ECLI:NL:RBAMS:2014:2172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
13/702967-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ripdeal en veroordeling voor heroïnebezit en wapens

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het medeplegen van diefstal van heroïne en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 september 2013 in Amsterdam betrokken was bij de verkoop en het vervoer van ongeveer 990 gram heroïne, verpakt in 100 slikkersbollen. De verdachte ontkende echter op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de drugs in zijn rugzak, maar de rechtbank oordeelde dat hij ten minste voorwaardelijk opzet had op de aanwezigheid en het vervoer van de heroïne. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een geladen pistool en een handgranaat voorhanden had, wat leidde tot een veroordeling voor deze feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten 4 en 5, omdat niet bewezen kon worden dat hij een geluidsdemper en een diefstal met geweld had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat het meenemen en behouden van de drugs door een medeverdachte als verduistering moest worden gekwalificeerd, en niet als diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van wapens en de betrokkenheid bij drugshandel ernstige risico's met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702967-13 (Promis)
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats 1] (Verenigde Staten) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.T.C.M. Crepin naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 990 gram heroïne (verpakt in 100 slikkersbollen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk BBM model 315 auto), en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer, patro(o)n(en) (kaliber 6,35 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 5 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een handgranaat (intacte scherfhandgranaat van het type M75 met bijpassende ontstekingsinrichting) en/of een gasrevolver (merk Röhm, model RG-89, kaliber 9mm knall), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en) van categorie I, te weten een geluidsdemper, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 990 gram heroine (verpakt in 100 slikkersbollen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of '[naam]' en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of '[naam]' en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of één of meer van zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) één of meer (vuur)wapen(s), in elk geval één of meer op (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan voornoemde [persoon 1] en/of '[naam]'en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft/hebben getoond en/of voorgehouden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde: het voorhanden hebben van een geluidsdemper
De rechtbank is met de officier van justitie en met de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 4.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde: de diefstal met geweld
Aan verdachte is onder 5 ten laste gelegd dat hij als medepleger - kort gezegd - 100 slikkersbollen met heroïne zou hebben gestolen onder bedreiging met een vuurwapen van medeverdachte [persoon 1] en/of ‘[naam]’ en/of één meer onbekend gebleven personen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is geweest van bedreiging met geweld. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van bedreiging met geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde personen. Het dossier bevat immers geen bewijs dat verdachte of een mededader aan [persoon 1], een persoon genoemd ‘[naam]’ of onbekende anderen een vuurwapen heeft getoond of voorgehouden. Voor zover sprake is geweest van bedreiging met geweld, heeft die bedreiging zich gericht tegen medeverdachte [medeverdachte 1], niet tegen [persoon 1] of ‘[naam]’. Ook is [medeverdachte 1], die vervolgens is aangehouden, niet aan te merken als een onbekend gebleven persoon. Verdachte dient daarom ten aanzien van de ten laste gelegde geweldscomponent te worden vrijgesproken.
