ECLI:NL:RBAMS:2014:155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
2195229 \ HA EXPL 13-849
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de handelingsbekwaamheid van een minderjarige bij het ondertekenen van een afbetalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hema B.V. en een minderjarige gedaagde. De gedaagde had een afbetalingsregeling ondertekend voor een bedrag van € 11.500,00, maar stelde dat deze rechtshandeling vernietigd moest worden omdat zij ten tijde van de ondertekening minderjarig was en dus handelingsonbekwaam. De kantonrechter oordeelde dat het ondertekenen van een dergelijke afbetalingsregeling niet gebruikelijk is voor minderjarigen van 17 jaar, ook niet in het geval dat de minderjarige binnen afzienbare tijd de meerderjarige leeftijd zou bereiken. De rechter concludeerde dat de afbetalingsregeling rechtsgeldig was vernietigd, omdat er geen toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger was verleend en de gedaagde onder druk had getekend.

De Hema vorderde betaling van de gedaagde op basis van de afbetalingsregeling, maar de kantonrechter wees deze vordering af. De rechter oordeelde dat de Hema niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een onrechtmatige daad. De gedaagde had ook een tegenvordering ingesteld, waarin zij betaling van een ten onrechte ingehouden bedrag op haar salaris vorderde. De kantonrechter oordeelde dat de Hema geen afdwingbare vordering op de gedaagde had, omdat de overeenkomst waarop de Hema haar vordering had gebaseerd rechtsgeldig was vernietigd. De gedaagde werd in het gelijk gesteld en de Hema werd veroordeeld tot betaling van het ingehouden bedrag en de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen in het recht en de noodzaak van toestemming van wettelijk vertegenwoordigers bij het aangaan van financiële verplichtingen. De kantonrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2195229 \ HA EXPL 13-849
Uitspraak: 21 januari 2014

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
Hema B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
verweerster in reconventie,
gemachtigde van Twuijver Incasso B.V.,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde mr. C.G. van der Wiel.
Partijen worden hierna de Hema en [gedaagde] genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 12 juli 2013 inhoudende de vordering van de Hema, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties.
Ingevolge tussenvonnis van 11 september 2013 heeft een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden op 11 december 2013. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken bevindt zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
Op [datum] is [gedaagde] bij de Hema in dienst getreden als hulpverkoopster.
1.2
Op [datum] heeft in het filiaal van de Hema aan het [adres] te [plaats], alwaar [gedaagde] werkzaam was, een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde], [naam 1], [functie] bij de Hema, (hierna: [naam 1]) en in ieder geval één medewerker van R&F Investigations (hierna: R&F), namelijk [functie] [naam 2] (hierna: [naam 2]). Het gesprek had betrekking op een verdenking van de zijde van de Hema van door [gedaagde] gepleegde diefstal(len) en fraude in haar functie van verkoopmedewerkster bij de Hema.
1.3
Tijdens dan wel na afloop van het gesprek op [datum] heeft [gedaagde] haar handtekening en/of paraaf geplaatst onder de volgende stukken:
a. een gespreksverslag van [datum], welk stuk mede is ondertekend door [naam 1] en [naam 2] (hierna: het gespreksverslag);
b. een door [gedaagde] handgeschreven verklaring (hierna: de handgeschreven verklaring);
c. een afbetalingsovereenkomst machtiging, welke overeenkomst mede is ondertekend door de [functie] [naam 3] namens de Hema (hierna: de afbetalingsregeling) en
d. een brief van [datum] betreffende ontslag op staande voet, welke brief mede is ondertekend door[naam 3] namens de Hema (hierna: de ontslagbrief).
1.4
In het gespreksverslag (a onder 1.3) staat, voor zover hier relevant:
“(…) Naar aanleiding van een ingesteld onderzoek hebben ondergetekende(n):
[naam 2](…)

in het bijzijn van : [naam 1] (…)

een gesprek gevoerd met:

naam: [gedaagde]

(…)
Betrokkene is gevraagd of een der ouders bij het gesprek aanwezig dient te zijn. Dit achtte zij niet nodig.
(…)
Betrokkene verklaarde: (…)
Ik, [gedaagde], heb inderdaad veelvuldig tassen vol met goederen aan vriendinnen meegegeven zonder dat zij hiervoor hoefde te betalen.
(…)
Ik heb dan ook voor ongeveer € 7800,00 aan goederen meegegeven.
(…)
Ik nam inderdaad ook zelf goederen mee.
(…)
Over het laatste jaar praten we dan over een bedrag van € 2400,00.
(…)
Nu ik u toch alles eerlijk vertel wil ik u vertellen dat ik inderdaad ook verantwoordelijk ben voor het wegnemen van geld.
(…)
In het totaal heb ik dus vanaf maart 2010 voor een bedrag van € 1150,00 bij HEMA [adres] weggenomen.
(…)
Ik ben bereid om het totale bedrag, te weten € 11.000,00 (…) terug te betalen middels inhouding van mijn nog te genieten salaris en of vakantie tegoeden, voor het resterende openstaande bedrag ben ik bereid een terugbetalingsregeling te treffen.
(…)
Hierdoor komt het totaal door mij terug te betalen geldschuld op € 11.500,00 (…).
(…).”
1.5 In de handgeschreven verklaring (b onder 1.3) staat, voor zover hier van belang:
“Ik heb goeder weg geven. En ik heb zelf goeder mee genomen. En ik heb gegeld gestollen het totaal bedrag is 11.000.00 (…)”
1.6 De afbetalingsregeling (c onder 1.3) houdt, voor zover hier van belang, in:
“(…) Ondergetekende:
[gedaagde]
(…)
verklaart hiermee aansprakelijk te zijn voor een geldschuld, groot € 11.000,00 (…) en voor de door HEMA gemaakte kosten voor de opsporing van de fraude ter grootte van € 500,00 (…)
De eerste terugbetaling zal geschieden door inhouding van het nog aan werknemer toekomende salaris, vakantiedagen, compensatiesaldo, meerurensaldo, vakantietoeslag.
Voor het resterend bedrag (…) machtigt werknemer HEMA om
- vanaf oktober 2011 maandelijks het bedrag van € 200,00 (…) af te schrijven tot de totale geldschuld is afbetaald. (…)”
1.7 In de ontslagbrief (d onder 1.3) staat onder meer:
“(…) Hiermee bevestigen wij het gesprek dat wij op[datum] met u hadden.
Daarin deelden wij u in het bijzijn van twee getuigen, [naam 2] (…) en
[naam 1] (…) dat u per [datum] op staande voet hebben ontslagen wegens een dringende reden op grond van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
Uw gegevens zullen worden opgenomen in het incidentenregister van HEMA.
Daarnaast wordt u voor een periode van vier jaar opgenomen in het waarschuwingsregister van de Stichting Fraude Aanpak Detailhandel (…)”
1.8 Op 1 december 2011 heeft de raadsvrouw van [gedaagde], namens [gedaagde], in een brief aan de Hema geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Cliënte betwist evenwel geld en/of goederen te hebben weggenomen. (…) Het door u gegeven ontslag is nietig. (…) De arbeidsovereenkomst is niet beëindigd. Cliënte verklaart zich bereid de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten. Ik verneem graag per omgaande wanneer Cliënte die werkzaamheden weer kan aanvangen.
Voorst wordt gesteld dat “
we zijn overeengekomen dat u in totaal € 11.000,- aan goederen en geld hebt meegenomen van HEMA”. Cliënte is ter zake niets overeengekomen.(…)
Tevens heeft Cliënte onder druk op diezelfde datum een “
afbetalingsovereenkomst machtiging’” moeten tekenen (…).
Cliënte was ten tijde van het sluiten van voormelde overeenkomsten minderjarig. Een minderjarige is ex art. 3:32 BW handelsonbekwaam. (…)
Cliënte vernietigt ex art. 3:50 BW de door haar verrichte rechtshandeling waarbij zij zich aansprakelijk heeft gesteld voor betaling van € 11.500,-. Cliënte vernietigt tevens de rechtshandeling waarbij HEMA is gemachtigd tot het innen van een maandelijkse bedrag van € 200,- c.q. verrekening met het salaris c.a. van de maand augustus 2011.
(…)”
1.9 Bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 maart 2013 is [gedaagde] vrijgesproken van de haar ten laste gelegde strafbare feiten diefstal en verduistering.

Vordering en verweer in conventie

2.
De Hema vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 11.100,75 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2013
b. € 800,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
c. € 752,71 aan rente en
e. de proceskosten.
3.
De Hema stelt kort gezegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen de Hema en [gedaagde] overeengekomen afbetalingsregeling. [gedaagde] heeft het door haar verschuldigde bedrag van € 11.500,00 niet (af)betaald, op het op haar salaris ingehouden bedrag van € 399,25 na.
4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en voert daartoe kort gezegd aan dat de door haar verrichte rechtshandelingen op grond van artikel 3:150 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn vernietigd bij brief van 1 december 2011 (onder 1.8). Toen [gedaagde] de documenten (onder 1.3) tekende, was zij minderjarig. Een minderjarige is krachtens artikel 3:32 BW handelingsonbekwaam. Gezien de aard van hetgeen [gedaagde] heeft ondertekend kan niet worden verondersteld dat aan haar door de wettelijk vertegenwoordiger toestemming voor het verrichten van de rechtshandeling is verleend, nu geen sprake is van rechtshandelingen waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van de leeftijd van [gedaagde] destijds (17 jaar) deze zelfstandig verrichten. Voorts heeft [gedaagde] de documenten onder dwang ondertekend, omdat tijdens het gesprek op [datum] druk op haar werd uitgeoefend door de aanwezige volwassenen, twee medewerkers van R&F en [naam 1]. Zij is tijdens het gesprek geïntimideerd. [gedaagde] is bovendien vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Vordering en verweer in reconventie

6.
[gedaagde] vordert, samengevat, dat de Hema bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot:
a. betaling van een ten onrechte op haar salaris ingehouden bedrag van € 399,25, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente, binnen 24 uur na betekening van het vonnis;
b. betaling van een bedrag van € 829,80 netto aan achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente, binnen 24 uur na betekening van het vonnis;
c. betaling van de vakantietoeslag over de maanden juni 2011 tot en met januari 2012 van 8% van, veronderstellende wijs, € 99,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente, binnen 24 uur na betekening van het vonnis;
d. betaling van het netto equivalent van 12 niet-genoten vakantiedagen, veronderstellende wijs gelijk aan een bedrag van € 240,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente, binnen 24 uur na betekening van het vonnis;
e. het doen toekomen aan [gedaagde] van haar salarisspecificaties vanaf augustus 2011 tot en met januari 2012 alsmede de jaaropgaven 2011 en 2012, op verbeurte van een dwangsom;
f. de verwijdering van de persoonsgegevens van [gedaagde] uit het Hema incidentenregister en het waarschuwingsregister van de Stichting Fraude Aanpak Detailhandel (hierna: SFAD) en mogelijk andere registers waarin haar persoonsgegevens onterecht zijn opgenomen, en het bewijs hiervan binnen zeven na de betekening van het vonnis te doen toekomen aan de advocaat van [gedaagde], op verbeurte van een dwangsom;
g. betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
7.
[gedaagde] stelt kort gezegd dat de Hema gehouden is haar loon door te betalen nu haar ontslag nietig is. Bij brief van 1 december 2011 heeft [gedaagde] de Hema bericht bereid te zijn arbeid te verrichten. De verplichting tot doorbetaling van het loon loopt tot medio januari; het moment waarop de Hema aan [gedaagde] heeft meegedeeld niet op haar vordering in te gaan en [gedaagde] heeft besloten geen gerechtelijke stappen hiertegen te ondernemen. Voorts, aldus nog steeds [gedaagde], is het bedrag van € 399,25 ten onrechte ingehouden op haar salaris.
8.
De Hema voert verweer tegen de vordering.
9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling in conventie

10.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] houdt in dat de ontslagbrief en de afbetalingsregeling, waarop de Hema haar vordering heeft gebaseerd, rechtsgeldig zijn vernietigd op de grond dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de rechtshandelingen daartoe handelingsonbekwaam was. De kantonrechter overweegt dat in artikel 1:234 BW is bepaald dat een minderjarige, mits hij met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger handelt, bekwaam is rechtshandelingen te verrichten, voor zover de wet niet anders bepaalt. Vaststaat dat [gedaagde] de rechtshandeling niet heeft verricht met toestemming van haar (toenmalig) wettelijk vertegenwoordiger. Lid 3 van artikel 1:234 BW bepaalt evenwel dat de toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger wordt verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten. De Parlementaire Geschiedenis noemt als voorbeelden het kopen van levensmiddelen, een buskaartje of een kaartje voor een filmvoorstelling, het aanschaffen van (studie)boeken of geluidsbanden, het ontplooien van activiteiten en het in verband daarmee verrichten van rechtshandelingen op het gebied van sport en spel. Het gaat om handelingen en transacties ten aanzien waarvan men ervaringsgewijs weet dan wel in het handelsverkeer de ongeschreven regel bestaat dat toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger niet wordt gevraagd (
Kamerstukken II1992/1993, 23012, nr. 3, p. 13).
11.
De kantonrechter is van oordeel dat het ondertekenen van een afbetalingsregeling voor een bedrag van € 11.500,00 geen rechtshandeling is waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van deze leeftijd deze zelfstandig verrichten, ook niet in het geval dat de minderjarige binnen niet afzienbare termijn, van in dit geval zes weken, de meerderjarige leeftijd zal bereiken. Een dergelijke overeenkomst gaat verder dan de onder 10 in de wetsgeschiedenis beschreven voorbeelden. De kantonrechter neemt bij het oordeel in aanmerking de hoogte van het bedrag alsook de omstandigheden waaronder de afbetalingsregeling tot stand is gekomen, namelijk tijdens een gesprek waar [gedaagde] door in elk geval twee volwassenen met de verdenking van diefstal werd geconfronteerd.
12.
Dit betekent dat niet mag worden aangenomen dat toestemming voor het aangaan van de rechtshandeling door de wettelijk vertegenwoordiger was verleend. De afbetalingsregeling is rechtsgeldig vernietigd bij brief van 1 december 2011. Voor zover de Hema haar vordering grondt op onrechtmatige daad heeft zij, gelet op de betwisting van [gedaagde], dit onvoldoende onderbouwd. Hiermee komt de grondslag van de vordering te ontvallen, zodat het gevorderde zal worden afgewezen.
13.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt de Hema als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. Deze proceskosten worden tot op heden begroot op:
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten × tarief € 300,00)
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is als na te melden toewijsbaar.

Beoordeling in reconventie

Verrekening
14.
[gedaagde] vordert terugbetaling van het bedrag van € 339,25 dat is verrekend met de door de Hema gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter overweegt dat, zoals volgt uit het voorgaande, de Hema geen afdwingbare vordering op [gedaagde] had. De overeenkomst waarop de Hema haar vordering heeft gebaseerd, is immers rechtsgeldig vernietigd. Dit betekent dat het bedrag van € 339,25 ten onrechte is verrekend en de Hema dit bedrag, alsmede de gevorderde wettelijke rente met ingang van 8 december 2011, de in de brief van 1 december 2011 gestelde termijn voor voldoening, aan [gedaagde] dient terug te betalen op na te melden wijze. Het beroep van de Hema op verjaring slaagt niet, aangezien de verjaringstermijn geen zes maanden bedraagt, maar twee dan wel vijf jaren. De vordering betreft niet een vordering zoals vermeld in artikel 7:683 lid 1 BW. De kantonrechter zal de gevorderde verhoging ex artikel 7:625 BW gelet op de omstandigheden van het geval matigen tot nihil. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de Hema wegens de ondertekening van de documenten door [gedaagde], alsmede nu zij pas bij brief van 1 december 2011 voor het eerst aanspraak heeft gemaakt op het verrekende loon, niet had behoeven te verwachten dat [gedaagde] nog aanspraak zou maken op betaling van het verrekende loon. Hierbij speelt mee dat in het arbeidsrecht minderjarigen vanaf de leeftijd van zestien jaren handelingsbekwaam worden geacht (artikel 7:612 BW).
Loonvordering/vakantietoeslag
15.
De vorderingen onder b tot en met d liggen voor afwijzing gereed. Voor het slagen van deze vorderingen is noodzakelijk dat de werknemer bereid is de bedongen arbeid te verrichten. Na het gesprek van [datum] (onder 1.2) is pas eerst op 1 december 2011 (onder 1.8) een brief aan de Hema verzonden waarin namens [gedaagde] wordt aangegeven dat zij bereid is haar werkzaamheden te hervatten. Voordien is van die bereidheid niet gebleken. Dat [gedaagde] vanaf december 2011 weer bereid zou zijn arbeid te verrichten acht de kantonrechter, mede in het licht van de stelling van [gedaagde] dat zij in januari 2012 afzag van gerechtelijke stappen richting de Hema, verder onvoldoende concreet onderbouwd.
16.
De vordering tot doorbetaling van de vakantietoeslag over de maanden juni tot en met [datum], tot welk moment [gedaagde] werkzaam is geweest bij de Hema en aanspraak heeft gemaakt op salaris, is niet toewijsbaar nu deze aanspraak wordt geacht te zijn verwerkt in het door de Hema alsnog uit te betalen bedrag van € 399,25. In de ontslagbrief staat met betrekking tot de verrekening immers ‘
De eerste terugbetaling zal geschieden door inhouding van het nog aan werknemer toekomende salaris, vakantiedagen, compensatiesaldo, meerurensaldo, vakantietoeslag”.
Salarisspecificaties
17.
De vordering onder e is op grond van artikel 7:626 BW toewijsbaar voor zover deze ziet op de salarisspecificatie over de maand augustus 2011. In de daaropvolgende maanden heeft [gedaagde] geen salaris van de Hema ontvangen. Voorts zal de Hema worden veroordeeld aan [gedaagde] de jaaropgave over het jaar 2011 te verstrekken. De gevorderde dwangsom is op na te melden wijze toewijsbaar.
Incidentenregister en register SFAD
18.
Gezien het vorenoverwogene, alsmede nu [gedaagde] is vrijgesproken van de haar ten laste gelegde (in dienstverband gepleegde) strafbare feiten, is geen grond aanwezig voor de opname van de persoonsgegevens van [gedaagde] in het Incidentenregister van de Hema en in het register SFAD. Haar persoonsgegevens zijn ten onrechte in die registers opgenomen en de Hema zal ertoe worden veroordeeld deze te verwijderen. Dat de persoonsgegevens ook in andere registers zijn opgenomen, is niet gesteld of gebleken, zodat de vordering te dien aanzien zal worden afgewezen. De gevorderde dwangsom is op na te melden wijze toewijsbaar.
Proceskosten en nakosten
19.
Aangezien de Hema en [gedaagde] over en weer op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten en daarover gevorderde rente zullen worden toegewezen op de in het dictum vermelde wijze.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

wijst het gevorderde af;
veroordeelt de Hema in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600.00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

in reconventie

veroordeelt de Hema tot betaling, binnen zeven dagen na de betekening van dit vonnis, aan [gedaagde] van een bedrag van € 399,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2011 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de Hema binnen zeven dagen na deze beschikking aan [gedaagde] haar salarisspecificatie over de maand augustus 2011 en haar jaaropgave over het jaar 2011 te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de Hema daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
beveelt de Hema om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de gegevens van [gedaagde] in het Incidentenregister en in het Waarschuwingsregister van de SFAD te (doen) verwijderen en om binnen zeven dagen na de verwijdering van deze gegevens daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de gemachtigde van [gedaagde], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de Hema daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter