In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap Gourmet B.V. tegen Raetsheren van Orden B.V., heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2014 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering van Gourmet, die als eiseres optreedt, en die stelt dat zij Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van een geschil met Nacora en de daaruit voortvloeiende schades. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij Gourmet ligt, en dat de directeur en groot-aandeelhouder van Gourmet, [naam 1], als partijgetuige geldt. Dit houdt in dat zijn verklaring geen bewijs kan opleveren in het voordeel van Gourmet, tenzij deze verklaring ter aanvulling van onvolledig bewijs strekt. De rechtbank concludeert dat er geen onvolledig bewijs aanwezig is.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen van verschillende betrokkenen beoordeeld. Geen van de getuigen heeft bevestigd dat Gourmet Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van het geschil met Nacora of de schades. De rechtbank oordeelt dat Gourmet niet is geslaagd in het leveren van het door haar te leveren bewijs. De vordering van Gourmet wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Raetsheren van Orden, die zijn begroot op € 13.857,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.