ECLI:NL:RBAMS:2014:2173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/698659-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging straatroof en ripdeal; veroordeling voor voorbereidingshandelingen Opiumwet en wapenbezit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014, is de verdachte vrijgesproken van de poging tot straatroof en de diefstal van 100 slikkersbollen met heroïne. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het opzet van de verdachte om geld of goederen weg te nemen. De verdachte had verklaard dat hij de betrokken personen had aangesproken met de woorden dat zij een cadeau moesten geven, wat niet als opzet op een strafbaar feit kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de medeverdachte de drugs had verworven zonder misdrijf, waardoor het meenemen van de drugs door deze medeverdachte als verduistering moest worden gekwalificeerd, niet als diefstal.

De rechtbank heeft de verdachte echter wel veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, opzetheling en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de drugstransactie en het verwerven van een gestolen mobiele telefoon. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel en wapenbezit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijk deel om de verdachte te stimuleren zich aan de regels te houden en zijn gedrag te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/698659-13 (A) en 13/676703-12 (B) & 96/115531-12 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2014.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat door de raadsvrouw van verdachte mr. Y. Karga en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 990 gram heroïne (verpakt in 100 slikkersbollen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst 1;
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24juli 2013 tot en met 5 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) één of
meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door
- één of meer (telefonische) gesprek(ken) te voeren met één of meer leverancier(s) van
(een) verdovend(e) middel(en) en/of
- één of meer leverancier(s) van (een) verdovend€ middel(en) aan te leveren en/of
- één of meer slikker(s) en/of koerier(s) voor voornoemd(e) (een) verdovend(e)
middel(en) te regelen en/of zich voor te doen als een slikker en/of koerier en/of
- één of meer ticket(s) te regelen voor voornoemde slikker en/of koerier en/of één of
meer hotelkamer(s) te huren waar (een) verdovend(e) middel(en) geslikt en/of
verpakt kunnen worden en/of
- naar voornoemd hotel toe te gaan en/of
- één of meer beveiliger(s) te regelen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2013 tot en met 18 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 18 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk EKOL, type TUNA), en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer, patro(o)n(en) (kaliber 6,35 mm), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 29 juni 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of één of meer van zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)naar voornoemde [persoon 1] is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) tegen voornoemde [persoon 1] heeft/hebben geschreeuwd dat zij een cadeau willen voor de jarige en/of (vervolgens) een (zilverkleurig) vuurwapen tegen zijn hoofd heeft/hebben gezet en/of gehouden met het oogmerk om voornoemde diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
6.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 990 gram heroine (verpakt in 100 slikkersbollen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2] en/of '[naam]'en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 2] en/of '[naam]' en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of één of meer van zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) één of meer (vuur)wapen(s), in elk geval één of meer op (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan voornoemde [persoon 2] en/of '[naam]'en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben getoond en/of voorgehouden;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 05 september 013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een nder of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen 990 gram heroine (verpakt in 100 slikkersbollen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2] en/of '[naam]'en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3]en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 2] en/of '[naam]' en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] aan voornoemde [persoon 2] en/of
'[naam]' en/of één of meer onbeken gebleven perso(o)n(en) één of meer (vuur)wapen(s), althans één of meer op (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), heeft/hebben getoond en/of voorgehouden tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde [medeverdachte 1] te introduceren en/of regelen als slikker en/of koerier en/of die [medeverdachte 1] in contact te brengen met voornoemde [medeverdachte 3] en/of voornoemde [persoon 2] en/of '[naam]' en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in contact te brengen met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3];
Zaak B
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012 te Amsterdam en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (revolver merk BBM, model Olympic38), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, in elk geval één of meer patro(o)n(en) (kaliber .22lr, merk CCI), heeft/hebben overgedragen aan [persoon 4]
en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of zonder vergunning tot vervoer, als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de Wet wapens en munitie, dan wel verlof tot vervoer, als bedoeld in artikel 24 van die wet, heeft/hebben vervoerd.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting het navolgende feit ad informadum gevoegd:
13/698659-13, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 september 2013, flat [flat A], Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, diefstal moedersleutel van de flat [flat A].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van de in zaak A onder 1 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde: het opzettelijk handen in strijd met artikel 2B en/of 2C van de Opiumwet
De rechtbank is met de officier van justitie en met de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde: de poging straatroof
Aan verdachte is onder 5 ten laste gelegd dat hij als medepleger - kort gezegd - een hoeveelheid geld en/of goederen, door een poging diefstal met geweld, van [persoon 1] en/of één meer onbekend gebleven personen heeft willen afnemen.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet af te leiden dat sprake is geweest van een poging tot diefstal. In het bijzonder blijkt niet dat verdachte opzet had op het wegnemen van geld en/of goederen van de in de tenlastelegging genoemde personen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegen de personen heeft gezegd “Jullie moeten hem een cadeau geven”. Voor zover al sprake zou zijn geweest van opzet op een strafbaar feit, lijkt deze opzet naar het oordeel van de rechtbank gericht te zijn geweest op de afgifte van enig goed. Voorts heeft de rechtbank onvoldoende de overtuiging gekregen dat de hiervoor omschreven opmerking van verdachte en de daarna door zijn vriend ([persoon 3]) gedane bedreiging met pistool in die zin met elkaar samenhangen dat de bedreiging diende ter versterking van het verzoek van verdachte. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde: de diefstal met geweld
Aan verdachte is onder 6 ten laste gelegd dat hij als medepleger dan wel subsidiair als medeplichtige - kort gezegd - 100 slikkersbollen met heroïne zou hebben gestolen onder bedreiging met een vuurwapen van medeverdachte [persoon 2] en/of ‘[naam]’ en/of één meer onbekend gebleven personen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is geweest van bedreiging met geweld. Met officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde geweldscomponent dient te worden vrijgesproken.
De vraag is vervolgens of verdachte, als medepleger of medeplichtige, de slikkersbollen met heroïne heeft
weggenomen, een vereiste voor bewezenverklaring van de diefstal. Uit het dossier blijkt dat een afspraak is gemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 5 september 2013 op een hotelkamer drugs zou slikken en naar het buitenland zou brengen. Tevens zijn er aanwijzingen dat [medeverdachte 1] met andere personen heeft afgesproken dat hij de slikkersbollen niet zou innemen en niet zou exporteren, maar dat hij die bollen in het hotel zou achterlaten voor zijn handlangers. [medeverdachte 1] heeft echter op enig moment besloten de slikkersbollen niet in te nemen en die bollen evenmin in het hotel achter te laten, maar deze mee te nemen het hotel uit.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Medeverdachte [persoon 2] heeft de slikkersbollen met heroïne op 5 september 2013 op de hotelkamer van [medeverdachte 1] afgeleverd. Vervolgens verliet [persoon 2] na enige tijd de hotelkamer en het hotel. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 1] toen alleen (met de drugs) in de hotelkamer is achtergebleven. De rechtbank concludeert dat [persoon 2] de drugs kennelijk aan [medeverdachte 1] heeft toevertrouwd met de bedoeling dat [medeverdachte 1] deze zou slikken, vanaf het moment dat hij [medeverdachte 1] alleen heeft gelaten in de hotelkamer. Aldus had [medeverdachte 1] de drugs reeds anders dan door misdrijf onder zich toen hij alleen in de hotelkamer was. [medeverdachte 1] is zich vervolgens (wederrechtelijk) als heer en meester over de drugs gaan gedragen en heeft met de drugs de hotelkamer en het hotel (samen met medeverdachte [medeverdachte 2]) verlaten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een wegnemingshandeling aan een bewezenverklaring van diefstal in de weg staat. De officier van justitie heeft in haar schriftelijk requisitoir verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI: RBAMS:2012:BZ0996). Deze uitspraak betreft naar het oordeel van de rechtbank echter een andere casus dan de onderhavige, waarbij met name van belang is dat in dit geval de drugs aan [medeverdachte 1] waren toevertrouwd, en [persoon 2] de hotelkamer had verlaten waarmee de drugs ook uit zijn zicht waren verdwenen.
Het meenemen en het behouden van de drugs door [medeverdachte 1] is te kwalificeren als verduistering, aangezien [medeverdachte 1] de drugs anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen waarna hij zich vervolgens de drugs wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat [medeverdachte 1] het opzet om de drugs zich toe te eigenen reeds had vóór de bezitsverkrijging, staat niet aan een bewezenverklaring van verduistering in de weg. [1] Aan verdachte is echter diefstal in vereniging ten laste gelegd en niet het medeplegen van verduistering. Reeds op deze grond zal de rechtbank daarom verdachte vrijspreken van het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde.

5.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden dat verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, 3 en 4 en het in zaak B ten laste gelegde heeft gepleegd.
Nadere overwegingen in zaak A ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft betoogd dat, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd die gericht waren op de drugstransactie van 5 september 2013, de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen geen gedragingen zijn die strafbaar zijn gesteld onder artikel 10a van de Opiumwet (hierna: Ow). De rechtbank verwerpt dit verweer.
De verdediging heeft gelijk dat uit het dossier niet blijkt dat de voorbereidingshandelingen van verdachte gericht waren op de specifieke drugstransactie van 5 september 2013. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode 24 juli 2013 tot en met 5 augustus 2013 toch schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Ow. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Voor de verwezenlijking van het delict als bedoeld in artikel 10a Ow is niet vereist dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de voorbereidingshandelingen reeds bekend moest zijn voor welk concreet misdrijf deze handelingen dienden. Met andere woorden, het feit dat de voorbereidingshandelingen van verdachte niet gericht waren op de transactie van 5 september 2013, sluit niet uit dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht. Vanaf 24 juli 2013, zo blijkt uit tapgesprekken, gaat verdachte op zoek naar een persoon die zich wil voordoen als slikker en onderhoudt hij daarover tot en met 5 augustus 2013 (telefonisch) contact met de beoogde koerier/slikker en een medeverdachte die op zijn beurt in contact stond met een potentiële leverancier. De intentie of het streven van verdachte en anderen is daarbij de drugs door de leverancier te laten afleveren en in samenwerking met de koerier/slikker van de leverancier te ontvreemden. Hierin schuilt ook de nauwe en bewuste samenwerking die maakt dat van medeplegen sprake is. Uit de stukken komt naar voren dat een eerdere transactie is afgeblazen, dat verdachte vanaf 5 augustus 2013 niet meer bij de voorbereiding werd betrokken en dat de transactie van 5 september 2013 buiten verdachte om is geregeld. Deze omstandigheid maakt echter niet dat de handelingen die verdachte voor 5 augustus 2013 heeft verricht niet als strafbare voorbereiding zouden kunnen worden beschouwd.
Nadere overwegingen ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de wapenoverdracht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
in de periode van 24 juli 2013 tot en met 5 augustus 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen, hij,
zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, door
- één of meer leverancier(s) van (een) verdovende middel(en) aan te leveren en
- zich voor te doen als een slikker en/of koerier;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
in de periode van 2 augustus 2013 tot en met 18 september 2013 te Amsterdam een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op 18 september 2013 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk EKOL, type TUNA), en munitie van categorie III, te weten vijf patronen (kaliber 6,35 mm), voorhanden heeft gehad;
Zaak B
in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (revolver merk BBM, model Olympic38), en munitie van categorie III, te weten zeven patronen (kaliber .22lr, merk CCI), heeft overgedragen aan [persoon 4].

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 subsidiair, 3, 4, 5, 6 subsidiair en het in zaak B bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij ten aanzien van de onder verdachte inbeslaggenomen honkbalknuppel gevorderd dat dit voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer. Tevens heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Zij heeft verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen. Voorts heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden betreffende verdachte. Verdachte is op de goede weg en is gedurende zijn detentie begonnen met het volgen van gedragstrainingen. Ook heeft hij een vaste relatie en wordt hij binnenkort vader. Tot slot heeft de raadsvrouw op basis van het opgemaakte reclasseringsrapport bepleit een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft door telefonische contacten ervoor gezorgd dat een afspraak tussen een slikker en/of koerier van drugs en een leverancier en/of afnemer heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het vervoeren van drugs. Hij heeft zo de verspreiding en het gebruik van harddrugs mede helpen bevorderen. Het gebruik van harddrugs is bezwarend voor de samenleving vanwege het gevaar voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich mee kunnen brengen, tevens vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Daarbij heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een gestolen iPhone. Verdachte heeft er aldus blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het afleveren van een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen, in beide gevallen met een hoeveelheid (bijbehorende) munitie. Het ongecontroleerde bezit van deze wapens brengteen onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en kan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Met de levering van een vuurwapen aan een ander heeft verdachte bovendien de kans voor lief genomen dat daarmee levensbedreigende delicten gepleegd zouden worden. Er is dan ook sprake van ernstige feiten, in reactie waarop niet met een mildere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf kan worden volstaan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Verder blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie van 18 februari 2014 dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens overtreding van soortgelijke feiten.
Gelet op de houding van verdachte, waaruit de rechtbank blijkt dat hij het niet zo nauw neemt met de regels die in onze maatschappij gelden, acht de rechtbank het noodzakelijk dat naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om verdachte van het plegen van strafbare feiten in de toekomst te weerhouden. In dit verband acht de rechtbank het voorts van groot belang dat aan verdachte, ondanks zijn gebrekkige motivatie, de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank zal, zoals geadviseerd door de reclassering, aan verdachte als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke strafdeel reclasseringstoezicht en (ambulante) behandelverplichtingen opleggen, waarbij de proeftijd op drie jaar wordt gesteld. Deze voorwaarden zien deels op de middelenproblematiek alsmede de agressieproblematiek waarvan bij verdachte sprake is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank meegewogen het niet tenlastegelegde feit dat door de officier van justitie ad informandum bij de onderhavige zaak zijn gevoegd en zoals ter terechtzitting van 12 maart 2014 besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zowel op de zitting als in het voorbereidend onderzoek heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd. Het gaat hierbij om het volgende feit:
-13/698659-13, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 september 2013, flat [flat A], Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, diefstal moedersleutel van de flat [flat A].
De rechtbank ziet geen aanleiding de gevangenneming van verdachte te bevelen, nu zij geen gronden voor de voorlopige hechtenis aanwezig acht. De vordering van de officier van justitie wordt daarom afgewezen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 26 september 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 96/115531-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 25 juni 2013 van de kantonrechter in de rechtbank te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 1 week, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Gebleken is dat veroordeelde zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank zal de onder verdachte inbeslaggenomen honkbalknuppel aan het verkeer onttrekken, nu dit voorwerp in het kader van het tegen verdachte lopende onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 26, 31, 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair, 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, 3 en 4 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
opzetheling;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Zaak B
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3
(drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
 veroordeelde mag zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit.
 veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
 veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 een meldplicht: veroordeelde dient zich drie dagen na invrijheidsstelling te melden bij de JVz Inforsa op het adres [adres Inforsa], en haar aanwijzingen op te volgen zolang dit nodig wordt geacht.
 ambulante verslavingsbehandeling: veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een ambulante verslavingsbehandeling voor zijn softdrugsverslaving en mogelijk harddrugsgebruik. Controles op laatstgenoemde kunnen zo nodig deel uitmaken van de behandeling. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandelingstraject.
Veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
 ambulante psychiatrische behandeling: veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een ambulante behandeling bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek Inforsa, gelegen aan de [adres Inforsa], met als doel te werken aan zijn ADHD- en agressieproblematiek. Veroordeelde dient zich dan te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
 overige aanwijzingen: veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan schuldsanering en dagbestedingsactiviteiten zolang de betreffende instanties dit nodig achten.
Gelastde tenuitvoerlegging van de bij genoemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2013 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk
1 week hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1.00 STK Honkbalknuppel
[goednummer]
: klein formaat honkbalknuppel
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en C.A.E. Wijnker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Stas, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2014.
Bijlage: overzicht van de bewijsmiddelen
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De ter terechtzitting van 12 maart 2014 in deze rechtbank afgelegde verklaring van verdachte, opgenomen in het door de voorzitter en de griffier ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting, niet doorgenummerd.
Ik word [verdachte] genoemd.
Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2013114624-94 van 19 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 5] en [persoon 6], doorgenummerde pag. 586-592.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) vroeg of ik [medeverdachte 1] wilde benaderen om zogenaamd drugs te slikken. Wij zouden dan wegrennen met de drugs. Als het meer dan een kilo was dan zou ik 1000 euro hiervoor ontvangen. Als het minder was zou ik 500 euro gaan krijgen. Ik heb [medeverdachte 1] gevraagd om mee te doen. Ik heb [medeverdachte 1] uitgelegd wat we zouden gaan doen. [medeverdachte 1] kwam die dag en wij zijn met de auto van [medeverdachte 1] naar Holendrecht gegaan. [medeverdachte 1] ging kennismaken met de boekoe’s die de drugs wilden laten uitvoeren naar het buitenland. Ik bleef in de auto zitten.
Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 24 juli 2013 te 21:42:01 uur tussen [verdachte] en [telefoonnummer] doorgenummerde pag. 37
Getapte: [verdachte]
Wordt gebeld door
NNman7493
G: ja man.. ik heb net met die man gesproken. Ik moet je spreken man.
N: Wanneer voor vandaag?
G: ja man.. kom kom
(…)
G: Nee maar het moet ge… ik moet nu met je praten om te weten toch.. er is iets..
(…)
G: Ik moet je spreken man.. is cool
N: morgenochtend kom ik kijken.. morgenochtend kom ik bij je.
(…)
N: ja man..morgen ga ik met die mensen kijken wat ze voor me kunnen doen man.. ik kom bij je morgen in de ochtend. Ik bel je.
G: oke
Een proces-verbaal vaststellen gebruiker met nummer 2013114624 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 7], doorgenummerde pag. 162-163.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Gesteld kan worden dat het getapte mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 1].
Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 5 augustus 2013 te 17:23:48 uur tussen [verdachte] en [telefoonnummer], doorgenummerde pag. 451.
Getapte: [verdachte]
Wordt gebeld door
Wie: [medeverdachte 3]
G: Ik heb hem al gesproken. (…)
F: we spreken 8 uur af
G: 8 uur waar?
F: dezelfde plaats
G: Ok, je gaat met hem? Wie is de broer?
F: Wat?
G: [medeverdachte 1]?
F:…
G: Wat vertel je nu, ik kwam toch met [medeverdachte 1] de laatste keer
F: Ja hem bedoel ik
G: Ok 8 uur, maar wanneer komt het ding. Deze week?
F: Weet ik niet, we gaan het vandaag zien
G: Ok, maar ik kon niet met jou. Jij gaat met hem?
F: Ja geen probleem
G: Ja, maar jij moet daarheen gaan en dan laat ik hem naar jou toe komen.
(…)
Een proces-verbaal vaststellen gebruiker met nummer 2013114624 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 7], doorgenummerde pag. 164-165.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Gesteld kan worden dat het getapte mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 3].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Nu verdachte heeft bekend deze gedraging te hebben verricht en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met de opgave van de hierna genoemde bewijsmiddelen:

De ter terechtzitting van 12 maart 2014 in deze rechtbank afgelegde bekennende verklaring van verdachte, opgenomen in het door de voorzitter en de griffier ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting, niet doorgenummerd.

Een proces-verbaal aangifte met nummer 2013188964-19 van2 augustus 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 8], doorgenummerde pag. 499-503.

Een proces-verbaal aantreffen telefoons met nummer 2013114624 van18 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 7] en [persoon 9], doorgenummerde pag. 599-601.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Nu verdachte heeft bekend deze gedraging te hebben verricht en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met de opgave van de hierna genoemde bewijsmiddelen:

De ter terechtzitting van 12 maart 2014 in deze rechtbank afgelegde bekennende verklaring van verdachte, opgenomen in het door de voorzitter en de griffier ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting, niet doorgenummerd.

Een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2013114624 van18 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 10], doorgenummerde pag. 582-585.
Zaak B
Nu verdachte heeft bekend deze gedraging te hebben verricht en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met de opgave van de hierna genoemde bewijsmiddelen:

Een proces-verbaal met nummer 2012185856-34 van 18 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 11] en [persoon 12], inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pag. 93-95.

Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 22 augustus 2012 te 10:29:43 uur tussen [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), en [persoon 4] (de rechtbank begrijpt: [persoon 4]), doorgenummerde pag. 104-105.

Een geschrift zijnde een BHV-registratie [nummer] Gooi & Vechtstreek, doorgenummerde pag. 65-75.

Een proces-verbaal van verhoor [persoon 4] met nummer 2012185856-41 van26 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 12] en [persoon 13], doorgenummerde pag. 217-220.

Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2012039862-9 van5 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 14], doorgenummerde pag. 76-77.

Voetnoten

1.Vergelijk: HR 8 januari 1991, NJ 1991/344