ECLI:NL:RBAMS:2014:1902

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
11 april 2014
Zaaknummer
C/13/542490 / HA ZA 13-582
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en schijnhandelingen in schenkingsovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2014 uitspraak gedaan in een incident betreffende de internationale bevoegdheid. De eiser, die in de hoofdzaak vorderingen heeft ingesteld tegen zijn broer en enkele rechtspersonen, betwist de geldigheid van notariële akten die betrekking hebben op de overdracht van aandelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de primaire vordering van de eiser niet kan worden beoordeeld onder de EEX-Vo, omdat deze niet is gegrond op een verbintenis uit overeenkomst of onrechtmatige daad. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat de gedaagden niet in Nederland woonachtig zijn en de vordering niet voldoet aan de vereisten van de EEX-Vo. De rechtbank heeft de eiser in de proceskosten veroordeeld, omdat hij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de hoofdzaak bij een onbevoegd gerecht aanhangig te maken. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste internationale bevoegdheid en de gevolgen van schijnhandelingen in het kader van schenkingsovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/542490 / HA ZA 13-582
Vonnis in incident van 9 april 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ([land]),
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats] ([land]),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.B. Gerretsen te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAF ASSET 11 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. K.J. Krzeminski te Rotterdam,
3. de rechtspersoon naar het recht van Cyprus
AMARENTIO HOLDINGS LIMITED,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.L.M. Mathijssen te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar het recht van Cyprus
MIGLIONE INVESTMENTS LIMITED,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.L.M. Mathijssen te Rotterdam.
Eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagden in de hoofdzaak zullen hierna afzonderlijk [gedaagde 1], TAF, Amarentio en Miglione worden genoemd.
Eisers in het incident tezamen ([gedaagde 1], Amarentio en Miglione) zullen worden aangeduid als [gedaagden gezamenlijk]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 april 2013, met producties,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende exceptie tot aanhouding wegens litispendentie dan wel connexiteit zijdens [gedaagde 1], met producties,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende exceptie tot aanhouding wegens connexiteit zijdens Amarentio en Miglione, met producties,
  • de rolbeslissing van 9 oktober 2013 houdende pleidooibepaling,
  • het proces-verbaal van de zitting van 25 februari 2014 met de daarin genoemde stukken en
  • het faxbericht van 4 maart 2014 van mr. Le Poole.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[eiser] en [gedaagde 1] zijn broers. Zij zijn beiden de zoon van [vader] (hierna: de vader). [eiser], [gedaagde 1] en hun broer [broer] hebben hun vermogen opgebouwd in de VP Groep, welke groep eigenaar is van supermarktketens en apotheken in Litouwen, Estland, Letland, Polen en Bulgarije. Aan het vermogen van de broers lag aanvankelijk het privévermogen van de vader ten grondslag.
2.2.
In februari en maart 2010 heeft [eiser] diverse vermogensbestanddelen aan zijn vader overgedragen. Zij zijn op 23 februari 2010 te Vilnius een ‘Share donation agreement’ en een ‘Donation agreement’ overeengekomen.
2.3.
[eiser] heeft bij notariële akte van 5 maart 2010, getiteld ‘DEED OF DONATION AND TRANSFER OF SHARES TAF ASSET 11 B.V.’ de aandelen die hij hield in TAF (hierna: de aandelen) geleverd aan zijn vader. In de notariële akte staat onder meer ‘
The Grantor[[eiser]]
and the Beneficiary[de vader]
have reached agreement on the donation of the Shares’. De schenkingsovereenkomsten (onder 2.2) vormden de titel voor de levering van de aandelen op 5 maart 2010.
2.4.
Bij notariële akte van 24 maart 2010, getiteld ‘DEED OF DONATION AND TRANSFER OF SHARES TAF ASSET 11 B.V.’ heeft de vader de op 5 maart 2010 aan hem geleverde TAF-aandelen overgedragen aan [gedaagde 1]. In de notariële akte staat als titel van de overdracht ‘
schenking’ vermeld.
2.5.
[gedaagde 1] heeft op 26 maart 2012 zijn aandelen in TAF overgedragen aan Amarentio, waarna op 14 juni 2012 Amarentio de aandelen heeft overgedragen aan Miglione.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, primair voor recht te verklaren dat de notariële akten van 5 maart 2010 en van 24 maart 2010 nietig zijn, omdat het naar Litouws recht schijnhandelingen zijn, die van rechtswege nietig zijn.
De subsidiaire vordering houdt in, kort weergegeven, dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan het verlijden van een notariële akte om de overdracht van de aandelen in TAF aan [eiser] te bewerkstelligen, met veroordeling van TAF tot inschrijving van [eiser] als houder van de aandelen in het aandeelhoudersregister.
Meer subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat de notariële akten van 5 maart en 24 maart 2010 nietig zijn op grond van bedrog dan wel vernietigbaar zijn op grond van dwaling en dat de aandelen niet rechtsgeldig door [gedaagde 1] dan wel de vader zijn verkregen, met veroordeling van TAF als hiervoor omschreven.
De (nog) meer subsidiaire vorderingen vinden hun grondslag in onrechtmatige daad en behelzen, kort gezegd, [gedaagde 1] te veroordelen tot medewerking aan de levering van de aandelen aan [eiser], [gedaagde 1] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding, alsook een verklaring voor recht dat Amarentio en Miglione niet de eigendom van de aandelen hebben verkregen en hen te veroordelen tot levering van de aandelen aan [eiser].
3.2.
Aan de primaire vordering legt [eiser] ten grondslag dat de schenkingsovereenkomsten tussen hem en zijn vader alsook tussen zijn vader en [gedaagde 1] schijnhandelingen naar Litouws recht zijn, welke handelingen naar Litouws recht nietig zijn. De notariële akten van 5 maart 2010 en van 24 maart 2010 geven niet de werkelijke bedoeling van [eiser], [gedaagde 1] en de vader weer. Zij hebben beoogd de aandelen van [eiser] in TAF tijdelijk over te dragen aan eerst de vader en vervolgens [gedaagde 1], waarna deze op verzoek van [eiser] aan hem zouden worden terug geleverd dan wel zouden worden terug geleverd op het moment dat hij zich permanent zou hebben gevestigd in de Verenigde Staten. Deze afspraak hebben zij gemaakt in het kader van de bescherming van de vermogensbestanddelen van [eiser], [gedaagde 1] en hun broer [broer] en het in het kader daarvan genomen besluit een deel van de activiteiten van de VP Groep te verplaatsen naar het buitenland. Zij hebben slechts beoogd dat de aandelen voor rekening en risico van [eiser] zouden worden gehouden door de vader of de broers van [eiser]. [gedaagde 1] heeft de aandelen te kwader trouw overgedragen aan Amarentio. Amarentio noch Miglione heeft te goeder trouw gehandeld bij de verwerving van de aandelen. Aldus [eiser].

4.Het geschil in het incident

4.1.
[gedaagden gezamenlijk] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.
[gedaagde 1] vordert subsidiair de zaak te verwijzen naar de bevoegde Litouwse rechter, althans de procedure aan te houden.
Amarentio en Miglione vorderen subsidiair de procedure aan te houden.
4.2.
[eiser] voert gemotiveerd verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Nu partijen woonachtig zijn dan wel zijn gevestigd in verschillende landen, draagt de zaak een internationaal karakter. De vraag naar de internationale bevoegdheid dient te worden beoordeeld aan de hand van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo).
De Nederlandse rechter kan ten aanzien van [gedaagden gezamenlijk] geen internationale bevoegdheid ontlenen aan artikel 2 EEX-Vo nu zij hun woonplaats niet hebben in Nederland. Beoordeeld dient te worden of de Nederlandse rechter bevoegdheid kan ontlenen aan één van de bijzondere bevoegdheidsregels van de EEX-Vo.
Artikel 5 lid 1 EEX-Vo (ten aanzien van [gedaagde 1])
5.2.
Jegens [gedaagde 1], aldus [eiser], ontleent de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid aan artikel 5 lid 1 EEX-Vo.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 5 lid 1 onder a EEX-Vo bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Bij de toepassing van artikel 5 lid 1 EEX-Vo dient eerst de verbintenis uit overeenkomst te worden geïdentificeerd die aan de eis ten grondslag ligt, waarna de plaats van uitvoering van de verbintenis dient te worden bepaald. Primair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat de notariële akten van 5 maart 2010 en 24 maart 2010 nietig zijn. De primaire vordering betreft niet een verbintenis uit overeenkomst die is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Evenmin strekt deze vordering tot de betwisting van een overeenkomst.
[eiser] heeft betoogd dat naar Litouws recht na een nietigverklaring, dan wel een verklaring voor recht dat de schenkingen zogeheten ‘simulated transactions’ zijn, ter uitvoering van de werkelijk door [eiser] en [gedaagde 1] beoogde – door [gedaagde 1] weersproken – transactie nog teruglevering van de aandelen dient plaats te vinden. De primaire vordering, op basis waarvan de rechtsmacht moet worden beoordeeld, strekt echter niet tot teruglevering van de aandelen (in Nederland). Aldus biedt artikel 5 lid 1 EEX-Vo geen basis voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Aldus biedt artikel 5 lid 1 EEX-VO geen basis om rechtsmacht te scheppen voor de Nederlandse rechter. Daaraan doet niet af dat [eiser] (meer) subsidiair heeft gevorderd de aandelen terug te leveren en dat hij stelt dat aan hetgeen subsidiair is gevorderd logischerwijs uitvoering moet worden gegeven bij toewijzing van de primaire vordering. [eiser] heeft echter primair een verklaring voor recht heeft gevorderd dat de notariële akten van 5 maart en 24 maart 2010 nietig zijn; aan beoordeling van de (meer) subsidiaire vordering komt de rechtbank pas toe indien zij de primaire vordering afwijst, maar door het ontbreken van rechtsmacht ten aanzien van de primaire vordering, komt de rechtbank aan die afwijzing niet toe.
5.4.
Het voorgaande brengt met zich dat de Nederlandse rechter ten aanzien van [gedaagde 1] geen rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 5 lid 1 EEX-Vo.
Artikel 5 lid 3 EEX-VO ([gedaagden gezamenlijk])
5.5.
[eiser] stelt voorts dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt inzake de vordering tegen [gedaagden gezamenlijk] op grond van artikel 5 lid 3 EEX-Vo, nu [eiser] een vordering tegen hen heeft op grond van onrechtmatige daad. In lijn met hetgeen de rechtbank onder 5.3 heeft overwogen met betrekking tot artikel 5 lid 1 EEX-Vo, kan zij haar rechtsmacht niet baseren op artikel 5 lid 3 EEX-Vo, nu de primaire vordering niet is gegrond op een verbintenis uit onrechtmatige daad. Dat betekent dat de Nederlandse rechter ten aanzien van [gedaagden gezamenlijk] geen rechtsmacht kan ontlenen aan artikel 5 lid 3 EEX-Vo.
Artikel 6 onder 1 EEX-Vo ([gedaagden gezamenlijk])
5.6.
[eiser] stelt dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter voorts kan worden gegrond op artikel 6 onder 1 EEX-Vo nu TAF is gevestigd in Nederland en tussen de ingestelde vorderingen tegen TAF en de overige gedaagden een nauwe band bestaat.
5.7.
Uit artikel 6 onder 1 EEX-Vo volgt dat bij pluraliteit van verweerders de eisende partij de vorderingen tegen alle verweerders (met woonplaats in een EEX-staat) kan aanbrengen voor het gerecht van de woonplaats van één van hen. Daarbij geldt als voorwaarde dat tussen de vorderingen die door dezelfde eiser tegen de verschillende verweerders worden ingesteld, een zo nauwe band bestaat op het tijdstip waarop zij worden ingesteld, dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te voorkomen dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat zij ingevolge artikel 2 EEX-Vo internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen TAF. In het midden latend of het (primair) gevorderde betrekking heeft op TAF, en aldus veronderstellende wijs er van uitgaande dat tegen TAF een in rechte afdwingbare vordering is ingesteld, overweegt de rechtbank als volgt.
5.9.
Het al dan niet bestaan van een nauwe band tussen de vorderingen vereist niet dat de vorderingen dezelfde rechtsgrondslag hebben (HVJ EG 11 oktober 2007,
NJ2008/80 (
Freeport/Arnoldsson). De rechtsgrondslagen moeten bij de beoordeling van artikel 6 lid 1 EEX-Vo echter wel in beschouwing worden genomen, alsook de andere noodzakelijke elementen van de zaak. Uitgaande van de stellingen van [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de rol van TAF wezenlijk verschilt van die van [gedaagden gezamenlijk] De rol van TAF beperkt zich immers tot het verlenen van medewerking aan de inschrijving van de aandelen op naam van [eiser] in haar aandeelhoudersregister, in tegenstelling tot de actieve rol die [gedaagden gezamenlijk], nog altijd uitgaande van de stellingen van [eiser], op grond van de vordering zouden hebben. Bovendien is gesteld noch gebleken dat TAF en [gedaagden gezamenlijk] onderling dusdanig sterk verweven zijn, dat reeds uit hoofde daarvan een nauwe band aanwezig moet worden geacht. Materieel bezien zijn de rechtshandelingen van TAF enerzijds en [gedaagden gezamenlijk] anderzijds duidelijk van elkaar te onderscheiden, aangezien de door TAF verrichte en door [eiser] thans beoogde handelingen van TAF betrekking hebben op de erkenning en de inschrijving van de aandelenoverdracht, maar niet zien op enige (door haar uit te voeren of reeds door haar uitgevoerde) leveringshandeling.
Evenmin acht de rechtbank gevaar voor onverenigbare beslissingen aanwezig, aangezien de beslissing jegens TAF noodzakelijkerwijs die tegen [gedaagde 1] zal volgen. Ondenkbaar is dat de beslissing tegen TAF zal worden gegeven vóórdat de daartoe bevoegde rechter heeft geoordeeld omtrent de nietigheid van de notariële akten van 5 maart en 24 maart 2010. Ook indien zou worden geoordeeld [eiser] geen belang heeft bij de tegen TAF ingestelde vordering, bestaat er geen gevaar voor tegenstrijdige beslissingen. Dat betekent dat tussen de vorderingen die door [eiser] tegen TAF enerzijds en tegen [gedaagden gezamenlijk] anderzijds zijn ingesteld, niet een zo nauwe band bestaat, dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te voorkomen dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.
5.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden gezamenlijk] in het incident worden veroordeeld, begroot op € 904,00 (2 punten × tarief II € 452,00) aan de zijde van [gedaagde 1] en op € 678,00 voor Amarentio en Miglione (1,5 punten × tarief II). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is als na te melden toewijsbaar.

6.In de hoofdzaak

6.1.
[eiser] zal voorts in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu hij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij een onbevoegde gerecht aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 274,00
De kosten aan de zijde van Amarentio en Miglione worden, voor elk afzonderlijk, begroot op:
- griffierecht € 589,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is als na te melden toewijsbaar.
6.2.
Door TAF is in de hoofzaak reeds geconcludeerd voor antwoord. [eiser] dient zich bij akte uit te laten omtrent het verloop van de verdere procedure tegen TAF.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak tegen [gedaagde 1], Amarentio en Miglione kennis te nemen;
7.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 904,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
7.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Amarentio en Miglione tot op heden begroot op € 678,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
7.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
7.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 274,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
7.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Amarentio tot op heden begroot op € 589,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
7.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Migilone tot op heden begroot op € 589,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
7.8.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
verwijst de zaak tegen TAF naar de rol van
23 april 2014voor uitlating bij akte door [eiser] omtrent het verdere verloop van de procedure tegen TAF en houdt iedere verdere beslissing in die zaak aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, mr. L. Biller en mr. E.M.L.J. Dosker en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: