ECLI:NL:RBAMS:2014:1655

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
C/13/535419 / HA ZA 13-157
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar contactgeluidisolatie van vloer in appartementsrecht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 12 februari 2014 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen een eiser en meerdere gedaagden, waaronder een Vereniging van Eigenaren (VvE). De zaak betreft een verzoek van de eiser om een deskundige te benoemen die de contactgeluidisolatie van de vloer in de woning van de gedaagden kan meten. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 20 november 2013 al aangekondigd dat een deskundige zou worden benoemd om de vloer te meten, en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun voorkeur voor de deskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moeten worden, kenbaar te maken. De rechtbank heeft de deskundige, dr. ir. E.Ph.J. de Ruiter van Peutz B.V., benoemd en heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de vraag of de vloer voldoet aan de normen die zijn vastgesteld in het Modelreglement van de VvE. De rechtbank heeft ook de procedure rondom het voorschot op de kosten van de deskundige uiteengezet, waarbij gedaagden verplicht zijn om dit voorschot te deponeren. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen moeten meewerken aan het onderzoek van de deskundige en dat de deskundige zijn onderzoek niet mag starten voordat het voorschot is ontvangen. De zaak is gecompliceerd door de verschillende belangen van de partijen en de noodzaak om te voldoen aan de geldende normen voor geluidisolatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/535419 / HA ZA 13-157
Vonnis van 12 februari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. E.W. van der Graaf,
tegen
1. de vereniging
[VvE],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J.A. Vermeulen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. H. Sluiter,
3.[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Sluiter.
Partijen zullen hierna [eiser], [VvE], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden. Voor zover gedaagden gezamenlijk bedoeld worden zullen zij [gedaagde gezamelijk] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 november 2013,
  • de akte van 18 december 2013 van [eiser],
  • de akte van 18 december 2013 van [gedaagde 2] en [gedaagde 3], met één productie,
  • de akte van 18 december 2013 van [VvE].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
In het tussenvonnis van 20 november 2013 heeft de rechtbank reeds aangekondigd dat zij een deskundige zal benoemen om de contactisolatie van de gehele vloer van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (in casu derhalve de kale vloer inclusief de ondervloer en de marmeren vloer) te meten. Zij heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan hem te stellen vragen. De rechtbank zal hierna uitsluitend ingaan op de stellingen van partijen over genoemde onderwerpen.
Voorgenomen vraagstelling
[eiser]
2.2.
betrekt blijkens de door hem onder randnummer 10 van zijn akte weergegeven vragen de stelling dat de deskundige alleen tot een meting hoeft over te gaan als dat naar het oordeel van de deskundige nodig is. Deze stelling blijft zonder gevolg nu de rechtbank reeds heeft overwogen in het tussenvonnis (4.12.) dat een deskundige wordt benoemd om een meting te verrichten.
2.3.
[eiser] stelt voorts dat zijn petitum niet anders kan worden begrepen dan dat de betonnen vloer verwijderd dient te worden (en dus opnieuw wordt bedekt) of dat er een harde vloerbedekking is die voldoet aan het reglement. Dat betekent volgens [eiser] dat als [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de huidige harde vloerbedekking willen behouden, zij voorzieningen dienen te treffen aan de ondervloer en/of een nieuwe ondervloer moeten plaatsen. [eiser] vindt het, zo begrijpt de rechtbank, om die reden niet nodig om de door de rechtbank voorgenomen vraag onder 5) (r.o. 4.15. van het tussenvonnis) aan de deskundige voor te leggen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de voorgenomen vraagstelling onder 5 als volgt aan te vullen:
5) Indien uw bevindingen zijn dat de vloer de vereiste waarde niet bereikt, kunt u dan aangeven of en op welke wijze deze waarde wel kan worden bereikt met instandhouding van de huidige harde vloerbedekking? Wilt u daarbij specifiek ingaan op oplossingen die gericht zijn op de ondervloer?
2.4.
De rechtbank ziet in de overige door [eiser] gemaakte opmerkingen geen reden de door haar voorgenomen vraagstelling aan te passen of aan te vullen.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3]
2.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben geen bezwaar tegen de door de rechtbank voorgenomen vraagstelling. Zij hebben wel verzocht om aanvulling van de vraagstelling.
2.6.
Zij hebben verzocht om (aanvullend) de volgende vraag voor te leggen:
“6. Kan de norm/waarde LnTA behorende bij NEN 5077-2006 een rol spelen bij de meting en in vergelijking met de norm NEN 5077-2001 en zo ja welke?”
De rechtbank zal deze vraag niet voorleggen aan de deskundige omdat de genoemde normen niet eerder naar voren gekomen in het dossier.
2.7.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben voorts verzocht om de volgende (aanvullende) vragen voor te leggen:
“7. Van welk belang is bij de meting de geluidsisolatie van de betonnen basisvloer?” En: “8. Is een meting van alleen de basisvloer mogelijk en met welk resultaat?”
De rechtbank zal deze vragen aan de deskundige voorleggen.
[VvE]
2.8.
heeft geen op- en aanmerkingen op de onder r.o. 4.15 van het tussenvonnis geformuleerde vragen.
Persoon van de deskundige
2.9.
[VvE] heeft te kennen gegeven dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de persoon van de te benoemen deskundige. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en [eiser] hebben ieder een andere deskundige voorgesteld. De rechtbank
zal daarom de volgende persoon, die aan de rechtbank heeft medegedeeld bereid te zijn om in deze zaak als deskundige op te treden, als deskundige benoemen:
dr. ir. E.Ph.J. de Ruiter
Peutz B.V.
Postbus 696
2700 AR Zoetermeer
Tel: 079-3470347
Fax: 079-3614985
e-mail: e.deruiter@peutz.nl
Ten slotte
2.10.
[eiser] heeft tevergeefs verzocht om herstel van een - naar hij stelt - onjuiste weergave van de feiten in rechtsoverweging 4.7. van het tussenvonnis. Niet is immers gebleken dat deze weergave van de feiten een kennelijke schrijffout of andere kennelijke fout is die zich voor eenvoudig herstel leent, zoals is vereist in artikel 31 Rv.
2.11.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. Aan deze deskundige zullen de onder de beslissing te vermelden vragen worden voorgelegd.
2.12.
In de vorige beslissing is al aangekondigd dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] moet worden gedeponeerd.
2.13.
Het voorschot zal worden vastgesteld op het door de deskundige te bepalen bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundige wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen. In laatstgenoemd geval zal de rechtbank nader beslissen over de begroting van het voorschot.
2.14.
De beslissing met betrekking tot betaling van het voorschot wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.15.
In de brief van de griffier waarmee de voorschotnota van de deskundige aan partijen wordt doorgezonden, zal de termijn voor de voldoening van het voorschot worden gesteld op twee weken. Als het voorschot niet binnen de gestelde termijn is betaald, kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
2.16.
De deskundige dient niet met zijn onderzoek te beginnen voordat de rechtbank schriftelijk aan de deskundige heeft laten weten dat het voorschot ter griffie is ontvangen en het onderzoek kan beginnen.
2.17.
Partijen zijn verplicht medewerking te verlenen aan het onderzoek van de deskundige. Indien aan deze verplichting niet wordt voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
2.18.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u de contactgeluidisolatie van de kale vloer inclusief de vloerbedekking in de woning gelegen aan het [adres] meten en kunt u vaststellen of deze een waarde bereikt van Ico= + 10dB of meer, gemeten naar de Nederlandse norm die gold in september 2010?
In het geval niet mogelijk is te meten naar de norm die gold in september 2010, kunt u de meting zoals hierboven onder 1) weergegeven in dat geval verrichten naar de thans geldende norm?
Kunt u toelichten of er verschil bestaat tussen de norm in september 2010 en de norm van thans? Is de norm strenger geworden?
In het geval u slechts kunt meten naar de norm die thans geldt en er sprake is van een strengere norm dan in september 2010 kunt u dan aangeven of de contactgeluidisolatie van de vloer in september 2010 naar alle waarschijnlijkheid wel of niet de waarde bereikte van Ico= + 10dB?
Indien uw bevindingen zijn dat de vloer de vereiste waarde niet bereikt, kunt u dan aangeven of en op welke wijze deze waarde wel kan worden bereikt met instandhouding van de harde vloerbedekking? Wilt u daarbij specifiek ingaan op oplossingen die gericht zijn op de ondervloer?
Van welk belang is bij de meting de geluidsisolatie van de betonnen basisvloer?
Is een meting van alleen de basisvloer mogelijk en met welk resultaat?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
3.2.
benoemt tot deskundige:
dr. ir. E.Ph.J. de Ruiter
Peutz B.V.
Postbus 696
2700 AR Zoetermeer
Tel: 079-3470347
Fax: 079-3614985
e-mail: e.deruiter@peutz.nl
3.3.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundige te bepalen plaats en tijd;
3.4.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.5.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.6.
bepaalt dat door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een voorschot ter zake van de kosten van de deskundige ter griffie zal worden gedeponeerd, welk voorschot bij deze wordt bepaald op een door de deskundigen te begroten bedrag, tenzij binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffier aan partijen, waarbij een kopie van de voorschotnota van de deskundige wordt doorgezonden, schriftelijk bezwaar tegen het voorschot ter griffie is ingekomen;
3.7.
bepaalt dat de deskundige niet met zijn onderzoek dient te beginnen voordat de rechtbank schriftelijk aan de deskundige heeft laten weten dat het voorschot ter griffie is ontvangen en het onderzoek kan beginnen;
3.8.
bepaalt dat [gedaagde gezamelijk]
voor 26 februari 2014de processtukken aan de deskundige zullen doen toekomen; andere door de deskundige noodzakelijk geachte stukken zullen partijen zo spoedig mogelijk aan de deskundige doen toekomen;
3.9.
bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit zijn schriftelijke berichten moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan en daarbij tevens melding zal worden gemaakt van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken van partijen;
3.10.
bepaalt dat de partij die schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij verstrekt;
3.11.
bepaalt dat het door de deskundige uit te brengen bericht uiterlijk
drie maandenna dagtekening van het bericht van de griffier dat het voorschot ter griffie is ontvangen, in drievoud zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
verklaart de beslissing omtrent het voorschot uitvoerbaar bij voorraad.
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 oktober 2014,
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht eerst aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken, daarna aan de zijde van [gedaagde gezamelijk] op een termijn van vier weken .
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: