ECLI:NL:RBAMS:2014:1966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
CV 13-5846
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over loonbetaling en arbeidsongeschiktheid van werknemer na ziekmelding

In deze zaak vorderde de eiseres, MAS Dienstverleners BV, doorbetaling van loon vanaf de datum van loonstop tot het einde van het dienstverband. De werknemer had zich na 12 dagen ziek gemeld en had parttime dienstverbanden bij drie werkgevers. De bedrijfsarts oordeelde dat de werknemer in staat was tot gedeeltelijke en later volledige werkhervatting. Echter, de loonbetaling werd stopgezet toen de werknemer, ondanks herhaalde oproepen, niet terugkeerde naar het werk. De werknemer had een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd, maar dit werd pas een jaar later ontvangen, waarin het UWV het oordeel van de bedrijfsarts als onjuist bestempelde. De werknemer ontving uiteindelijk een loongerelateerde WGA-uitkering, maar vorderde alsnog loonbetaling voor de periode van de loonstop. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet binnen een redelijke termijn een deskundigenoordeel had aangevraagd en dat de loonstop gerechtvaardigd was. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 13-5846
Vonnis van: 11 maart 2014
F.no.: 497

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[Eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [Eiseres]
gemachtigde: mr. J.S. Vlieger
t e g e n

de besloten vennootschap MAS Dienstverleners BV

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: MAS
gemachtigde: mr. E.A.M. Heidstra

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op de dagvaarding van 20 februari 2013 met producties, inhoudende de vordering van [Eiseres], heeft MAS bij conclusie van antwoord met producties gereageerd. Bij instructievonnis van 28 mei 2013 is besloten tot een comparitie na antwoord, welke is gehouden op 8 juli 2013. Voorafgaande aan de comparitie na antwoord heeft de gemachtigde van [Eiseres] bij brief van 30 juni 2013 aanvullende stukken toegezonden. Op de mondelinge behandeling is [Eiseres] verschenen, vergezeld van haar gemachtigde. MAS is verschenen bij [naam 1]en[naam 2], vergezeld van haar gemachtigde. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht – de gemachtigde van [Eiseres] mede aan de hand van pleitaantekeningen – en vragen van de kantonrechter beantwoord.
De zaak staat voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
De thans [leeftijd] (geboren op [datum]) [Eiseres] is sedert 1 september 2011 als schoonmaakster in dienst van MAS op basis van een arbeidsovereenkomst voor 15 uur per week tegen een brutoloon van laatstelijk € 635,40 per vier weken, exclusief vakantietoeslag.
Naast een dienstverband met MAS is [Eiseres] in ieder geval in 2011 als schoonmaakster werkzaam bij twee andere werkgevers, te weten [naam 6] voor 15 uur per week en bij CSU voor 10 uur per week. [Eiseres] heeft zich op 20 juli 2011 bij [naam 6] en op 7 september 2011 bij CSU ziek gemeld.
Kort na de aanvang van de indiensttreding bij MAS meldt [Eiseres] zich op 12 september 2011 ziek. De bedrijfsarts verklaart op 19 september 2011 dat [Eiseres] zowel fysieke als mentale beperkingen heeft met betrekking tot zwaar tillen, duwen, trekken, traplopen en boven schouderhoogte werken. De bedrijfsarts adviseert [Eiseres] vanaf 3 oktober 2011 t/m 17 oktober 2011 haar werkzaamheden voor 50% te laten hervatten en haar daarna weer volledig in te zetten. Voorts geeft de bedrijfsarts aan [Eiseres] het advies te bewegen en te sporten.
