 20 meter lang, 5 meter breed en 2,50 meter hoog.
1.3.Bij het primaire besluit van 28 september 2011 heeft verweerder eiser een last onder dwangsom opgelegd omdat zijn woonark de in de vergunning neergelegde maximale hoogtemaat met 0,20 meter overschrijdt. Verweerder heeft eiser gelast om de woonark te verlagen tot maximaal 2,50 meter binnen zes weken na dagtekening van het primaire besluit, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-.
1.4.Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij een rapport van Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. (hierna: Nieman) van 17 november 2011 overgelegd. In dit rapport staat dat de hoogte van de woonark, gemeten vanaf de waterlijn, 2,58 meter betreft en dat de woonark derhalve 8 cm te hoog is. Veder is aangegeven dat het gebruikelijk is om voor plaatselijke hoogteverschillen een maattolerantie van 10% te hanteren.
1.5.Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat ook uit het rapport van Nieman blijkt dat de hoogte van de woonark hoger is dan 2,50 meter, zodat de hoogteoverschrijding vast staat. Verweerder stelt dat het niet noodzakelijk is om de exacte hoogteoverschrijding vast te stellen, maar stelt daarbij dat er vanwege de jarenlange ervaring van de buitendienst van Waternet met meten en hun kennis van de geldende regelgeving, aan hun rapport [de rechtbank begrijpt: het rapport van de buitendienst van 26 oktober 2011] de meeste waarde moet worden gehecht.
1.6.Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Eiser heeft - kort samengevat- aangevoerd dat bij besluit van 22 mei 2008 zonder enig voorbehoud een ligplaatsvergunning is verleend. Verweerder wist volgens eiser dat de woonark te hoog was, maar heeft nooit kenbaar gemaakt dat deze nog moest zakken. Eiser heeft er daarom op mogen vertrouwen dat de situatie in orde was. Daarbij is het niet duidelijk hoeveel centimeter de woonark precies de toegestane 2,50 meter overschrijdt en eiser gaat dan ook uit van het rapport van Nieman. Eiser zich op het standpunt gesteld dat gelet op de grote (financiële) consequenties van het verlagen van de woonark, zijn belang zwaarder weegt dan het belang van verweerder bij handhaving. In dit verband heeft eiser tevens aangevoerd dat verweerder voor diverse te hoge woonboten in de omgeving van eisers woonark ligplaatsvergunningen heeft verleend. Het belang van verweerder bij handhavend optreden is volgens eiser dan ook niet groot. Voorts heeft eiser aangevoerd dat de begunstigingstermijn van zes weken te kort is omdat verlaging van de woonark niet mogelijk is binnen die termijn.
1.7.Bij uitspraak van 27 maart 2012 (AWB 12/755 GEMWT) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek toegewezen en zowel het primaire als het bestreden besluit geschorst. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er, gelet op de discrepantie tussen het rapport van Waternet en het door eiser ingebrachte rapport van Nieman, twijfel mogelijk is over de vraag of de woonark acht dan wel twintig centimeter te hoog is, zodat voor eiser niet duidelijk is op welke wijze de overtreding kan worden beëindigd. De voorzieningenrechter heeft gewezen op de verklaring van arkenbouwer [naam 5], die ter zitting van de voorzieningenrechter heeft uitgelegd dat bij een hoogteoverschrijding van twintig centimeter de boot niet afgezonken kan worden vanwege de veiligheid en dat dit zal leiden tot nog meer ingrijpende en wellicht duurdere maatregelen. De voorzieningenrechter heeft eisers belang om de exacte hoogteoverschrijding vast te stellen teneinde de strategie te kunnen bepalen hoe de hoogte van 2,50 meter kan worden bewerkstelligd, groot geacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiser in deze prevaleert boven het belang van verweerder en heeft de daarom het bestreden besluit geschorst.
1.8.Op 30 mei 2012 heeft Waternet in het bijzijn van eiser en zijn gemachtigde de woonark van eiser opnieuw opgemeten. Blijkens het daarvan opgemaakte rapport is daarbij gemeten vanaf het wateroppervlak bij een waterstand van – 0,40 NAP. De lichtkoepels en dakdoorvoeren voor onder andere de centrale verwarming zijn niet opgemeten. Gemeten is de hoogte van het dak tussen de felsranden, de hoogte op de felsranden en de hoogte op de daklijst/sierlijst. De metingen zijn diverse keren herhaald onder het toeziend oog van eiser en zijn gemachtigde. Opgemerkt wordt dat de woonboot over zijn lengteas niet geheel recht ligt. De hoogste punten zijn gemeten. De resultaten van die metingen zijn als volgt:
de hoogte van het dak tussen de felsranden is 2,60 meter:
de hoogte op de felsranden is 2,65 meter:
de hoogte van de dakrand is 2,63 meter.