In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Europcar Autoverhuur B.V. en een gedaagde huurder. De gedaagde had een auto gehuurd voor een week, maar heeft deze in strijd met de huurovereenkomst aan een derde in gebruik gegeven. Deze derde, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft een verkeersongeval veroorzaakt waardoor de auto total loss raakte. Europcar vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die de aansprakelijkheid betwistte.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de auto aan een niet in de overeenkomst genoemde persoon te geven. De rechter stelde vast dat de schade aan de auto, begroot op € 8.755,37, voldoende was onderbouwd door Europcar. De gedaagde kon geen bewijs leveren dat de schade lager was of dat hij niet aansprakelijk was voor de schade.
De kantonrechter wees de vordering van Europcar toe, met inbegrip van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De totale schadevergoeding die de gedaagde aan Europcar moest betalen, werd vastgesteld op € 8.515,38, exclusief de kosten van de procedure. De rechter oordeelde dat de gedaagde geen beroep kon doen op overmacht, omdat de gedragingen van de derde aan hem konden worden toegerekend. De proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd, met uitzondering van de nakosten die werden afgewezen.