ECLI:NL:RBAMS:2014:2150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
13-654058-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na geslaagd beroep op noodweer in mishandelingszaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor de mishandeling van twee personen op 17 maart 2013 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 8 april 2014 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 25 maart 2014. De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.B. Schmidt, een beroep deed op noodweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [persoon 1] en mishandeling van [persoon 2].

De rechtbank oordeelde dat uit camerabeelden bleek dat de verdachte [persoon 1] meermalen had geslagen, maar dat niet kon worden vastgesteld dat dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit met betrekking tot [persoon 1].

Ten aanzien van de mishandeling van [persoon 2] oordeelde de rechtbank dat de verklaring van [persoon 2] in overeenstemming was met de camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien hij werd aangevallen door [persoon 1] en [persoon 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet buitenproportioneel had gehandeld door slechts één stomp uit te delen.

Daarom werd het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar geacht en werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. F.M. Wieland als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654058-13 (Promis)
Datum uitspraak: 8 april 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1], [te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M. van Collenburg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.B. Schmidt naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [persoon 1]
- meermalen, in elk geval eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- terwijl die [persoon 1] op de grond lag, die [persoon 1] (met gebalde vuist) meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1]
- meermalen, in elk geval eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- terwijl die [persoon 1] op de grond lag, die [persoon 1] (met gebalde vuist) meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 2] meermalen, in elk geval eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [persoon 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Uit de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, blijkt dat verdachte [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) meermalen heeft geslagen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de aanmerkelijke kans bestond dat [persoon 1] door dit slaan van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het onder 1, primair, ten laste gelegde kan dan ook niet bewezen worden verklaard en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Voorts blijkt uit het dossier niet dat [persoon 1] door het slaan van verdachte letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden, waardoor het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde evenmin bewezen kan worden verklaard. Derhalve wordt verdachte ook hiervan vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs.

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) apert in strijd is met de objectieve camerabeelden en de getuigenverklaringen. Derhalve kan die verklaring niet voor het bewijs worden gebruikt.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De bewijsmiddelen zijn als bijlage 1 aan het vonnis gehecht.
De rechtbank overweegt dat het gedeelte van de verklaring van [persoon 2] dat zij voor het bewijs heeft gebruikt, overeenkomt met zowel de camerabeelden als de verklaring van verdachte zelf. Derhalve kan dat gedeelte van de verklaring van [persoon 2] voor het bewijs worden gebruikt.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen en van wat onder punt 5.3. is overwogen, bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 17 maart 2013 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft gestompt, waardoor voornoemde [persoon 2] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de situatie waarin verdachte zich bevond een ernstige wederrechtelijke en ogenblikkelijke aanranding van zijn lijf vormde. De toenadering van [persoon 2] naar verdachte betrof wederom een ogenblikkelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat geen sprake was van een noodweersituatie en dat verdachte op verschillende momenten zich aan het geheel had kunnen onttrekken. Derhalve komt verdachte geen beroep op noodweer toe.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de camerabeelden en de verklaringen van onafhankelijke getuigen blijkt dat verdachte uit het niets door [persoon 1] en [persoon 2] is aangevallen. Het eerste moment dat daarvoor is aan te wijzen, is het moment dat [persoon 2] ineens met gestrekte arm op verdachte afrent. Omdat [persoon 2] zelf ten val komt, wordt verdachte daardoor toevalligerwijs niet geraakt. Kort daarop komt [persoon 2] vlak voor verdachte staan, waarna [persoon 1] vanachter [persoon 2] vandaan een slaande beweging maakt richting verdachte. Uit de verklaring van [persoon 3] blijkt dat verdachte hierdoor in zijn gezicht wordt geraakt. Vervolgens ontstaat er tussen verdachte en [persoon 1] een kort durende vechtpartij waarbij over en weer wordt geslagen. Op een gegeven moment wil verdachte weglopen en ziet [persoon 2] op zich af komen lopen. Hierop geeft verdachte een stomp in het gezicht van [persoon 2].
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat [persoon 2] en [persoon 1] de agressors van de vechtpartij waren. [persoon 1] heeft door verdachte in het gezicht te slaan de eerste geweldshandeling verricht. Op dat moment was dan ook sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Tussen dit moment en het moment dat verdachte [persoon 2] in het gezicht stompt, zitten in totaal ongeveer negentien seconden. Gelet op dit zeer korte tijdsbestek is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat verdachte wilde weglopen en [persoon 2] op zich af zag komen lopen, nog steeds sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en dus van een noodweersituatie. Daarbij weegt nog mee dat [persoon 2] in een eerder stadium al met gestrekte arm op verdachte was afgerend. Het zeer korte tijdsbestek brengt eveneens met zich dat van verdachte niet kan worden verlangd dat hij zich op dat moment aan de situatie zou onttrekken. Voorts heeft hij, door slechts één stomp uit te delen, niet buitenproportioneel gehandeld. De verdediging van verdachte was geboden en noodzakelijk en aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. De verdachte heeft gehandeld uit noodweer, waardoor het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar is. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [persoon 1] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden materiële schade voor een bedrag van € 378,- en van de geleden immateriële schade voor een bedrag van € 3.500,-. De benadeelde partij [persoon 2] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden immateriële schade ingediend voor een bedrag van € 500,-.
Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel wordt opgelegd, worden de benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, primair en subsidiair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5.3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. J.L. Hillenius en O.P.G. Vos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.D. Coumou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2014.
Bijlage 1 bij het vonnis van [verdachte]
Bewijsmiddelen
1.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [persoon 2] in een vechthouding op me af kwam. Ik was geschrokken en daarom heb ik hem eerder een klap verkocht. Dat was op zijn gezicht.
2.
Een proces-verbaal met nummer 2013064803 van 18 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 4], doorgenummerde pagina’s 55-66
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op maandag 18 maart 2013 bekeek ik de gevorderde camerabeelden van café [A], gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam.
Ik zag dat in beeld een datum en tijdstip waren opgenomen. Ik zag dat de datum op 17/03/2013 stond.
03.25.40:Ik zag dat [verdachte] vervolgens wegliep en dat hij en [persoon 2] op elkaar afliepen.
03.25.41:Ik zag dat [persoon 2] een vuistslag van [verdachte] kreeg en op de grond viel.
3.
Een proces-verbaal met nummer 2013 van 2013064803-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 5], doorgenummerde pagina’s 6-7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2], zakelijk weergegeven:
Op 17 maart 2013 was ik met twee vrienden genaamd [persoon 1] en [persoon 6] in de Leidsekruisstraat te Amsterdam.
De mannen die mij mishandeld hebben, hebben mij opzettelijk geslagen en mishandeld om mijn pijn toe te brengen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.