De vraag is vervolgens of verdachte de slikkersbollen met heroïne heeft
weggenomen, een vereiste voor bewezenverklaring van de diefstal. Uit het dossier blijkt dat een afspraak is gemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 2] op 5 september 2013 op een hotelkamer drugs zou slikken en naar het buitenland zou brengen. Tevens zijn er aanwijzingen dat [medeverdachte 2] met andere personen heeft afgesproken dat hij de slikkersbollen niet zou innemen en niet zou exporteren, maar dat hij die bollen in het hotel zou achterlaten voor zijn handlangers. [medeverdachte 2] heeft echter op enig moment besloten de slikkersbollen niet in te nemen en die bollen evenmin in het hotel achter te laten, maar deze mee te nemen het hotel uit.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Medeverdachte [persoon 1] heeft de slikkersbollen met heroïne op 5 september 2013 op de hotelkamer van [medeverdachte 2] afgeleverd. Vervolgens verliet [persoon 1] na enige tijd de hotelkamer en het hotel. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] toen alleen (met de drugs) in de hotelkamer is achtergebleven. De rechtbank concludeert dat [persoon 1] de drugs kennelijk aan [medeverdachte 2] heeft toevertrouwd met de bedoeling dat [medeverdachte 2] deze zou slikken, vanaf het moment dat hij [medeverdachte 2] alleen heeft gelaten in de hotelkamer. Aldus had [medeverdachte 2] de drugs reeds anders dan door misdrijf onder zich toen hij alleen in de hotelkamer was. [medeverdachte 2] is zich vervolgens (wederrechtelijk) als heer en meester over de drugs gaan gedragen en heeft met de drugs de hotelkamer en het hotel (samen met verdachte) verlaten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van een wegnemingshandeling aan een bewezenverklaring van diefstal in de weg staat. De officier van justitie heeft in haar schriftelijk requisitoir verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI: RBAMS:2012:BZ0996). Deze uitspraak betreft naar het oordeel van de rechtbank echter een andere casus dan de onderhavige, waarbij met name van belang is dat in dit geval de drugs aan [medeverdachte 2] waren toevertrouwd, en [persoon 1] de hotelkamer had verlaten waarmee de drugs ook uit zijn zicht waren verdwenen.
Het meenemen en het behouden van de drugs door [medeverdachte 2] is te kwalificeren als verduistering, aangezien [medeverdachte 2] de drugs anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen waarna hij zich vervolgens de drugs wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat [medeverdachte 2] het opzet om de drugs zich toe te eigenen reeds had vóór de bezitsverkrijging, staat niet aan een bewezenverklaring van verduistering in de weg. [1] Aan verdachte is echter diefstal in vereniging ten laste gelegd en niet het medeplegen van verduistering. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde.

5.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Nadere overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Bij de aanhouding van verdachte is in een rugzak een hoeveelheid van ongeveer 990 gram heroïne aangetroffen. Verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de verdovende middelen in die rugzak. Naar zijn weten waren de drugs conform plan in het hotel achtergebleven, zo stelt hij.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is – voordat zij op 5 september 2013 naar het hotel gingen – door medeverdachte [medeverdachte 2] op de hoogte gebracht van het feit dat op die dag een transactie met drugs zou plaatsvinden. Ook wist verdachte dat [medeverdachte 2] deze drugs zou gaan ontvreemden van de eigenaar. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] heeft horen zeggen “Geef mij de drugs terug en het wapen”, net voordat [medeverdachte 2] en verdachte in de auto stapten. Verdachte is vervolgens samen met (onder meer) [medeverdachte 2] met een auto weggereden. Enige tijd later zijn zij, nadat zij waren uitgestapt, aangehouden door de politie, waarbij de rugtas met drugs bij verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de rugtas van [medeverdachte 2] heeft vastgehouden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid en het vervoer van de heroïne. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 2] de drugs, waarvan de kans dat dit heroïne betrof eveneens aanmerkelijk was, bij zich had toen zij samen naar de auto liepen en wegreden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de in beslag genomen drugs, tezamen en in vereniging, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad.
Nadere overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] is in zijn rugzak een geladen pistool aangetroffen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende wettig bewijs bevat dat verdachte het geladen pistool tezamen en in vereniging met een ander, namelijk [medeverdachte 2], voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie is minstens vereist dat er een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van het wapen en een zekere beschikkingsmacht daarover heeft bestaan.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor verdachte voldoende duidelijk was dat [medeverdachte 2] een wapen bij zich droeg. De rechtbank wijst erop dat verdachte in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 2] zegt “Kom naar buiten met die dinges (…) die pippa is in de waggie (de rechtbank begrijpt: het vuurwapen ligt in de auto)”. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] gezegd: “Ik heb die pippa bij mij (de rechtbank begrijpt: een vuurwapen). Kom naar boven (…). Dan gaan wij met zijn tweeën met die pippa naar beneden.” Verder heeft verdachte verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] heeft horen zeggen: “Geef mij de drugs terug en het wapen”. Vervolgens is hij met [medeverdachte 2] in een auto vertrokken. Verdachte moet zich toen bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. Naar het oordeel van de rechtbank was het wapen ook functioneel om gezamenlijk een veilig heenkomen met de drugs te vinden. Gelet op het voorgaande was verdachte zich aldus terdege bewust van de aanwezigheid van het vuurwapen, had hij een zekere beschikkingsmacht over het wapen en was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het voorhanden hebben van dat vuurwapen.
Nadere overwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
In de auto van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn onder de passagiersstoel in een tasje een gasrevolver en een handgranaat aangetroffen. Op de handgranaat is een naar verdachte wijzend DNA-spoor aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij het in de auto aangetroffen vuurwapen heeft gezien, uit het tasje heeft gepakt en in handen heeft gehad. Ten aanzien van de handgranaat heeft hij verklaard deze niet te hebben gezien, niet in handen te hebben gehad en van de aanwezigheid daarvan niet te hebben geweten. Verdachte heeft geopperd dat zijn DNA mogelijk van het vuurwapen op de handgranaat is overgebracht toen hij het vuurwapen weer in het tasje stopte. Wat er zij van deze door verdachte geopperde verklaring voor het DNA-spoor, naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat zich in het tasje nog een ander wapen zou bevinden, zoals bijvoorbeeld een handgranaat. Hij heeft echter nagelaten naar de verdere inhoud van dat tasje onderzoek te doen. De rechtbank betrekt hierbij de verklaring van verdachte dat [medeverdachte 2] hem heeft verteld over een zogenaamde ripdeal en dat hij met het oog daarop een tas met pistolen had gekregen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 5 september 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig gehad ongeveer 990 gram (verpakt in 100 slikkersbollen) van een materiaal bevattende heroïne;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 5 september 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk BBM model 315 auto), en munitie van categorie III, te weten vijf patronen (kaliber 6,35 mm), voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 5 september 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie II en III, te weten een handgranaat (intacte scherfhandgranaat van het type M75 met bijpassende ontstekingsinrichting) en een gasrevolver (merk Röhm, model RG-89, kaliber 9mm knall), voorhanden heeft gehad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen. De raadsman heeft bepleit, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet zal overstijgen, een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn mededader(s) hebben zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en vervoeren van bijna 1 kilo heroïne. Verdachte heeft hiermee willens en wetens bijgedragen aan de verdere verspreiding van voor de volksgezondheid gevaarlijke stoffen. Daarnaast is het gebruik van deze verdovende middelen bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere wapens, waaronder een handgranaat, en een hoeveelheid (bijbehorende) munitie. Dat het ongecontroleerde bezit van wapens een groot veiligheidsrisico met zich brengt en om die reden dient te worden bestreden spreekt vanzelf. Daarbij komt dat een geval als het onderhavige, waarin het gaat om de combinatie van meerdere wapens met munitie, in het kader van een drugstransactie op een publieke plaats, gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt bij omwonenden maar ook in de samenleving als geheel. Er is dan ook sprake van ernstige feiten, in reactie waarop niet met een mildere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf kan worden volstaan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Verder blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie van 18 februari 2014 dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte pas op het laatste moment door medeverdachte [medeverdachte 2] bij de feiten is betrokken en een kleinere rol had dan [medeverdachte 2]. Ook weegt de rechtbank enigszins in het voordeel van verdachte mee dat hij het vuurwapen en de handgranaat in de auto heeft laten liggen en deze niet heeft meegenomen naar het hotel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden en de coöperatieve proceshouding van verdachte, zal de rechtbank de duur hiervan op 15 maanden bepalen.
Reeds omdat verdachte van een deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken wijkt de strafmaat af van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

Verklaart het onder 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl de schuldige het misdrijf heeft begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.J. Dondorp en C.A.E. Wijnker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Stas, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2014.
