In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Eigen Haard een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en de curator van [gedaagde 1] wegens huurachterstand na faillissement. [gedaagde 1] huurde een woning van Eigen Haard en werd op 21 februari 2012 in staat van faillissement verklaard. Na eerdere veroordelingen tot betaling van achterstallige huur, ontstond er opnieuw een huurachterstand. Eigen Haard vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook schadevergoeding wegens huurderving. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijs na de faillietverklaring boedelschuld is, conform artikel 39 van de Faillissementswet (Fw). Dit artikel is van dwingend recht, waardoor Eigen Haard zich kan verhalen op de boedel voor de huurachterstand die na de faillietverklaring is ontstaan. De curator voerde verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontbinding en ontruiming toewijsbaar was, gezien de herhaalde wanprestatie van [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden, [gedaagde 1] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en beide gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en proceskosten aan Eigen Haard. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.