Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 oktober 2013 en de daarin genoemde stukken,
- de akte van antwoord in het voorwaardelijk incident ex artikel 843a Rv,
- het proces-verbaal van comparitie van 7 februari 2014 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
EXTENT OF COVER
buildings.
subsidencevoor zaken in het Verenigd Koninkrijk geen toepassing vond.
Konklusies en aanbevelingen
Eind jaren 50 is een tweede steenkoollaag onder de bouwlocatie van complex ’t Loon’ ontgonnen. […] De bovenkant van deze winning lag op ca 22,0m + NAP Dit betekent dat de winning bij een maaiveldligging van ca 100 à 110 m+ NAP op minder dan 85 m- maaiveld plaats heeft gevonden. Bij deze relatief zeer ondiepe ligging is sprake van “oberflächige abbau” waarbij niet te zeggen is òf, wanneer, en in hoeverre er nog sprake is van nazettingen. Volgens informatie van “staatstoezicht op de Mijnen” kunnen deze nazettingen, als ze optreden, door de ondiepe ligging van de ontginning nog hun beslag krijgen gedurende enige tientallen jaren na beëindiging van de ontginningen.
Deze komvormige daling is eenduidig af te leiden uit de metingen van de ligging van het plafond. Deze daling komt tevens overeen met het gebied van de horizontaal verplaatste kolommen.
subsidence.
sinkholeontstaan. Een van de kolommen van de parkeergarage is in de
sinkholegestort. Er ontstond gevaar voor instorting en de gemeente heeft een deel van ’t Loon waaronder een deel van de parkeergarage laten slopen, om verder instortingsgevaar tegen te gaan.
3.Het geschil in de hoofdzaak
‘landslide, subsidence’zoals dat zich eind november/begin december 2011 heeft voltrokken, vastgesteld conform artikel 4 van de toepasselijke polisvoorwaarden van de [naam 1], vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2012 (de dag waarop om een eerste voorschot onder de [naam 1]is verzocht), althans 2 februari 2012 (de dag waarop ACE het verzoek tot vergoeding van de schade onder de [naam 1] heeft afgewezen), althans 15 februari 2012 (4 weken na het indienen van het voorschotverzoek conform artikel 4.2 van de polisvoorwaarden), althans 2 maart 2012 (4 weken na de afwijzing door ACE conform artikel 4.2 van de polisvoorwaarden), althans vanaf de dag waartegen gedagvaard is, althans vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidenceals gedekt evenement noemt.
4.Het geschil in het voorwaardelijk incident
5.De beoordeling in de hoofdzaak
engineernaar de parkeergarage hebben gestuurd om de risico’s in kaart te brengen en vervolgens - in goed overleg - met de betreffende
engineerde locatie hebben verzekerd, maar als gevolg van verzakkingen ontstane schade zou ik onverkort van dekking hebben uitgesloten. Immers, gelet op de indertijd niet maar nu wel bekende informatie zou onzekerheid zijn blijven bestaan over de vraag of de voorvallen zich niet (wederom) zouden manifesteren.
indiendeze (toch) op enigerlei wijze zou zijn gerelateerd aan de (oorzaak van de) in het verleden opgetreden problemen, van dekking hebben uitgesloten.
subsidencezou zijn uitgesloten voor parkeergarage ’t Loon. Daaruit volgt dat als het beroep van ACE op artikel 7:928 BW slaagt, op grond van artikel 7:930 lid 4 BW door ACE geen uitkering aan Q Park c.s. is verschuldigd.
Dat standpunt wordt de door de rechtbank verworpen.
the location, construction, lay-out and use of the insured interests at the time of the beginning of the agreement, as well as with the adjacent properties”.
“location”en
“construction”.In het bijzonder hebben partijen ter gelegenheid van de comparitie zich gebogen over de vraag of daarmee vast staat dat de verzekeraar geacht werd op de hoogte te zijn van de omstandigheid dat de parkeergarage gebouwd was op een oude mijn, zoals Q Park c.s. stelt, maar ACE betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan die vraag onbeantwoord blijven. De vraag is in dit geval immers niet slechts of ACE geacht moet worden te weten dat de parkeergarage zich boven een oude mijn bevond, maar of ACE daarmee ook geacht moet worden te weten dat zich voorheen problemen in de constructie hadden voorgedaan, waarvan de oorzaak werd toegeschreven aan de gevolgen van de mijnontgining. Die vraag kan naar het oordeel van de rechtbank slechts ontkennend worden beantwoord. De bekendheidsclausule staat daarom aan een beroep van ACE op artikel 7:928 BW niet in de weg.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)