Bijlage: overzicht van de bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde
De ter terechtzitting van 12 maart 2014 in deze rechtbank afgelegde verklaring van verdachte, opgenomen in het door de voorzitter en de griffier ondertekende proces-verbaal van de terechtzitting, niet doorgenummerd.
We waren met z’n drieën in de hotelkamer, met [medeverdachte 1] en de man met de kinderwagen. De man met de kinderwagen was de leverancier en heeft de drugs gebracht.
[medeverdachte 1] heeft het wapen onder het matras geschoven toen ze naar buiten gingen. Ik zag dat het een wapen was. Toen heb ik het wapen gepakt, en de drugs. Ik ging weg uit de kamer en liep langs [medeverdachte 1] die bij de trap stond. Met [verdachte] en een andere persoon, [persoon 2], vertrok ik in de auto. Ik had [verdachte] de avond van te voren uitgelegd wat ik ging doen. [verdachte] zou mij komen ophalen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 en 3 en 4 ten laste gelegde
Een proces-verbaal observeren van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren X10, X11, X58, X78, X101, X103, X108, X118, X120, doorgenummerde pag. 117.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Subject(en) / object: [medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum medeverdachte 1]. [medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum medeverdachte 2].
8.3
uur:
Door X101 en X118 wordt gezien dat de Fiat Stilo rijdt voorzien van het kenteken [kenteken]. Later wordt gezien dat [medeverdachte 2] als bestuurder in de Fiat zit.
09:15 uur:
Door X11 en X58 wordt gezien dat aan de overzijde van de Fiat een man als bestuurder in de Fiat stapt. Later blijkt dit [medeverdachte 2] te zijn. Naast [medeverdachte 2] zit een man, hierna te noemen NN1. Vervolgens rijden zij weg.
09:15 uur:
Door X120 wordt gezien dat een BMW aan komt rijden bij het “[hotelnaam]” hotel, gevestigd [straat] te Amsterdam. Hier stappen twee mannen uit waarvan er een wordt herkend als [medeverdachte 1] en een man, hierna te noemen NN2. De BMW rijdt vervolgens weer verder.
Door X10 en X120 wordt gezien dat [medeverdachte 1] samen met NN2 aan komt lopen bij het hotel. [medeverdachte 1] is gekleed in een paars t-shirt met korte mouwen en een spijkerbroek.
Door X10 en X120 wordt gezien dat [medeverdachte 1] en NN2 naar de balie van het hotel lopen. Daar vult [medeverdachte 1] een formulier in en krijgt hierop een sleutelkaart. Vervolgens lopen [medeverdachte 1] en NN2 naar een kamer, voorzien van het nummer [nummer]. Beide mannen gaan daar naar binnen. Door X120 wordt gezien dat [medeverdachte 1] weer de kamer afkomt en buiten blijft. Hierbij loopt hij heen en weer en belt regelmatig met zijn mobiele telefoon.
9.2
uur:
Door X11 en X58 wordt gezien dat [medeverdachte 2] stopt bij het bejaardentehuis, gelegen aan de Loenerdreef. Hierbij stapt [medeverdachte 2] uit. NN1 rijdt weg.
9.25
uur:
Door X103 wordt gezien dat [medeverdachte 2] aan komt lopen over het parkeerterrein van het “[hotelnaam]” hotel.
9.3
uur:
Door X10 wordt gezien en gehoord dat [medeverdachte 2] aan de balie een kamer boekt. Vervolgens hoort en ziet X10 dat [medeverdachte 2] een sleutelkaart krijgt van kamer [nummer]. Hierop gaat [medeverdachte 2] naar kamer [nummer].
Tussen 09.30 uur en 10.35 uur:
In deze periode heeft [medeverdachte 1] op verschillende plekken op het terrein van het [hotelnaam] hotel gestaan, gelopen en gezeten en regelmatig gebeld. Ook [medeverdachte 2] heeft verschillende keren heen en weer gelopen van kamer [nummer] naar [medeverdachte 1] en terug en heeft regelmatig gebeld.
10.35
uur:
X108 en X118 zien twee negroïde mannen aan komen lopen over het parkeerterrein dat gelegen is aan de [straat]. Een van de mannen, die verder in het proces-verbaal NN3 zal worden genoemd, heeft een stevig postuur en is gekleed in een wit shirt met groene korte mouwen en een blauwe spijkerbroek. NN3 draagt een zwarte cross-over tas bij zich en duwt een rood/paars kleurige kinderwagen.
X108 en X118 zien dat NN3 en NN4 het parkeerterrein behorende bij het [hotelnaam] hotel oplopen.
X108 en X118 zien dat NN3 en NN4 contact maken met [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 2] uit kamer [nummer] komt lopen.
10.37
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] contact maakt met NN3, NN4 en [medeverdachte 1]. X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] en NN3 samen weglopen en [medeverdachte 1] en NN4 blijven staan op het parkeerterrein.
10.38
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] en NN3 naar binnen gaan bij kamer [nummer].
10.39
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] uit kamer [nummer] loopt.
10.41
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 1] naar binnen gaat bij kamer [nummer].
10.42
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] uitgebeld is en het hotel naar binnen gaat.
10.44
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2] naar binnen gaat in kamer [nummer].
10.45
uur:
Door X11 en X58 wordt gezien dat er een Mitsubishi voorzien van het kenteken [kenteken] aan komt rijden. In deze auto zitten drie negroïde personen.
10.45
uur:
Door X11 en X58 wordt gezien dat er een Mitsubishi voorzien van het kenteken [kenteken] aan komt rijden. In deze auto zitten drie negroïde personen.
11.02
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 1] en NN3 uit kamer [nummer] komen.
X108 en X118 zien dat NN3 uit de hoofdingang van het [hotelnaam] komt lopen en dat [medeverdachte 1] over de galerij terug rent richting kamer [nummer].
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 1] aanklopt bij kamer [nummer] en dat hij aan het bellen is en blijft kloppen.
X10 en X120 horen dat [medeverdachte 1] hard “[medeverdachte 2]” roept.
11:03 uur:
X108 en X118 zien dat NN3 over de parkeerplaats behorende bij het [hotelnaam] hotel loopt in de richting van de Mitsubishi die stilstaat op het parkeerterrein parallel gelegen aan de [straat].
11:03 uur:
X108 en X118 zien dat NN3 even contact maakt met de inzittende van de Mitsubishi en vervolgens achter de Mitsubishi gaat staan.
11:05 uur
X108 en X118 zien dat negroïde man die rechtsachter in de Mitsubishi zit uitstapt. Deze man zal verder in het proces-verbaal NN5 worden genoemd.
X108 en X118 zien dat NN5 samen met [medeverdachte 1] in richting van [hotelnaam] hotel loopt.
11.06
uur:
X108 en X118 zien dat NN5 en [medeverdachte 1] terug komen lopen in richting van Mitsubishi.
11.13
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 2], NN5, NN6 en [medeverdachte 1] over het parkeerterrein behorende bij het [hotelnaam] hotel lopen in de richting van de Mitsubishi.
11.14
uur:
X108 en X118 zien dat NN6 instapt in de Mitsubishi als passagier, dat NN5 rechts achter in de Mitsubishi stapt en dat [medeverdachte 2] links achter in de Mitsubishi stapt.
11.15
uur:
X108 en X118 zien dat [medeverdachte 1] bij NN3 gaat staan en dat de Mitsubishi wegrijdt.
11.2
uur:
Door X11 en X58 wordt gezien dat de Mitsubishi stopt op de Kemangiestraat. Hier stappen [medeverdachte 2], NN5 en NN6 uit.
11.21
uur:
Door X101 wordt gezien dat [medeverdachte 2], NN5 en NN6 naar flat [flat A] lopen.
11.25
uur:
Door leden van het arrestatieteam van de Eenheid Amsterdam zijn [medeverdachte 2], NN5 en NN6 aangehouden bij flat [flat A].
11.35
uur:
Omstreeks 11.35 uur worden door leden van het rechercheteam [medeverdachte 1] en NN3 aangehouden bij het busstation Gaasperplas.
Een proces-verbaal met nummer 2013114624 van 12 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 3], doorgenummerde pag. 370-374.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 5 september 2013 vindt er een actie plaats op verdachten. Ten tijde van de actiedag waren de identiteitsgegevens van sommige van verdachten nog niet bekend. De verdachten zijn derhalve in het proces-verbaal van het observatieteam respectievelijk benoemd als NN1 t/m NN6.
In het proces-verbaal van het observatieteam worden 6 NN verdachten genoemd. Na onderzoek bleken dit te zijn:
NN1 en NN5
Na onderzoek blijkt de in het proces-verbaal van het observatieteam als NN1 en NN5 genoemde verdachte één en dezelfde persoon, te weten:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren te: [plaats 1]
Geboren op: [geboortedatum verdachte]
Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2013114624-64 van 8 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 4], doorgenummerde pag. 296-299.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik weet dat [medeverdachte 2] al een paar weken contact heeft met de Afrikaanse man. Ik weet dat [medeverdachte 2] mij vertelde dat hij door de man in contact is gebracht met de Afrikaanse man. [medeverdachte 2] zou drugs gaan slikken en deze smokkelen naar het buitenland. Natuurlijk zou [medeverdachte 2] helemaal geen drugs gaan smokkelen. De Afrikaan wist dat [medeverdachte 2] geen drugs zou gaan slikken. [medeverdachte 2] vertelde mij dat hij een tas met pistolen had gekregen van de Afrikaanse man. Er is een plan gemaakt hoe de drugs zouden worden gestolen. [medeverdachte 2] zou hiervoor 100 gram drugs ontvangen als beloning. Hij bood mij aan om mee te doen. Dat wilde ik wel. Wij zouden de 100 gram drugs samen delen. Ik zou met het andere pistool naar het hotel komen. Met de auto van [medeverdachte 2]. Dit is de Fiat Stilo. Ik weet dat het andere pistool in deze auto lag. Het pistool lag onder de passagiersstoel. Het pistool zat in een blauwe tas. Ik heb de auto met het vuurwapen laten staan. Ik heb op het winkelcentrum contact gelegd met [persoon 2]. Ik heb gezegd dat hij even met mij mee moest gaan iemand ophalen. Ik wilde niet het wapen meenemen. Ik heb een snorder gepakt. Wij zijn naar de [stadsdeel] gereden bij het hotel. Ik heb bij het hotel gebeld met [medeverdachte 2]. Ik heb gezegd dat [medeverdachte 2] naar beneden moest komen. Ik moest naar boven komen. Ik ging naar boven toe. [medeverdachte 2] kwam aanlopen. [medeverdachte 2] droeg een zwarte rugzak. Wij liepen samen, [medeverdachte 2], [persoon 2] en ik, terug naar de parkeerplaats. Opeens kwam de Afrikaan er weer aan. Ik hoorde dat hij tegen [medeverdachte 2] zei: “Geef mij de drugs en het pistool terug”. De snorder heeft ons bij Kraaiennest uit de auto gezet. Onderweg gaf [medeverdachte 2] mij zijn rugzak en ik heb de rugzak aangepakt. Een moment later werden we aangehouden.
Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 16 januari 2014 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De volgende dag kwam [medeverdachte 2] mij ophalen met de auto en hij zei dat het plan veranderd was. Hij ging de drugs niet naar het buitenland smokkelen. [medeverdachte 2] zei dat [medeverdachte 1] hem een wapen had gegeven om te kunnen dreigen. Dat lag onder een blauwe tas onder passagiersstoel van zijn auto. De tas heb ik zelf onder die stoel vandaan gepakt en ik heb het wapen gezien.
Een proces-verbaal van aanhouding van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren AOT NW 20, AOT NW 30, AOT NW 31, AOT NW 04, doorgenummerde pag. 139-141.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Wij hebben aangehouden:
Verdachte 1
Naam: [medeverdachte 2]
Voornamen:[medeverdachte 2]
Geboortedatum: [geboortedatum medeverdachte 2] te [plaats 2]
Aanhouding
Datum: 5 september 2013
Tijdstip: 11.25 uur
Insluitingsfouillering
Alvorens te zijn ingesloten is verdachte onderworpen aan een insluitingsfouillering. Hierbij is door ons in een tasje een handvuurwapen, kleur zwart, aangetroffen.
Verdachte 3
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum verdachte] te [plaats 1]
Aanhouding
Datum: 5 september 2013
Tijdstip: 11.25 uur
Onderzoek kleding:
In de rugzak van verdachte is een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. De verdovende middelen waren verpakt in bolletjes.
Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2013114624-25 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 5], doorgenummerde pag. 231-232.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Omstandigheden: aangetroffen in de rugzak bij verdachte [verdachte].
Goednummer: [goednummer]
Aantal: 100
Bijzonderheden: verpakkingsmateriaal slikkersbollen
Goednummer: [goednummer]
Object: Verdovende mid (Heroïne)
Aantal:100
Bijzonderheden: 100 slikkersbollen inhoud heroïne.
Een geschrift, te weten een rapport d.d. 20 september 2013, laboratoriumnummer [laboratoriumnummer] van dr.[persoon 6], forensisch expert, in de zaak tegen de verdachte [verdachte], doorgenummerde pag. 379.
Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Item Omschrijving Bevat
[goednummer] 1 plastic tas waarin 100 slikbollen met 990 g samengeperst heroïne
lichtbruin poeder.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde
Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2013114624-16 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 3], doorgenummerde pag. 226-228.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Omstandigheden: aangetroffen bij aanhouding. In beslag genomen bij insluiting.
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [medeverdachte 2]
Geboren: [geboortedatum medeverdachte 2]
Geboorteplaats: [plaats 2]
Goednummer: [goednummer]
Object: vuurwapen (pistool)
Bijzonderheden: BBM 315 auto
Goednummer: [goednummer]
Object: munitie (patroon)
Aantal: 5
Goednummer: [goednummer]
Object: vuurwapen
Bijzonderheden: demper
Een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2013114624 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 7], doorgenummerde pag. 153-157.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 5 september 2013 werd een verdachte aangehouden.
Verdachte
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [medeverdachte 2]
Geboren: [geboortedatum medeverdachte 2]
Geboorteplaats: [plaats 2]
Tijdens het onderzoek werd onder verdachte in een tasje een vuurwapen met munitie aangetroffen.
Uit onderzoek bleek mij het volgende:
Itemnummer: [goednummer] – pistool
Voorwerp: zwartkleurig pistool
Merk: BBM
Model: 315 auto
Kaliber: 6,35 mm
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer: [goednummer] - munitie
Voorwerp: patroon
Kaliber: 6,35 mm
Aantal: 5
De patroon is munitie in de zin van artikel 1, lid 1, onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer [goednummer]
Voorwerp: geluiddemper
De geluiddemper is een voorwerp als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder f van de regeling Wapens en Munitie gelet op artikel 2, lid 1 categorie I onder 3e van de Wet wapens en munitie.
Een geschrift, zijnde een tapgesprek van 5 september 2013 te 11:09:44 uur tussen [telefoonnummer] en [telefoonnummer], doorgenummerde pag. 115.
Getapte: [medeverdachte 2]
Wordt gebeld door
Wie: [verdachte]
N: Kom naar buiten met die dinges. Die man loopt achter mij de hele tijd. Maakt niks uit met die mensen. Plus ik ben met een snorder en die pippa is in die waggie.
F: Kom gewoon naar boven.
N: Ik hoef niks boven te doen. Kom naar beneden.
F: Hij gaat boven vechten met mij. Er is iemand voor de deur.
N: Hmmm
F: Er is iemand voor die deur toch.
N: Ja?
F: Ja toch.
N: Hier zijn ze twee ook nu man.
F: Ik heb die pippa bij mij. Kom naar boven voordat er meer mensen komen. Dan gaan wij met zijn tweeën met die pippa naar beneden.
N: Is goed.
F: Ja toch.
Een proces-verbaal vaststellen gebruiker nummer [telefoonnummer] met nummer 2013114624 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 9], doorgenummerde pag. 162-163.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Het getapte mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] was in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2].
Een proces-verbaal identiteit “[verdachte]” met nummer 2013114624 van 5 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 9], doorgenummerde pag. 166-168.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] heeft gedurende 5 september 2013 enkele malen telefonisch contact met een persoon die gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer]. De gebruiker van deze mobiele telefoon werd door [medeverdachte 2] aangesproken met de naam ‘[verdachte]’. Op 5 september 2013 worden de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] aangehouden.
Bij de insluitingsfouillering van verdachte [verdachte] werden twee mobiele telefoons aangetroffen. Deze telefoons zijn inbeslaggenomen.
Object: Communicatieapparatuur (Telefoon)
Bijzonderheden: [telefoonnummer] (
de rechtbank begrijpt: [telefoonnummer])
Gelet op bovenstaande kan gesteld worden dat [verdachte] de persoon is die door [medeverdachte 2] aangesproken wordt met de naam ‘[verdachte]’.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2013114624 van 9 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 7], doorgenummerde pag. 360-363.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 5 september 2013 werd een voertuig van het merk Fiat, model Stilo, doorzocht.
Verdachte
Achternaam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [medeverdachte 2]
Geboren: [geboortedatum medeverdachte 2]
Geboorteplaats: [plaats 2]
Tijdens de doorzoeking werd onder de voorstoel een tasje aangetroffen met daarin onder andere een handgranaat en een vuurwapen.
Uit onderzoek bleek het volgende:
Voorwerp: handgranaat
Model: M75
De handgranaat is een voorwerp in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie.
Itemnummer: [goednummer]
Voorwerp: gasrevolver
Merk: Röhm
Model: RG-89
Kaliber: 9 mm knall
Deze revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Een geschrift zijnde een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Wet Wapens en Munitie gepleegd in Amsterdam op 5 september 2013, van rapporteur drs. [persoon 10] van 4 oktober 2013, niet doorgenummerd.
Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Verdachten: [medeverdachte 2]
[verdachte]
[nummer onderzoeksmateriaal] bemonstering van het lichaam van een handgranaat M75.
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
[nummer onderzoeksmateriaal]
beschrijving DNA profiel
DNA-mengprofiel [verdachte] en minimaal twee andere personen
Een geschrift zijnde een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Wet Wapens en Munitie gepleegd in Amsterdam op 5 september 2013, van rapporteur drs.[persoon 11] van 5 november 2013, niet doorgenummerd.
Dit rapport houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal [nummer onderzoeksmateriaal] bestond uit een handgranaatlichaam met een bijpassende ontsteekinrichting. Onderzoeksmateriaal [nummer onderzoeksmateriaal] is een intacte scherfhandgranaat van het type M75. Gezien de opbouw, werking en verwachte uitwerking is een scherfhandgranaat zoals [nummer onderzoeksmateriaal] aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, zoals vermeld in de Wet wapens en munitie, artikel 2, lid 1, categorie II, 7.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013114624-99 van 24 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 8], doorgenummerde pag. 380.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 9 september 2013 werd een dactyloscopisch onderzoek ingesteld op een revolver, merk/type Röhm RG89 ([goednummer]). Bij dit onderzoek werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen. Dit spoor is geïdentificeerd op een afdruk, voorkomende op een vervaardigd dactyloscopisch signalement, gesteld ten name van: [verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte].

Voetnoten

1.Vergelijk: HR 8 januari 1991, NJ 1991/344