Op 3 oktober 2011 verschijnt [Eiseres] niet op het werk, waarna MAS de loonbetaling stopt. Hiervan wordt bij brief van 3 oktober 2011 mededeling gedaan. Voorts wordt [Eiseres] uitgenodigd om op donderdag 6 oktober 2011 op het kantoor van MAS te verschijnen. [Eiseres] verschijnt niet. Het bureau Spoedhulpverlening maakt namens [Eiseres] bij brief van 7 oktober 2011 bezwaar tegen de loonstop. Bij brief van 10 oktober 2011 geeft MAS aan [Eiseres] voor het niet verschijnen op 6 oktober 2011 een eerste officiële waarschuwing. De loonstop wordt gehandhaafd. Voorts wordt [Eiseres] uitgenodigd voor een gesprek op 13 oktober 2011. [Eiseres] verschijnt die dag en laat weten niet in staat te zijn te werken en een deskundigenoordeel over het advies van de bedrijfsarts te hebben aangevraagd. MAS bericht [Eiseres] bij brief van 13 oktober 2011 dat MAS vasthoudt aan het advies van de bedrijfsarts en de bevindingen van het UWV afwacht.
Nadat berichten van het UWV uitblijven, wordt [Eiseres] uitgenodigd voor een gesprek op 11 november 2011. [Eiseres] verschijnt niet, zodat MAS bij brief van 18 november 2011 aan [Eiseres] een tweede officiële waarschuwing geeft. [Eiseres] wordt voorts uitgenodigd zich uiterlijk op woensdag 23 november 2011 telefonisch bij MAS te melden. De gemachtigde van [Eiseres] reageert op de brief van MAS van 18 november 2011, waarna een afspraak wordt gemaakt. Op het gesprek van 5 december 2011 blijkt dat [Eiseres] ondanks haar aankondiging nog geen deskundigenoordeel bij het UWV heeft aangevraagd. [Eiseres] geeft te kennen dat alsnog te zullen doen. MAS bevestigt het op 5 december 2011 besprokene bij brief van 24 januari 2012 en kondigt aan dat mocht [Eiseres] wederom geen deskundigenoordeel aanvragen MAS daaraan consequenties zal verbinden.
Bij brief van 24 januari 2012 roept MAS [Eiseres] op voor een gesprek met de bedrijfsarts op 1 februari 2012. De gemachtigde van [Eiseres] laat bij brief van 8 februari 2012 weten, dat Aflilal de oproep voor de bedrijfsarts te laat heeft ontvangen. Voorts deelt de gemachtigde van [Eiseres] mede dat de aanvraag voor het deskundigenoordeel is ingevuld en deze alleen nog door [Eiseres] verzonden moet worden. MAS geeft bij brief van 10 februari 2012 aan [Eiseres] een officiële waarschuwing voor het niet verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts.
MAS verzoekt op 10 februari 2012 aan het UWV om een deskundigenoordeel over de re-integratie inspanningen van [Eiseres]. Het UWV bericht op 24 februari 2012 dat zij daarover geen oordeel kan geven. Het UWV adviseert MAS de belastbaarheid van [Eiseres] nogmaals door de bedrijfsarts te laten beoordelen. Voorts wordt de suggestie van mediation gedaan.
De arbeidsdeskundige [naam 3] van het UWV merkt onder meer op:
Of de inspanningen van de werknemer voldoende zijn geweest is door mij aan de hand van de verklaringen, informatie et cetera, van de werkgever en de werknemer niet te beoordelen. Beiden spreken elkaar op allerlei punten tegen. Derhalve kan ik niet aannemelijk maken dat de werknemer (on)voldoende re-integratie-inspanningen heeft geleverd.
De bedrijfsarts acht op 5 april 2012 [Eiseres] in staat haar werkzaamheden te verrichten. Na medische informatie te hebben opgevraagd en verkregen zijn er volgens de bedrijfsarts geen medische redenen waarom [Eiseres] niet zou kunnen werken.
MAS nodigt [Eiseres] bij brief van 12 april 2012 uit op 16 april 2012 om 11.00 uur op het kantoor te verschijnen voor een werkhervattingsgesprek. [Eiseres] verschijnt niet. Bij brief van 25 juni 2012 nodigt MAS [Eiseres] uit voor een werkhervattingsgesprek op maandag 2 juli 2012 om 12.00 uur. Bij e-mail van 13 juli 2012 bevestigt [naam 4] van Spoedhulpverlening de gemachtigde van [Eiseres] dat [Eiseres] op 2 juli 2012 om 12.00 uur bij MAS is geweest.
Op 7 augustus 2012 vraagt [Eiseres] aan het UWV een deskundigenoordeel. Het UWV oordeelt bij brief van 3 september 2012 dat [Eiseres] op 3 oktober 2011 niet in staat was haar werkzaamheden voor 50% te verrichten. Ook acht de deskundige van het UWV [Eiseres] niet in staat haar werkzaamheden op 17 oktober 2011 volledig te verrichten. De verzekeringsarts [naam 5] van het UWV merkt in het kader van het deskundigenoordeel onder meer het navolgende op:
Op 2 augustus 2011, op 6 oktober 2011 en op 23 december 2011 door de bedrijfsartsen [naam 6], die haar telkens arbeidsongeschikt achtte voor haar eigen functie, maar haar wel voorzichtig in staat achten om passend werk te doen, cf een FML van 23 december 2011.
Op 21 september 2011 en 14 oktober 2011 werd zij beoordeeld door de bedrijfsarts van CSU die haar ook arbeidsongeschikt achtte voor haar eigen functie, maar ook van mening was dat zij voorzichtig passend werk kon doen. Dit werd bevestigd in een deskundigen oordeel op 26 oktober 2011 bij het UWV. Op 3 februari 2012 werd cliënt opnieuw beoordeeld door de bedrijfsarts van CSU en toen werd cliënt in staat geacht om per 6 februari 2012 volledig eigen werk te kunnen doen. Dit werd in een tweede deskundigen oordeel op 10 mei 2012 bij het UWV ontkracht. Mede ook op basis van specialistische informatie van reumatoloog en Allekleur, waar cliënt psychologische hulp krijgt. Wel zou cliënt voorzichtig in staat zijn om aangepast werk te kunnen doen.
Tussendoor wordt cliënt dan op 19 september 2011 door de bedrijfsarts van MAS beoordeeld ……… Ook daar vraagt cliënt een deskundigen oordeel voor aan en die wordt dan door de arbeidsdeskundige in februari 2012 afgehandeld met de conclusie dat er geen goed oordeel kan worden afgegeven. Het advies wordt gegeven om cliënt nog een keer door de bedrijfsarts te laten beoordelen en eventueel een mediator te gaan inzetten. Aangezien er geen nieuwe medische stukken in het dossier aanwezig zijn mag ik aannemen dat cliënt niet opnieuw bij de bedrijfsarts is geweest.
De gemachtigde van [Eiseres] sommeert MAS bij brief van 10 december 2012 het loon met terugwerkende kracht vanaf 3 oktober 2011 te voldoen. MAS antwoordt bij brief van 8 januari 2013 dat zij zich niet gehouden acht het loon vanaf 11 oktober 2011 uit te betalen.
Bij besluit van 3 juni 2013 kent het UWV aan [Eiseres] vanaf 17 juli 2013 tot 17 oktober 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toe. In het rapport van het arbeidsdeskundig onderzoek is onder meer volgende opgemerkt:
[Eiseres] is niet geschikt voor de maatgevende arbeid. Haar belastbaarheid ten opzichte van de belasting in de functie wordt overschreden. Klant was werkzaam als schoonmaakster in scholen. Dit is fysiek vrij zwaar werk waarbij je veelvuldig moet reiken en buigen en langdurig op je benen moet staan. Zij kan echter niet meer dan 1 uur staan en niet meer dan 50x per uur buigen. Zij werkte gemiddeld 32 uur per week terwijl thans 20 uur per week maximaal wordt geacht. ...... Klant is gelet op opleidingsniveau aangewezen op werk waarbij je een goed fysiek gestel moet hebben, dit is echter niet aanwezig. Er is daarom geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig....... Het arbeidsongeschiktheidspercentage in het kader van de WIA per 17 juli 2013 is 100,00%

vordering

2.
[Eiseres] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis MAS wordt veroordeeld tot betaling van:
€ 12.352,18 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente per respectievelijke vervaldatum;
€ 686,23 bruto per maand vanaf 25 februari 2013 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.
Ter onderbouwing van deze vordering voert [Eiseres] samengevat het navolgende aan.
3.
[Eiseres] is vanaf 3 oktober 2011 volledig arbeidsongeschikt geweest en niet in staat re-integratie en/of haar gewone werkzaamheden te verrichten. Ter ondersteuning legt [Eiseres] onder meer over:
  • de rapportage van de arbeidsdeskundige van het UWV in verband met haar dienstverband bij [naam 6] d.d. 9 november 2011. Conclusie: aangeboden werk is niet passend;
  • de rapportage van de verzekeringsgeneeskundige van het UWV in verband met haar dienstverband bij CSU d.d. 10 mei 2012. Conclusie: per geschildatum 6 februari 2012 is [Eiseres] niet geschikt te achten voor het eigen werk;
  • het behandelplan van Allekleur d.d. 21 juni 2012;
  • de bijstelling probleemanalyse WIA d.d. 21 november 2012;
  • de rapportage van de arbeidsdeskundige van het UWV in verband met haar dienstverband bij [naam 6] d.d. 14 december 2012. Conclusie: de door de werkgever uitgevoerde re-integratie inspanningen zijn op dit moment nog niet voldoende;
  • het arbeidsdeskundige onderzoek d.d. 7 januari 2013 op aanvraag [naam 6]. Conclusies: op basis van de FML kan werknemer haar eigen werk als schoonmaakmedewerker niet uitoefenen; het eigen werk als schoonmaakmedewerker kan niet middels aanpassingen alsnog passend worden gemaakt; binnen de organisatie van werkgever zijn geen passende werkzaamheden met een structureel karakter beschikbaar; werknemer is aldus aangewezen op externe re-integratie.
4.
[Eiseres] stelt dat MAS vanaf 3 oktober 2011 ten onrechte de loonbetaling heeft stopgezet. Vanaf 3 oktober 2011 tot 25 februari 2013 is dat 18 perioden van 4 weken geweest. Hierdoor heeft [Eiseres] tot 25 februari 2013 nog recht op € 12.352,18 (18 x € 635,40 x 1,08) wegens achterstallig salaris met vakantietoeslag en vanaf 25 februari 2013 op haar overeengekomen loon per periode.

verweer

5.
MAS verweert zich tegen de vordering en voert samengevat het navolgende aan.
6.
Na de ziekmelding op 12 september 2011 heeft [Eiseres] geen werkzaamheden meer voor MAS verricht. Ook niet bij wijze van re-integratie. Uit bijvoorbeeld het oordeel van het UWV van 3 september 2012 blijkt dat re-integratie wel mogelijk was en is. Desondanks heeft [Eiseres] zich niet voor re-integratie werkzaamheden beschikbaar gehouden. MAS onderscheidt twee perioden, te weten de periode vanaf 3 oktober 2011 tot en met 4 april 2012 en de periode vanaf 5 april 2012.
7.
[Eiseres] heeft in de periode vanaf 3 oktober 2011 tot en met 4 april 2012 geen recht op loon omdat zij niet aan haar re-integratie heeft meegewerkt. Uit de adviezen van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV blijkt dat zij daartoe wel in staat was. Voorts heeft de bedrijfsarts [Eiseres] in staat geacht haar werkzaamheden te hervatten. Voorzover het UWV tot een andersluidend oordeel komt, heeft het advies van de bedrijfsarts te prevaleren. Het oordeel van het UWV is niet onpartijdig en dat oordeel is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor en op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Zo blijkt uit het oordeel van het UWV niet dat [Eiseres] door de verzekeringsarts is gezien, is het oordeel gebaseerd op een dossierstudie, heeft de verzekeringsarts geen overleg met bedrijfsarts gehad, is onduidelijk in hoeverre het UWV informatie bij de curatieve sector heeft opgevraagd, is er geen contact met MAS geweest en wordt ten onrechte opgemerkt dat in februari 2012 door [Eiseres] in plaats van MAS een deskundigenoordeel was gevraagd.
De bedrijfsarts heeft na de datum waarover het UWV heeft geoordeeld (3 en 17 oktober 2011) [Eiseres] nog gezien (5 april 2012) en een advies gegeven. Het oordeel van het UWV heeft geen betekenis voor het al dan niet kunnen uitvoeren van re-integratie werkzaamheden of reguliere werkzaamheden vanaf 17 oktober 2011.
Volgens MAS komt in de periode vanaf 3 oktober 2011 tot en met 4 april 2012 aan [Eiseres] geen loon toe omdat:
  • [Eiseres] vanaf 3 oktober 2011 niet meer heeft gewerkt;
  • [Eiseres] aan haar re-integratie geen medewerking heeft gegeven, zodat MAS als sanctie haar loon mocht stopzetten totdat zij weer haar medewerking zou verlenen, hetgeen niet meer is gebeurd;
  • het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is MAS aan [Eiseres] vanaf 3 oktober 2011 loon heeft te betalen, omdat [Eiseres] al voor haar indiensttreding bij MAS zich bij haar twee andere werkgevers ziek heeft gemeld en zij dit bij haar indiensttreding van MAS heeft verzwegen, [Eiseres] kort na haar indiensttreding bij MAS - circa 12 dagen – zich heeft ziek gemeld en [Eiseres] bijna een jaar heeft gewacht met het aanvragen van een deskundigenoordeel van het UWV;
  • [Eiseres] in strijd met artikel 7:611 BW heeft verzwegen bij haar indiensttreding dat zij zich bij haar twee andere werkgevers voor schoonmaakwerkzaamheden arbeidsongeschikt had gemeld en daardoor niet geschikt was haar werkzaamheden bij MAS uit te voeren, zodat [Eiseres] geen aanspraak kan maken op doorbetaling van loon.
8.
Voor de periode vanaf 5 april 2012 heeft te gelden dat de bedrijfsarts [Eiseres] in staat achtte haar werkzaamheden weer uit te voeren. Tegen dit advies van de bedrijfsarts is [Eiseres] niet bij het UWV opgekomen door een deskundigenoordeel te vragen. Nu [Eiseres] ook vanaf 5 april 2012 niet heeft gewerkt, heeft zij geen recht op loon, althans mocht MAS de loonbetaling stopzetten omdat [Eiseres] weigerde mee te werken aan haar re-integratie.
9.
MAS betwist de verschuldigdheid van de wettelijke rente, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten.

beoordeling

10.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [Eiseres] vanaf 3 oktober 2011 in staat was (re-integratie) werkzaamheden te verrichten. MAS stelt zulks, hetgeen door [Eiseres] wordt betwist.
11.
Voor het beantwoorden van deze vraag stelt de kantonrechter voorop dat ingevolge artikel 7:629 lid 1 BW een werknemer in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte gedurende 104 weken recht houdt op doorbetaling van loon. Op deze hoofdregel geeft artikel 7:629 lid 3 BW een aantal uitzonderingen, waaronder:
  • de tijd gedurende welke door toedoen van de werknemer zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd (sub b);
  • de werknemer zonder deugdelijke grond weigert passende arbeid te verrichten (sub c).
Deze twee uitzonderingen, waarvoor de sanctie van een loonstop wordt toegestaan, strekken ertoe te bevorderen dat de werknemer al het mogelijke doet om zo snel mogelijk van zijn ziekte te herstellen en mede met het oog daarop zich onder meer beschikbaar houdt voor onderzoek door de bedrijfsarts en de passende arbeid aanvaardt die de werkgever op basis van de bevindingen van de bedrijfsarts hem aanbiedt.
Gelet op deze wettelijke regeling in het licht van hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd, komt de kantonrechter tot de volgende bevindingen.
12.
De bedrijfsarts heeft op 19 september 2011 [Eiseres] arbeidsongeschikt geacht, maar achtte gelet op haar beperkingen een rust van twee weken toereikend om daarna haar werkzaamheden voor 50% te hervatten, waarna [Eiseres] na weer twee weken door de bedrijfsarts in staat werd geacht haar werkzaamheden volledig uit te voeren.
In het kader van de wettelijke wederzijdse re-integratieverplichtingen is uitgangspunt dat partijen zich naar het advies van de bedrijfsarts richten en als één van hen zich met dat advies niet kan verenigen binnen redelijke termijn een deskundigenoordeel van het UWV wordt ingewonnen.
13.
Als een werknemer zich met een advies van de bedrijfsarts niet kan verenigen, de op basis van dat advies door de werkgever opgedragen werkzaamheden niet uitvoert, maar de werknemer binnen een redelijke termijn een deskundigenoordeel van het UWV inroept en het UWV de werknemer vervolgens in het gelijk stelt, is er in beginsel aan de zijde van de werknemer een deugdelijke grond geweest de door de bedrijfsarts geachte passende arbeid niet uit te voeren, zodat de uitzondering van artikel 7:629 lid 3 sub c BW niet van toepassing is en de werkgever het loon heeft door te betalen.
Als de werknemer evenwel niet binnen een redelijke termijn, maar eerst na enige tijd een deskundigenoordeel van het UWV inroept en vervolgens door het UWV in het gelijk wordt gesteld, dient de periode vanaf de weigering op basis van het advies van de bedrijfsarts re-integratiewerkzaamheden uit te voeren tot aan de indiening van de aanvraag voor een deskundigenoordeel als het zonder deugdelijk grond weigeren van passende arbeid te worden aangemerkt, zodat een werknemer in zo’n geval in beginsel eerst vanaf de datum van indiening van het verzoek aan het UWV om een deskundigenoordeel op doorbetaling van loon aanspraak maken.
Hoewel [Eiseres] op 13 oktober 2011 aan MAS heeft gemeld dat zij een deskundigenoordeel over het advies van de bedrijfsarts van 19 september 2011 had gevraagd, haar gemachtigde bij brief van 8 februari 2012 MAS laat weten dat het aanvraagformulier is ingevuld en alleen nog door [Eiseres] verzonden hoeft te worden, heeft zij dat uiteindelijk pas bijna een jaar na het advies van de bedrijfsarts van 19 september 2011 op 7 augustus 2012 gedaan. Er zijn door [Eiseres] geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat aan [Eiseres] voor deze zeer late indiening geen verwijt kan worden gemaakt.
Dit betekent dat naar het oordeel van de kantonrechter [Eiseres] niet binnen een redelijke termijn na het advies van de bedrijfsarts op 19 september 2011 een aanvraag voor een deskundigenoordeel van het UWV heeft ingediend, zodat [Eiseres] in ieder geval geen aanspraak kan maken op doorbetaling van loon vanaf 3 oktober 2011 tot 7 augustus 2012.
14.
Het UWV oordeelt op 3 september 2012 dat de bedrijfsarts ten onrechte [Eiseres] op 3 oktober 2011 in staat achtte haar werkzaamheden voor 50% te hervatten en op 17 oktober 2011 in staat achtte haar werkzaamheden volledig te hervatten. Daarmee heeft het UWV [Eiseres] in het gelijk gesteld.
Op zichzelf heeft MAS terecht aangevoerd dat dit oordeel eerst en vooral betrekking heeft op de arbeids(on)geschiktheid van [Eiseres] voor haar werkzaamheden bij MAS op de data 3 en 17 oktober 2011. Uit het bij het UWV gevoegde advies van de verzekeringsarts [naam 5] blijkt evenwel dat het UWV bij haar onderzoek tevens acht heeft geslagen op in ieder geval de bij haar bekende adviezen van de bedrijfsarts van de werkgever [naam 6] in de periode vanaf augustus 2011 t/m december 2011, de adviezen van de bedrijfsarts van de werkgever CSU in de maanden september 2011, oktober 2011 en februari 2012 en de deskundigenoordelen van het UWV met betrekking tot de arbeidsgeschiktheid van [Eiseres] bij CSU/[naam 6] die op 26 oktober 2011 en 10 mei 2012 zijn gegeven. Daarmee heeft het oordeel van het UWV op een ruimere periode betrekking dan MAS veronderstelt.
Alsdan rijst de vraag of op basis van dit op 3 september 2012 gegeven oordeel van het UWV, in het bijzonder de daaraan ten grondslag liggende bevindingen van de verzekeringsarts [naam 5], geconcludeerd kan worden dat [Eiseres] vanaf 5 april 2012 niet voor 50% of volledig haar werkzaamheden bij MAS kon hervatten.
15.
De bedrijfsarts heeft [Eiseres] op 5 april 2012 in staat geacht haar werkzaamheden bij MAS te hervatten. Dit advies van de bedrijfsarts is onder andere gebaseerd op de medische informatie die hij van de behandelaars van [Eiseres] kort daarvoor had ingewonnen en op de bij de bedrijfsarts bekende voor schoonmakers geldende werkwijze en werkmethode bij MAS.
Uit de rapportage van de verzekeringsarts [naam 5], waaronder de zinsnede dat [Eiseres] niet opnieuw bij de bedrijfsarts is geweest, blijkt dat de verzekeringsarts van het advies van de bedrijfsarts van 5 april 2012 geen kennis heeft genomen. Verder blijkt niet dat hij met de bedrijfsarts contact heeft gehad. Evenmin blijkt dat de verzekeringsarts of een arbeidsdeskundige van het UWV met MAS contact heeft gehad over welke feitelijke werkzaamheden [Eiseres] moest uitvoeren, gedurende welke dagen per week en voor hoeveel uren per dag. Uit het nadien opgemaakte rapport van het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV in verband met de loongerelateerde WGA-uitkering blijkt dat de totale werktijd per week en het aantal uren per dag in het kader van de arbeidsongeschiktheid van [Eiseres] een relevant te onderzoeken aspect is, omdat [Eiseres] in ieder geval in mei/juni 2013 in staat wordt geacht maximaal 20 uur per week als schoonmaakster werkzaamheden te verrichten.
Daardoor moge het zo zijn dat het UWV [Eiseres] in het algemeen niet in staat achtte dagelijks gedurende een substantieel aantal uren schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren, maar daarmee is niet gezegd dat [Eiseres] bij MAS niet voor het contractueel aantal uren van 15 uur per week geheel of gedeeltelijk haar werkzaamheden kon uitvoeren.
Bij het oordeel van het UWV van 3 september 2012, dat is gegeven na de aanvraag van [Eiseres] dat eerst en vooral betrekking had op het advies van de bedrijfsarts van 19 september 2011, is derhalve niet betrokken en daarmee is ook niet getoetst het advies van de bedrijfsarts van 5 april 2012. Voorts heeft het UWV in dat oordeel niet de arbeids(on)geschiktheid van [Eiseres] beoordeeld in het licht van haar feitelijke werksituatie bij MAS.
Daarnaast blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts [naam 5] dat hij [Eiseres] wel in staat achtte re-integratiewerkzaamheden te verrichten en [Eiseres] heeft daaraan nagenoeg geen enkele medewerking verleend.
16.
Het voorgaande leidt ertoe dat [Eiseres] na 5 april 2012 op ondeugdelijke gronden geen (re-integratie) werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat ook vanaf 7 augustus 2012 aan haar geen loon toekomt.
17.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat bij beschikking van 18 juli 2013 de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen MAS en [Eiseres] is ontbonden per 1 augustus 2013 zonder toekenning van enige vergoeding.
18.
Dit alles betekent dat de vordering van [Eiseres] wordt afgewezen met veroordeling van [Eiseres] in de proceskosten aan de zijde van MAS gevallen. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [Eiseres] in de proceskosten aan de zijde van MAS gevallen, welke wordt begroot op € 800,00 wegens salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van algehele voldoening.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.