ECLI:NL:RBAMS:2014:1517

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
13/738093-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op openbare weg te Amsterdam

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 28 januari 2014 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de tenlastelegging van diefstal met geweld centraal. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van een portemonnee met inhoud, waaronder een aanzienlijk geldbedrag, van twee slachtoffers op de openbare weg in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 14 januari 2014 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kramer, de vordering indiende en de verdachte en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, hun verweer voerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Ten aanzien van de eerste tenlastelegging, diefstal met geweld tegen [persoon 1], achtte de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 oktober 2013 in Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een geldbedrag heeft weggenomen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schoppende en slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer, wat de bedreiging met geweld vormde.

Echter, voor de tweede tenlastelegging, diefstal met geweld tegen [persoon 2], oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging, omdat de bewijsvoering niet boven redelijke twijfel was verheven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn recidive, maar besloot om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie was gevorderd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en werden de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/738093-13 en 23/003752-09 (TUL) en 13/661180-11 (TUL)
Datum uitspraak: 28 januari 2014
tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “['locatie' te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de Oude Doelenstraat, in elk geval op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, te weten ongeveer 575 euro, in elk geval enig
geldbedrag en/of één of meer (bank)pas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte éénmaal of meermalen
- een vechthouding heeft aangenomen ten aanzien van voornoemde [persoon 1] en/of
- schoppende en/of trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het/de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 1] en/of
- tegen de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 1] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- slaande en/of stompende bewegegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht en/of het lichaam van voornoemde [persoon 1] en/of
- het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft vastgepakt en/of vastgepakt en/of gehouden en/of zijn arm(en) om het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft eslagen/gelegd,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/aan de Jan van Galenstraat, in elk geval op/aan de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, te weten ongeveer 40.000 yen, in elk geval enig geldbedrag en/of één of meer (bank)pas(en) en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte éénmaal of meermalen
- een vechthouding heeft aangenomen ten aanzien van voornoemde [persoon 2] en/of
- schoppende en/of trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het/de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 2] en/of
- tegen de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van voornoemde [persoon 2] heeft
geschopt en/of getrapt,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de raadsman, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 ten laste is gelegd. In het dossier zit enkel een aangifte met signalement en het proces-verbaal van bevindingen van 6 september 2013 waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte rond het tijdstip van de straatroof op 500 meter afstand van de plaats delict uit peilt. Op grond van de thans beschikbare paallocatiegegevens is niet boven redelijke twijfel verheven dat verdachte zich op het tijdstip van de straatroof op de plaats delict bevond. Een paallocatie is geen exacte weergave van de plaats waar de telefoon zich bevindt. Het zich bevinden op een afstand van 500 meter van de plaats delict is, mede gelet op de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij daar in de buurt woont is dan ook onvoldoende. Dit wordt niet anders doordat aangever de dader in een auto ziet stappen en de telefoon van verdachte na 15 minuten 4,7 kilometer verder uitpeilt. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de modus operandi in deze zaak niet zodanig uniek dat op basis daarvan in combinatie met het signalement en de uitpeillocatie, tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.

5.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 18 oktober 2013 te Amsterdam, op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een portemonnee met inhoud, te weten ongeveer 575 euro, en bankpassen, toebehorende aan [persoon 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- schoppende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [persoon 1] en
- tegen een been van [persoon 1] heeft geschopt en
- slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van [persoon 1] en
- het lichaam van [persoon 1] heeft vastgepakt en zijn arm om het lichaam van voornoemde [persoon 1] heeft gelegd,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf, nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Verder vordert de officier van justitie dat de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling worden toegewezen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een portemonnee voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd op de openbare weg. Dit is een ernstig feit. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich het eigendom van een ander toegeëigend en diens lichamelijke integriteit bedreigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen als zij zich op straat begeven. Gezien het openlijke karakter van dit gepleegde strafbare feit kan het voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen. Wel is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging met geweld beperkt van aard is geweest.
Verder wordt door de rechtbank meegewogen dat verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 oktober 2013 in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor zakkenrollerij en straatroof. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 18 februari 2013. Hieruit komt naar voren dat er op basis van psychologisch onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor psychiatrische aandoeningen. Wel is sprake van een lagere intelligentie (zwakbegaafdheid) met een daarbij passende sociaal-emotionele ontwikkeling. Het zakkenrollen wordt niet als een kleptomanie gediagnosticeerd, maar als antisociaal gedrag bij een volwassene. Er zijn geen andere aanwijzingen om in plaats daarvan te kunnen spreken van antisociale persoonlijkheidsstoornis of een ontwikkeling daar naartoe. Zowel het zakkenrollen als het cannabisgebruik lijken een rol te spelen in het wegmaken van als negatief beleefde emoties en confrontaties met zijn onvermogen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een reclasseringsadvies betreffende verdachte van Reclassering Nederland van 17 december 2013. Hieruit blijkt dat reeds jarenlang is ingezet op gedragsverandering bij verdachte door middel van een verplicht reclasseringscontact, interventies en behandelingen. Verdachte blijft echter keer op keer recidiveren. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden meer om verdachte te begeleiden in een ambulant karakter. Gezien het ontbreken van een psychiatrisch ziektebeeld behoort een klinische plaatsing niet tot de mogelijkheden.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf zal de rechtbank ten gunste van verdachte rekening houden met de intellectuele beperkingen van verdachte. De ernst van het bewezen geachte feit is echter zodanig dat niet anders dan met een vrijheidsbeperkende straf kan worden volstaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat de rechtbank verdachte ook vrijspreekt van het aan hem onder 2 ten laste gelegde, aanleiding bestaat om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Inzake 23/003752-09
Bij de stukken bevindt zich tevens de op 17 december 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/003752-09, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 31 januari 2012 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, met bevel dat van deze straf een deel, groot 3 maanden, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Inzake 13/661180-11
Bij de stukken bevindt zich de op 17 december 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/661180-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 5 april 2012 van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 190 uren, met bevel dat van deze straf een deel, groot 120 uren, niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank constateert dat de verdachte bij voornoemd arrest van het Gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (verder: de gedragsbeïnvloedende maatregel, GBM). Deze GBM is in juli 2013 verlengd en loopt af in juli 2014. Met de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het gewenst is om de GBM te laten herleven door geen gevangenisstraf op te leggen langer dan de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De keuze van de rechtbank voor het laten herleven van de GBM wordt ingegeven door het feit dat een adequate pedagogische aanpak van verdachte, de behandeling van zijn gedragsproblematiek, het voorkomen van verder afglijden en de bescherming van de samenleving bij de invulling van deze maatregel in dit geval meer voorop dienen te staan dan bestraffing. De rechtbank ziet dan ook geen meerwaarde in tenuitvoerlegging van de beide voorwaardelijke straffen en wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl dit feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer
23/003752-09.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer
13/661180-11.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. A.B.M. Wijnveldt en B.T. Beuving rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nieuwenhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2014.
De voorzitter is niet in staat dit vonnis te ondertekenen.