ECLI:NL:RBAMS:2014:1817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
C/13/561163 / KG ZA 14-339 CB/SvE
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van beelden van geweldincident in documentaire

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een zaak tussen twee eisers en Hazazah Pictures B.V. De eisers, een Rotterdams stel, waren zonder hun toestemming betrokken bij een geweldincident dat op 10 maart 2013 plaatsvond en waarvan beelden zijn opgenomen in de documentaire 'Zombie: the Resurrection of [naam 3]'. De eisers vorderden dat Hazazah de beelden zou verwijderen en vernietigen, omdat zij niet geassocieerd wilden worden met het geweld en hun persoonlijke levenssfeer in het geding was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de eisers op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer en zelfbeschikkingsrecht zwaarder woog dan het recht van Hazazah op vrijheid van meningsuiting. De rechter stelde vast dat het blurren van de beelden niet voldoende was om de belangen van de eisers te beschermen. Hazazah werd veroordeeld om het ruwe beeldmateriaal aan de eisers te tonen en het gewraakte geluid- en beeldmateriaal uit de documentaire te verwijderen. Tevens werd Hazazah veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.500,- aan de eisers en de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het licht van de vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: C/13/561163 / KG ZA 14-339 CB/SvE
Vonnis in kort geding van 10 april 2014
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 26 maart 2014,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAZAZAH PICTURES B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [gedaagde 2],
gedaagden,
advocaten mr. C.T.W. Peijnenburg en mr. C. Wildeman te Amsterdam.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd en gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) worden aangeduid als [eiseres] Gedaagden zullen afzonderlijk Hazazah en [gedaagde 2] worden genoemd en gezamenlijk (in vrouwelijk enkelvoud) worden aangeduid als Hazazah c.s.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 3 april 2014 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij haar eis heeft vermeerderd overeenkomstig de aan dit vonnis gehechte akte vermeerdering eis. Hazazah c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en een pleitnota overgelegd. De voorzieningenrechter en de griffier hebben voorafgaand aan de terechtzitting van 3 april 2014 kennis genomen van de uitzending van Pauw en Witteman van 31 januari 2014 en het geblurde fragment van het incident op 10 maart 2013. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting is meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan in de vorm van een zogenaamd kopstaart vonnis, waarvan de uitwerking op een later tijdstip zou volgen. Nadien is echter gebleken dat het mogelijk is reeds nu een volledig vonnis uit te spreken.
Ter terechtzitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van [eiseres]: [eiseres] met mr. Van de Sande;
aan de zijde van Hazazah c.s.: [gedaagde 2], [naam 1] (producent), [naam 2] (producent) met mrs. Peijnenburg en Wildeman.

2.De feiten

2.1.
Op 10 maart 2013 omstreeks 15.30 uur heeft ter hoogte van het Bastion aan de Maasboulevard te Rotterdam een incident plaatsgevonden tussen [eiseres] en een drietal personen, te weten twee mensen die aan het skaten waren en een persoon die daarvan filmopnamen maakte. [eiseres] heeft op 4 april 2013 aangifte gedaan terzake openlijke geweldpleging bij de politie Rotterdam-Rijnmond. In de aangiften staat onder meer dat een van de drie daders een semiprofessionele camera bij zich had.
2.2.
Op 31 januari 2014 is in het programma Pauw en Witteman een gesprek uitgezonden met [naam 3] ([naam 3]) en [gedaagde 2]. [gedaagde 2] is de regisseur van de documentaire “Zombie: the Resurrection of [naam 3]” (de documentaire), een documentaire over het leven van [naam 3], een skateboarder uit Rotterdam-Zuid. Hazazah is de producent van de documentaire. Tevens zijn in de uitzending van Pauw en Witteman diverse fragmenten van de documentaire getoond. In een van de fragmenten was het incident van 10 maart 2013 te zien, waarbij [eiseres] herkenbaar in beeld was. De documentaire is door Hazazah aan Pauw en Witteman zonder restricties ter beschikking gesteld ten behoeve van het gesprek met [naam 3] en [gedaagde 2].
2.3.
[eiseres] heeft naar aanleiding van de uitzending van Pauw en Witteman, waarin zij [naam 3] herkende als een van de betrokkenen bij het incident van 10 maart 2013 en zij ook meende [gedaagde 2] te herkennen als een van de betrokkenen bij het incident, op 9 februari 2014 (vervolg)aangifte gedaan bij de politie Rotterdam-Rijnmond. [naam 3] is inmiddels als verdachte gehoord.
2.4.
[eiseres] heeft geen toestemming verleend tot gebruikmaking van de beelden van het incident door Hazazah. Bij brief van 3 maart 2014 heeft (de advocaat van) [eiseres] Hazazah c.s. onder meer verzocht het ruwe beeldmateriaal van het incident aan hem toe te zenden en (de kopieën van) het beeldmateriaal te vernietigen en te demonteren uit de documentaire.
Hazazah c.s. heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek.
2.5.
De documentaire is in januari 2014 driemaal vertoond op het filmfestival in Rotterdam en zal vanaf 15 mei 2014 in verschillende bioscopen in Nederland worden vertoond.
2.6.
Het gewraakte fragment is inmiddels uit de uitzending van Pauw en Witteman geknipt. Hazazah c.s. heeft [eiseres] in het fragment in de documentaire inmiddels geblurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis –:
1. Hazazah c.s. te veroordelen een kopie van het (ruwe dan wel bewerkte) beeldmateriaal dat is gemaakt op zondag 10 maart 2013 tussen 15.00 uur en 16.30 uur, onder meer bevattende de mishandeling van [eiseres], binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan haar af te staan;
2. Hazazah c.s. te gebieden het op 10 maart 2013 opgenomen geluid- en beeldmateriaal, voor zover bestaande uit de opgenomen mishandeling, en alle in omloop zijnde kopieën daarvan binnen twee dagen na betekening van het vonnis te vernietigen en/of te demonteren uit de documentaire en/of Hazazah c.s. te verbieden dit beeld- en geluidmateriaal op welke wijze dan ook te (doen) openbaren, kopiëren en te verveelvoudigen;
3. het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4. Hazazah c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres] ten titel van voorschot op de door haar geleden en te lijden schade te betalen een bedrag van € 8.500,-;
5. met hoofdelijke veroordeling van Hazazah c.s. in de (reëele) proceskosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Zij is tegen haar wil in maart 2013 plotsklaps betrokken geweest bij een gewelddadig incident, waarbij [eiser 2] is geslagen (met een skateboard) en gestompt en waarbij [eiser 1] ook vuistslagen in haar gezicht heeft gekregen. Dat incident was zeer schokkend. Vervolgens bleek tot haar ontzetting dat er opnamen van het incident voorkwamen in de documentaire, welke opnamen landelijk op t.v. zijn vertoond, terwijl de documentaire ook al op het filmfestival in Rotterdam was vertoond. De opnamen brachten [eiser 2] en [eiser 1] duidelijk herkenbaar in beeld.
Hazazah c.s. handelt onrechtmatig jegens [eiseres] door zonder haar toestemming opnamen van het incident van 10 maart 2013 te publiceren en te verspreiden. [eiseres] wenst op geen enkele manier geassocieerd te worden met gewelddadige scenes en wenst evenmin een slachtofferrol te vervullen of anderszins te figureren in een gewelddadige scene die publiekelijk wordt vertoond. [eiseres] heeft recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer. Op [eiseres] komt voorts een portretrecht toe op grond van artikel 21 van de Auteurswet (Aw). Het blurren van het betreffende fragment heft de onrechtmatigheid niet op. De beelden zijn inmiddels landelijk verspreid en bij een onbekend aantal personen is bekend wie de slachtoffers van het geweldincident zijn. Ondanks het blurren is het nog altijd duidelijk c.q. bekend bij vrienden, kennissen en relaties van [eiseres] dat het haar betreft. [eiseres] betwist voorts dat het fragment van groot belang is voor de zeggingskracht van de documentaire. Het gewelddadige karakter van [naam 3] kan immers ook op andere wijze gekenschetst worden. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het portretrecht van [eiseres] wegen dan ook zwaarder dan het belang van Hazazah c.s. om gebruik te maken van de (onrechtmatig) opgenomen beelden van het incident van 10 maart 2013, aldus [eiseres]
3.3.
Hazazah c.s. voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

Overeenstemming
Partijen hebben ter terechtzitting overeenstemming bereikt over een tweetal vorderingen, te weten de vordering Hazazah c.s. te veroordelen een kopie van het beeldmateriaal aan [eiseres] af te staan en de vordering tot immateriële schadevergoeding.
4.2.
Partijen zijn allereerst overeengekomen dat [eiseres] binnen twee weken na de datum van de zitting de ruwe opnamen van het gewraakte fragment op het kantoor van de raadslieden van Hazazah c.s. mag inzien, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- ineens. De vordering onder 1 zal dan ook in die zin worden toegewezen.
Partijen zijn voorts overeengekomen dat Hazazah c.s. een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding zal voldoen aan [eiseres], te storten door Hazazah c.s. op een door [eiseres] op te geven rekeningnummer van een fonds ter voorkoming van zinloos geweld. Ook dit zal in het dictum van dit vonnis worden opgenomen.
4.3.
Partijen hebben ter terechtzitting geen overeenstemming bereikt over de vordering onder 2 en de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de reële proceskosten.
Vernietigen/demonteren beeldmateriaal
4.4.
Bij de beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aan een ieder het recht op vrijheid van meningsuiting toekomt. Deze vrijheid mag slechts worden beperkt indien daarin is voorzien bij wet en deze beperking in een democratische samenleving noodzakelijk is en sprake is van een “pressing social need”.
4.5.
De Nederlandse wetgever heeft in artikel 7 van de Grondwet bepaald dat voor het openbaren van gedachten of gevoelens door – in dit geval – een documentaire, niemand voorafgaand verlof nodig heeft wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
4.6.
Tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting, staat in dit geval het recht van [eiseres] op bescherming van haar persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. Het antwoord op de vraag welk van deze, in beginsel gelijkwaardige, rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt moet worden gevonden met inachtneming van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Daarop zal hierna worden ingegaan.
4.7.
[eiseres] verzet zich bovendien op grond van artikel 21 Aw tegen de publicatie van een niet met haar toestemming vervaardigd portret. Voor de beoordeling van deze stelling is van belang dat het in deze procedure gaat om het fragment zoals dat thans in de documentaire is opgenomen en niet om het oorspronkelijke fragment. Hazazah c.s. heeft [eiseres] daarin (in vergaande mate) geblurd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [eiseres] hierdoor niet langer herkenbaar en is geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Aw. [eiseres] kan zich om die reden dan ook niet op haar portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.
4.8.
Voor wat betreft de afweging van belangen als bedoeld in 4.6 geldt het volgende. Het belang van [eiseres] is er in gelegen dat zij op geen enkele wijze geassocieerd wil worden met gewelddadige scenes en geen slachtofferrol wil vervullen of anderszins wil figureren in een gewelddadige scene die publiekelijk wordt vertoond. Ook wil zij op geen enkele manier geassocieerd worden met [naam 3] en/of de documentaire.
4.9.
Daartegenover staat het belang van Hazazah c.s. om op eigen journalistieke wijze een documentaire te kunnen maken. Ter terechtzitting heeft Hazazah c.s. haar belang bij het gewraakte fragment nader toegelicht. De documentaire beschrijft het leven van [naam 3], een straatjongen die is opgegroeid in een probleemwijk in Rotterdam en een opstandig karakter en een grillig verleden heeft. Ondanks zijn problemen is hij uitgegroeid tot een skatelegende. De documentaire is gemaakt aan de hand van archiefmateriaal en interviews en geeft een inkijk in het leven van de skater. De documentaire heeft een algemeen, maatschappelijk belang omdat een dergelijk straatleven zich vaak buiten het oog van het algemene publiek afspeelt. Daar komt bij dat de documentaire voor een gedeelte van het publiek ook herkenning zal brengen. De documentaire heeft daarom op verschillende manieren – naast een artistieke waarde – een grote maatschappelijke waarde. Het gewraakte fragment vergroot de zeggingskracht van de documentaire, nu dit het enige beeldmateriaal in de documentaire is waarop het opvliegende karakter van [naam 3] is te zien. Het zijn daarom essentiële beelden ter ondersteuning van de karakterschets van [naam 3], aldus – steeds – Hazazah c.s.
4.10.
De voorzieningenrechter overweegt in het kader van de te maken belangenafweging als volgt. [eiseres] is als volstrekt willekeurige voorbijganger tegen haar wil betrokken geraakt bij een geweldincident, waarbij zowel [eiser 1] als [eiser 2] zijn geslagen. Het behoeft geen betoog dat dit incident grote impact heeft gehad op [eiseres] Van het incident zijn – zonder toestemming van [eiseres] – beeldopnamen gemaakt. [eiseres] heeft hierop geen enkele invloed gehad en hoefde ook niet te verwachten dat zij tijdens een wandeling en op weg naar familiebezoek zou worden gefilmd. Hazazah c.s. heeft nagelaten omzichtig met de betreffende beeldopnamen om te gaan. Zij stelt de beelden van een derde te hebben ontvangen maar geen navraag te hebben gedaan naar wat er aan de hand was en hoe het met de personen die werden geslagen is afgelopen. [gedaagde 2] heeft ter zitting verklaard dat er op geen enkele andere beeldopname waarover hij beschikte een dergelijk gewelddadig incident voorkwam. Het had op de weg van Hazazah c.s. gelegen om zich vooraf te vergewissen wat er die zondagmiddag precies is gebeurd. Zij had zich moeten realiseren dat het hier hoogstwaarschijnlijk om een werkelijke gebeurtenis met onbekende personen ging en niet om een in scène gezette actie. Door de opnamen – ongeblurd – in de documentaire op te nemen en deze te vertonen op het Rotterdams filmfestival, in de woonplaats van [eiseres], heeft Hazazah c.s. reeds onzorgvuldig jegens [eiseres] gehandeld. Ook heeft zij de gehele documentaire ter beschikking van Pauw en Witteman gesteld zonder de restrictie de gewraakte beelden niet uit te zenden. Hierdoor is [eiseres] geheel onverwacht geconfronteerd met de betreffende beelden en is zij in heel Nederland herkenbaar in beeld geweest. De redactie van Pauw en Witteman heeft de beelden overigens op verzoek van [eiseres] uit de uitzending van 31 januari 2014 gedemonteerd.
[eiseres] is op geen enkele wijze betrokken bij de documentaire en/of [naam 3] en wil daarmee ook niet geassocieerd worden. In het licht van het voorgaande weegt het belang van [eiseres] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer en haar zelfbeschikkingsrecht naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het recht van Hazazah c.s. op vrijheid van meningsuiting. Dit is slechts anders indien de betreffende beelden van zodanig groot belang zijn dat deze rechten hiervoor moet wijken. Hiervan is echter geen sprake, nu Hazazah c.s. ook op een andere wijze, bijvoorbeeld door het naspelen van de gewraakte beelden, het opvliegende karakter van [naam 3] had kunnen schetsen, zonder daarbij inbreuk te maken op de rechten van [eiseres] De stelling van Hazazah c.s. dat de beelden van groot belang zijn voor de zeggingskracht van de documentaire volgt de voorzieningenrechter dan ook niet, althans is onvoldoende om op grond daarvan de belangen van [eiseres] terzijde te schuiven.
4.11.
Hazazah c.s. heeft voorts aangevoerd dat met het blurren van [eiseres] in de gewraakte beelden voldoende tegemoet is gekomen aan de belangen van [eiseres] De voorzieningenrechter volgt dit verweer niet. In de door Hazazah c.s. aangehaalde jurisprudentie zijn de personen in kwestie gelieerd aan de misstand die in de betreffende uitzending aan de kaak wordt gesteld en, voor zover dat niet het geval is, zijn zij van meet af aan onherkenbaar in beeld gebracht. In het onderhavige geval is [eiseres] echter op geen enkele wijze betrokken bij de documentaire en/of [naam 3] en heeft Hazazah c.s. [eiseres] niet vanaf het begin af aan onherkenbaar in beeld gebracht. Er is derhalve geen sprake van een vergelijkbare situatie. Bovendien is niet alleen het recht op privacy van [eiseres] in het geding, maar ook haar zelfbeschikkingsrecht, waaraan door middel van het blurren van [eiseres] in de gewraakte beelden naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende tegemoet wordt gekomen.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] onder 2 zal worden toegewezen, met dien verstande dat Hazazah c.s. niet zal worden geboden het gewraakte beeldmateriaal te vernietigen, nu dat onomkeerbare gevolgen zou hebben. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
Buitengerechtelijke kosten
4.13.
[eiseres] heeft, zo begrijpt de voorzieningenrechter uit het verhandelde ter zitting, buitengerechtelijke kosten gevorderd. Hiervoor wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De aan de zijde van [eiseres] gemaakte kosten zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen andere dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. Voor dergelijke kosten plegen de in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding in te sluiten. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
Hazazah c.s. zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd geen aanleiding af te wijken van het geldende liquidatietarief.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Hazazah c.s. om, na betekening van dit vonnis, binnen twee weken na de datum van de zitting het ruwe beeldmateriaal van het incident op 10 maart 2013 aan [eiseres] te tonen op het kantoor van de raadslieden van Hazazah c.s. te Amsterdam;
5.2.
bepaalt dat Hazazah c.s. een dwangsom verbeurt van € 10.000,- indien zij niet voldoet aan de onder 5.1 vermelde veroordeling;
5.3.
veroordeelt Hazazah c.s. om, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, het geluid- en beeldmateriaal van het incident op 10 maart 2013 uit de documentaire “Zombie: the Resurrection of [naam 3]” te demonteren en verbiedt Hazazah c.s. dit geluid- en beeldmateriaal op welke wijze dan ook te openbaren, kopiëren en/of te verveelvoudigen;
5.4.
bepaalt dat Hazazah c.s. een dwangsom verbeurt van € 5.000,- voor iedere dag dat zij nalaat te voldoen aan het onder 5.3 bepaalde, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt;
5.5.
veroordeelt Hazazah c.s. hoofdelijk aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te storten door Hazazah c.s. op een door [eiseres] op te geven rekeningnummer van een fonds ter voorkoming van zinloos geweld;
5.6.
veroordeelt Hazazah c.s. hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot op heden begroot op:
- € 93,80 aan dagvaardingskosten;
- € 868,- aan griffierecht;
- € 816,- aan salaris advocaat;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S. van Excel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: