ECLI:NL:RBAMS:2014:168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
HA ZA 12-1421
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de dekking bij overlijdensrisicoverzekering in geval van zelfmoord

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, gaat het om een geschil over de dekking van een overlijdensrisicoverzekering. De eiseressen, bestaande uit meerdere vennootschappen, vorderen de uitkering van het verzekerd kapitaal van € 400.000,00 na het overlijden van [naam 1], die op 25 juli 2011 overleed. De verzekeraar, [gedaagde], heeft geweigerd de uitkering te doen op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden die zelfmoord uitsluit van dekking. De rechtbank moet beoordelen of de zelfdoding van [naam 1] als opzettelijk en welbewust kan worden aangemerkt, gezien zijn psychiatrische toestand op het moment van overlijden.

De feiten tonen aan dat [naam 1] leed aan een ernstige depressie met psychotische kenmerken en dat hij op 21 juli 2011 was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank overweegt dat de verzekeraar de bewijslast heeft om aan te tonen dat [naam 1] in staat was om zijn wil te bepalen ten tijde van zijn zelfdoding. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die stelt dat zelfmoord in bepaalde gevallen niet onder de uitsluitingsclausule valt, vooral wanneer de verzekerde niet in staat was om een weloverwogen keuze te maken.

De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat [naam 1] opzettelijk en welbewust handelde. De verzekeraar wordt toegelaten om bewijs te leveren dat [naam 1] ondanks zijn psychiatrische toestand in staat was om zijn wil te bepalen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/531027 / HA ZA 12-1421
Vonnis van 22 januari 2014
in de zaak van
1. de maatschap
[eiser 1],
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te [plaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3],
gevestigd te [plaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 4],
gevestigd te [plaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 5],
gevestigd te [plaats],
eiseressen,
advocaat mr. O.P. van Tricht te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eisers] worden genoemd. Afzonderlijk zullen eiseressen bij naam worden genoemd, waarbij eiseres sub 1 aangeduid zal worden als [eiser 1]. Gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 20 maart 2013 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 mei 2013 en de daarin genoemde processtukken,
  • de akte uitlating na comparitie tevens houdende wijziging van eis van [eisers],
  • de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3
Om organisatorische redenen is de rechter die dit vonnis wijst een andere dan de rechter die ter comparitie aanwezig was.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] oefent een accountants- en adviesbureau uit. De overige eiseressen hebben in het verleden als vennoten deelgenomen in de maatschap of zijn thans nog steeds vennoot.
2.2
Met ingang van 1 januari 2010 heeft [eiser 1] als verzekeringnemer een overlijdensrisicoverzekering bij [gedaagde] afgesloten op het leven van [naam 1] (hierna: [naam 1]), wiens vennootschap op dat moment één van de maten van [eiser 1] was. Het verzekerd kapitaal bedraagt € 400.000,00 en [eiser 1] is als eerste begunstigde in de polis opgenomen.
2.3
In de polis is opgenomen dat de algemene voorwaarden van verzekering (KV/7) (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. In de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Artikel 19 Bijzondere overlijdensgevallen
Voor verzekeringen waar het overlijdensrisico gedekt is, gelden voorts nog de volgende bepalingen:
1. Indien de verzekerde overlijdt ten gevolge van de in sub a tot en met d genoemde oorzaken, worden de verzekerde bedragen verlaagd tot de daarmee corresponderende voorziening verzekeringsverplichtingen zoals door [de bank] voorgeschreven, berekend volgens de bij de maatschappij gebruikelijke regels.
(..)
d. zelfmoord of zelfdoding (zelfdoding ten gevolge van een ongeval daaronder niet begrepen) of poging daartoe, tenzij twee volle jaarpremies zijn betaald en tenminste twee jaren zijn verlopen sedert het tot stand komen van de verzekering, of sedert een dusdanige wijziging van de verzekering dat hiervan een vergroting van het door de maatschappij te lopen overlijdensrisico het gevolg is. (..)”.
2.4
[naam 1] is op 21 juli 2011 opgenomen op de Psychiatrische Afdeling van een ziekenhuis in verband met een depressie met psychotische kenmerken. Op 24 juli 2011 is [naam 1] zonder hartslag liggend met de poot van zijn bed op zijn hals aangetroffen. [naam 1] is op 25 juli 2011 aan de gevolgen hiervan overleden.
2.5
Bij brief van 27 september 2011 heeft [gedaagde] aan [bedrijf] bericht op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden (zie 2.3) niet tot volledige uitkering over te gaan.
2.6
[naam 2] (hierna: [naam 2]), psychiater, heeft op 8 juni 2012 op verzoek van de advocaat van [eisers] een rapport opgesteld inzake het overlijden van [naam 1]. In dit rapport is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(..)
1 Inleiding, Juridische context(..)
Belanghebbenden stellen dat betrokkene voorafgaand aan en ten tijde van het overlijden in een zodanig geestelijke toestand verkeerde dat de handelingen die de verstikking en het overlijden bewerkstelligd hebben, niet opzettelijk en niet welbewust, laat staan weloverwogen zijn verricht. Daarom is de uitsluitingsbepaling niet van toepassing. Belanghebbenden vorderen nu bij [gedaagde] alsnog uitkering van de verzekerde som.
Namens belanghebbenden heeft [naam 3], advocaat te Utrecht, ondergetekende verzocht een psychiatrische rapportage op te stellen in deze zaak.

2.Vraagstelling

(..)
2. Kunt u de geestelijke toestand van betrokkene beschrijven direct voor en ten tijde van de handelingen die zijn overlijden tot gevolg hadden.
3. Was betrokkene in staat om ongestoord zijn wil te bepalen ter zake van de zelfdoding, zodat dit een opzettelijke en welbewuste keuze was?
(..)

6.Bespreking

(..)
Op zondagmorgen is er waarschijnlijk op de afdeling weinig structuur vanwege het weekend. Er zijn geen aanwijzingen dat het waandenken verdwenen was. Door de ongestructureerdheid van het moment krijgt waandenken alle ruimte. Het is daarom zeer aannemelijk dat betrokkene op dat moment geheel bepaald werd door zijn sombere gevoelens en zijn buiten de realiteit staande gedachten. De suïcidale neigingen waar hij zich eerder wel tegen had kunnen verzetten, krijgen de overhand. Dan komt hij tot de handelingen van verstikking, met de dood als gevolg. Deze handelingen kwamen voort uit zijn ziekelijk gestoorde gedachten en gevoelens. Betrokkene was machteloos zich hier (nog) tegen te verzetten, hij was er willoos aan overgeleverd. Deze machteloosheid tegen de neiging tot handelingen gericht tegen het eigen leven van de persoon, zijn een bekende en gevreesde complicatie van een psychotische depressie. Dit wordt versterkt door de angst en agitatie zoals in dit geval.
Hoewel hij de doodsgedachten al eerder uitte en hij voor opname aan verstikking gedacht heeft om ‘overal van af te zijn’ en een mes zocht om zich te verwonden, zijn er geen aanwijzingen voor planning en voorbereiding. Eerder laat het verloop zien dat betrokkene schrok van zijn doodsgedachten en dat hij er afstand van wilde nemen. Later was hij in paniek, was hij er aan overgeleverd en kon hij er geen weerstand meer aan bieden.
De handelingen die de dood tot gevolg hadden, zijn door betrokkene opzettelijk verricht in de zin dat zijn handelen verstikking tot doel had, meer om ‘overal van af te zijn’ dan specifiek de dood.
Zijn bewustzijn was op dat moment geheel bepaald door ernstige somberheid, uitzichtloosheid en buiten de realiteit staande gedachten. Er was sprake van een ziekelijk verstoord bewustzijn. Dit ziekelijke verstoorde bewustzijn bepaalde zijn handelen.
Het op zijn hals zetten van een poot van zijn bed met verstikking tot gevolg is een zeer ruwe toepassing van een middel dat direct voor handen was een geen voorbereidingen vergt. Dit wijst op impulsiviteit. (..)
Impulsiviteit laat geen ruimte voor overwegingen vooraf. Voor zover die overwegingen er wel aan vooraf zijn gegaan, zijn die vooral bepaald door zijn ziekelijk gestoorde sombere gevoel en zijn buiten de realiteit staande gedachten. Zijn handelingen zijn dus niet weloverwogen.
Hij was op dat moment willoos overgeleverd aan zijn stoornis.

7.Conclusie

Bij betrokkene, kwetsbaar voor depressies door familiare belasting en obsessief-compulsieve persoonlijkheidstrekken, heeft zich, uitgelokt door veranderingen in zijn werksituatie, in zeer korte tijd een in ernst snel toenemende depressie met psychotische kenmerken, agitatie, paniek en toenemende suïcidaliteit ontwikkeld. Daarbij werd zijn denken bepaald door waandenken, dat mogelijk al langer bestond. Dit kon wisselen en was gebonden aan de gestructureerdheid van de situatie. Op zondagmorgen, een sterk ongestructureerd moment, verstikt betrokkene zichzelf, willoos overgeleverd aan zijn stoornis, impulsief met een direct voor handen zijnd middel, waardoor hij een dag later overlijdt.
Betrokkene is overleden aan de gevolgen van impulsieve handelingen die gestuurd werden door zijn buiten de realiteit staande ziekelijke gedachten en paniek als complicatie van zijn ziekte een psychotische depressie. Dit is in lijn met wat door de behandelend psychiater genoemd is.”.
2.7
Bij brief van 22 augustus 2012 is door [gedaagde] aan de advocaat van [eisers] geschreven, voor zover hier van belang:
“Bij de beoordeling van de jurisprudentie dient voor ogen te worden gehouden dat het steeds gaat om de uitleg van de in het betreffende geval geldende polisvoorwaarden.
De jurisprudentie waarin aan de aldaar geldende uitsluitingsclausule de uitleg wordt gegeven dat verzekerde zich opzettelijk en welbewust van het leven berooft is ons bekend. (..)
Onze medisch adviseur meent dat uit het geschetste feitencomplex juist volgt dat betrokkene over pogingen tot zelfmoord heeft nagedacht (..) en dat hieruit niet blijkt dat hij zich onbewust van het leven heeft beroofd.
Gelet op de beoordeling van onze medisch adviseur van het door u overgelegde psychiatrisch rapport zien wij in het licht van de jurisprudentie geen reden om het door ons ingenomen standpunt te wijzigen. (..)”.
2.8
[naam 4], arts en geneeskundig adviseur, heeft bij brief van 11 februari 2013 aan [gedaagde] bericht, voor zover hier van belang:
“(..)
Deze visie van psychiater [naam 2] kan ik niet delen.
Met betrekking tot de aangegeven angstvoorstelling staat vermeld dat verzekerde alleen overdreven ideeën, gedachten en angsten had over de consequenties van zijn gedrag (overwaardigheidsideeën).
Van echte wanen was geen sprake, verzekerde kon ook duidelijk gecorrigeerd worden met betrekking tot de realiteit van deze gedachten hetgeen bij een echte waan niet mogelijk is.
De conclusie is voorts uitsluitend gebaseerd op veronderstellingen (..)
Opgemerkt zij dat uit de gegevens naar voren komt dat verzekerde zich meerder malen suïcidaal geuit heeft.
Dit vormde ook de reden dat verzekerde werd opgenomen.
Hoewel de methode die verzekerde gekozen heeft, uitzonderlijk is, staat mijns inziens geenszins vast dat dit een impulsieve, niet weloverwogen handeling was.
Verzekerde heeft er blijkbaar wel degelijk over nagedacht hoe hij zijn suicïdewens kon realiseren en kwam verzekerde tot de conclusie dat hem op dat moment geen andere mogelijkheden ter beschikking stonden.
Het staat derhalve mijns inziens geenszins vast dat hier sprake was van een willoos overgeleverd zijn aan zijn stoornis en impulsief handelen. (..)”.
2.9
[naam 2] heeft bij brief van 22 april 2013 gereageerd op de brief van [naam 4] d.d. 11 februari 2013 (zie voorgaand).
2.1
De behandelend psychiater van [naam 1] ten tijde van zijn overlijden, [naam 5], heeft bij brief - ten onrechte gedateerd op 22 september 2010 - geschreven, voor zover hier van belang:
“(..) Deze zelfdoding vond plaats als complicatie van een ernstige psychische ontregeling. Er was sprake van een sinds korte bestaande en nooit eerder opgetreden ernstige depressieve stoornis met psychotische kenmerken DSM IV As 1.
Als zodanig kan gesteld worden dat er geen sprake is geweest van een toerekenbaar en wilsbekwaam handelen, maar dat sprake is van een zelfdoding in een vlaag van krankzinnigheid. (..)”.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
een verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is het verzekerd kapitaal van de verzekeringsovereenkomst met polisnummer [(...)] uit te keren als gevolg van het overlijden van de heer [naam 1] en dat hieraan geen uitsluitingsgronden in de weg staan;
veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser 1] een bedrag in hoofdsom van € 400.000,00, zijnde de verzekerde som onder de polis met nummer [(...)], met dien verstande dat betaling aan [eiser 1] [gedaagde] jegens de overige eisers zal kwijten;
veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van de wettelijke rente over het bedrag genoemd onder b) over de periode van 3 oktober 2011 tot de datum van de dagvaarding, begroot op € 16.378,07, met dien verstande dat betaling aan [eiser 1] [gedaagde] jegens de overige eisers zal kwijten;
veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van de wettelijke rente over de bedragen genoemd onder b) en c) vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat betaling aan [eiser 1] [gedaagde] jegens de overige eisers zal kwijten;
veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser 1] te voldoen de buitengerechtelijke kosten zoals bedoeld in artikel 6:96 BW, bestaande uit
€ 2.409,75 inclusief btw ter zake van de onderzoekskosten die zijn gemoeid met de rapportage van psychiater dr. [naam 2] alsmede € 3.000,00 ter zake van advocaatkosten die buiten rechte zijn gemaakt, maar niet zien op de instructie van de zaak, met dien verstande dat betaling aan [eiser 1] [gedaagde] jegens de overige eisers zal kwijten;
veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser 1] te betalen de kosten van het geding, met dien verstande dat betaling aan [eiser 1] [gedaagde] jegens de overige eisers zal kwijten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] op grond van artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden in het onderhavige geval dekking mocht weigeren.
4.2
[eisers] stelt – kort gezegd – dat een redelijke uitleg van artikel 19 lid 1 onder d met zich brengt dat dit artikel niet van toepassing is in de gevallen waarbij zelfdoding het gevolg is van een feitelijke situatie die meebrengt dat de verzekerde geenszins in staat was om zijn wil ter zake van de zelfdoding ongestoord te bepalen, hetgeen bij [naam 1] het geval was.
Uitleg artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden
4.3
Door [gedaagde] is hiertegen primair aangevoerd dat het enkele feit dat sprake is geweest van zelfmoord, zelfdoding of een poging daartoe impliceert dat er geen dekking wordt verleend. [gedaagde] heeft haar polisvoorwaarden naar aanleiding van de bestaande jurisprudentie gewijzigd in die zin dat voor uitsluiting van de dekking geen sprake hoeft te zijn van opzettelijk en welbewust handelen. De bewoordingen van artikel 19 lid 1 onder d zijn duidelijk; er is geen ruimte voor een nadere uitleg van dit artikel in die zin dat nagegaan dient te worden of sprake is geweest van opzettelijk en welbewust handelen van de verzekerde, aldus – steeds – [gedaagde].
4.4
De rechtbank overweegt hieromtrent, mede onder verwijzing naar r.o. 2.7 e.v. van het arrest van het Hof Amsterdam van 5 april 2007 (LJN BA4836), als volgt.
4.5
Bij de uitleg van een beding gaat het er in beginsel om vast te stellen welke bedoelingen partijen over en weer met dit beding hebben gehad en wat zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In algemene zin kan er echter vanuit worden gegaan dat over algemene voorwaarden tussen partijen niet wordt onderhandeld. Gesteld noch gebleken is dat dit in het onderhavige geval anders is geweest. Dat betekent dat de uitleg van deze voorwaarden in het bijzonder afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen van het beding, bezien tegen de achtergrond van het ten tijde van de totstandkoming van het beding geldende recht.
4.6
De maatstaf ten aanzien van dekkingsuitsluitingen als de onderhavige is met name neergelegd in het arrest van het Hof Amsterdam van 26 juni 1953 (NJ 1953, 743). Door het Hof is destijds overwogen dat het bij de gevallen van zelfmoord waarvoor uitsluiting niet zou moeten gelden met name gaat om de gevallen waarin iemand handelt in ijlkoorts, in een vlaag van waanzin of gedreven door een ziekelijke waan. Dit gedachtegoed is in het recht en in het bijzonder ook in de rechtspraktijk geïncorporeerd, hetgeen zich onder meer heeft vertaald in het arrest van het Hof Amsterdam van 5 april 2007 (NJF 2007, 374). De onderhavige verzekering is ingegaan op 1 oktober 2010, zodat het ervoor gehouden moet worden dat partijen kort daarvoor overeenstemming hebben bereikt. Dat betekent dat partijen over en weer redelijkerwijs hadden te verwachten dat het omstreden beding zou worden uitgelegd overeenkomstig deze rechtens gevonden lijn.
4.7
Dat partijen iets anders voor ogen heeft gestaan, meer in het bijzonder dat elk geval van zelfmoord onder de dekkingsuitsluiting van artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden zou vallen, is niet gebleken. In dat kader acht de rechtbank het van belang dat in artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden van [gedaagde] enkel is opgenomen dat in geval van zelfmoord binnen twee jaar na de totstandkoming van de verzekering geen volledige dekking bestaat. Hieruit volgt geenszins dat is bedoeld af te wijken van de bestaande jurisprudentie (zie 4.6). Het arrest van het Hof Amsterdam van 26 juni 1953 had immers eveneens betrekking op polisvoorwaarden waarin enkel het woord ‘zelfmoord’ zonder nadere omschrijving voorkwam. Bovendien blijkt uit de door [eiser 1] in dit kader overgelegde algemene voorwaarden van diverse andere verzekeraars dat door deze verzekeraars een nadere clausule is opgenomen omtrent de psychische toestand van de verzekerde, waarmee bedoeld is om af te wijken van de bestaande jurisprudentie. Zie bijvoorbeeld:
“(..) is de verzekerde uitkering bij overlijden niet verschuldigd in de volgende situaties:
a. einde aan het leven makenIndien de verzekerde overlijdt door (..) een einde aan zijn leven te (doen) maken (.) De psychische toestand waarin de verzekerde verkeerde, wordt bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten (..)”. [productie 10 c bij akte 3 mei 2013, rechtbank]
en:
“(..) zal geen uitkering van enig verzekerd bedrag worden gedaan.
Deze regeling geldt als de verzekerde overlijdt:
(..)
binnen twee jaar na ingang van de verzekering door een eind aan zijn leven te (doen) maken of door een poging daartoe. (..) De geestestoestand waarin de verzekerde verkeerde, wordt in de beoordeling van de daad of het overlijden tengevolge daarvan buiten beschouwing gelaten, tenzij aan (..) [de verzekeraar] kan worden aangetoond dat de verzekerde handelde in een vlaag van acute waanzin (..)” [productie 10d bij akte 3 mei 2013, rechtbank].”
Een dergelijke clausule ontbreekt in de algemene voorwaarden van [gedaagde].
4.8
Dat [gedaagde] haar algemene voorwaarden heeft gewijzigd naar aanleiding van voornoemde jurisprudentie blijkt derhalve niet. [gedaagde] heeft haar stellingen op dit punt, ondanks de betwisting zijdens [eiser 1], niet nader onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen, des te meer nu uit de door [eiser 1] in het geding gebrachte voorgaande versie van de algemene voorwaarden van [gedaagde] blijkt dat de tekst ten aanzien van deze uitsluitingsgrond ongewijzigd is gebleven en uit de brief van 22 augustus 2012 (zie 2.7) volgt dat ook [gedaagde] er in eerste instantie vanuit is gegaan dat voor dekkingsuitsluiting sprake moest zijn van opzettelijk en welbewust handelen.
4.9
Het voorgaande betekent dat artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden van [gedaagde] aldus moet worden uitgelegd dat van zelfmoord in de zin van voornoemd artikel alleen dan sprake is indien [naam 1] zich opzettelijk en welbewust van het leven heeft beroofd.
Opzettelijk en welbewust keuze?
4.1
Voorop wordt gesteld dat het aan [gedaagde] is om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit blijkt dat haar beroep op dekkingsuitsluiting gerechtvaardigd is.
4.11
Vaststaat dat [naam 1] zelfmoord heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan voorts in beginsel worden aangenomen dat wanneer iemand zichzelf, zoals in dit geval, het leven ontneemt door een poot van een bed op zijn hals te zetten, de dood is ingetreden als gevolg van een actie die het resultaat is van een op dat gevolg gericht handelen van de betrokkene en dat de dood dan opzettelijk en welbewust is gekozen. Die conclusie kan echter niet in stand blijven indien betrokkene leidende was aan een zodanige psychiatrische stoornis dat daardoor zijn keuze voor de dood niet meer kan worden aangemerkt als een opzettelijke en welbewuste keuze.
4.12
Dat [naam 1] ten tijde van zijn overlijden leed aan een depressie met psychotische kenmerken en om die reden was opgenomen op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis is door [gedaagde] niet (voldoende) betwist. [gedaagde] stelt echter dat [naam 1] desondanks in staat was opzettelijk en welbewust een keuze te maken voor de dood. Dit is door [eiser 1], onder verwijzing naar het rapport van [naam 2] (zie 2.6), betwist.
4.13
Het bovenstaande betekent dat vooralsnog niet is bewezen dat sprake was van zelfmoord in de zin van artikel 19 lid 1 onder d van de algemene voorwaarden. [gedaagde] zal worden toegelaten tot het bewijs dat [naam 1] ondanks de depressie met psychotische kenmerken waar hij aan leed in staat was om zijn wil te bepalen op het moment dat hij zichzelf het leven benam.
4.14
[gedaagde] zal daarbij tevens in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de medische gegevens van [naam 1] die zij – naar de rechtbank aanneemt – inmiddels van [eisers] heeft mogen ontvangen.
4.15
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [naam 1] ondanks zijn psychiatrische toestand in staat was om zijn wil te bepalen op het moment dat hij zichzelf het leven benam,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 februari 2014voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid op de rol van
5 februari 2014te reageren op de medische gegeven van [naam 1] overeenkomstig hetgeen in r.o. 4.14 is overwogen,
5.5
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MM