Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[verweerder],
1.De procedure
- het op 25 september 2013 binnengekomen verzoekschrift,
- de beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2013 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- de op 17 februari 2014 binnengekomen verweerschriften van respectievelijk [verweerder] (met bijlagen), TAF, Amarentio en Miglione,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 februari 2014, met de daarin genoemde stukken, waaronder het aanvullend verzoekschrift, tevens vermindering van verzoek van de zijde van [verzoeker] en
- het faxbericht van 4 maart 2014 van mr. Le Poole.
2.De feiten
The Grantor[[verzoeker]]
and the Beneficiary[de vader]
have reached agreement on the donation of the Shares’. De schenkingsovereenkomsten (onder 2.2) vormden de titel voor de levering op 5 maart 2010.
schenking’ vermeld.
3.Het geschil
- [verzoeker];
- [vader] (de vader), wonende te [land];
- [verweerder];
- [broer], wonende te [land] en
- [naam], wonende te [plaats].
4.De beoordeling
Rechtsmacht
NJ2008/80 (
Freeport/Arnoldsson). De rechtsgrondslagen moeten bij de beoordeling van artikel 6 lid 1 EEX-Vo echter wel in beschouwing worden genomen, alsook de andere noodzakelijke elementen van de zaak. Uitgaande van de stellingen van [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat de rol van TAF wezenlijk verschilt van die van [verweerder], Amarentio en Miglione. De rol van TAF beperkt zich immers tot het verlenen van medewerking aan de inschrijving van de aandelen op naam van [verzoeker] in haar aandeelhoudersregister, in tegenstelling tot de actieve rol die [verweerder], Amarentio en Miglione, nog altijd uitgaande van de stellingen van [verzoeker], op grond van de vordering zouden hebben. Bovendien is gesteld noch gebleken dat TAF enerzijds en [verweerder], Amarentio en/of Miglione anderzijds onderling dusdanig sterk verweven zijn, dat reeds uit hoofde daarvan een nauwe band aanwezig moet worden geacht. Materieel bezien zijn de (rechts)handelingen van TAF enerzijds en [verweerder], Amarentio en Miglione anderzijds duidelijk van elkaar te onderscheiden, aangezien de door TAF verrichte en door [verzoeker] thans beoogde handelingen van TAF betrekking hebben op de erkenning en de inschrijving van de aandelenoverdracht, maar niet zien op enige (door haar uit te voeren of reeds door haar uitgevoerde) leveringshandeling.
Jur.2005, p. I-3481;
NJ2006/636). In het arrest Van Uden-Deco-Line (HVJ EG EG 17 november 1998, nr. C-391/95,
Jur.1998, p. I-7091,
NJ1999/339) heeft het Hof van Justitie beslist dat de bevoegdheid van een rechter om een voorlopige of bewarende maatregel te treffen primair wordt bepaald door het nationale procesrecht met daarbij de voorwaarde dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevraagde maatregel en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid. Deze systematiek leent zich voor toepassing in de context van het voorlopig getuigenverhoor, voor zover dit – zoals het onderhavige verzoek – is gericht op het in een vroegtijdig stadium doen afleggen van getuigenverklaringen of het veiligstellen van bewijsmiddelen.
- aan de zijde van [verweerder] € 1.186,00 (vastrecht € 282,00 en 2 punten × tarief II ter hoogte van € 452,00);
- aan de zijde van TAF € 734,00 (vastrecht € 282,00 en 1 punt × tarief II ter hoogte van € 452,00));
- aan de zijde van Amarentio en Miglione samen € 734,00 (vastrecht € 282,00 en 1 punt × tarief II ter hoogte van € 452,00).