In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor de mishandeling van twee personen op 17 maart 2013 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 8 april 2014 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 25 maart 2014. De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.B. Schmidt, een beroep deed op noodweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [persoon 1] en mishandeling van [persoon 2].
De rechtbank oordeelde dat uit camerabeelden bleek dat de verdachte [persoon 1] meermalen had geslagen, maar dat niet kon worden vastgesteld dat dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit met betrekking tot [persoon 1].
Ten aanzien van de mishandeling van [persoon 2] oordeelde de rechtbank dat de verklaring van [persoon 2] in overeenstemming was met de camerabeelden en de verklaring van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien hij werd aangevallen door [persoon 1] en [persoon 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet buitenproportioneel had gehandeld door slechts één stomp uit te delen.
Daarom werd het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar geacht en werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. F.M. Wieland als voorzitter.