ECLI:NL:RBAMS:2014:1415

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
494371 / HA ZA 11-2075
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijslevering door partijgetuige in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap Gourmet B.V. tegen Raetsheren van Orden B.V., heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2014 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering van Gourmet, die als eiseres optreedt, en die stelt dat zij Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van een geschil met Nacora en de daaruit voortvloeiende schades. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij Gourmet ligt, en dat de directeur en groot-aandeelhouder van Gourmet, [naam 1], als partijgetuige geldt. Dit houdt in dat zijn verklaring geen bewijs kan opleveren in het voordeel van Gourmet, tenzij deze verklaring ter aanvulling van onvolledig bewijs strekt. De rechtbank concludeert dat er geen onvolledig bewijs aanwezig is.

De rechtbank heeft de getuigenverklaringen van verschillende betrokkenen beoordeeld. Geen van de getuigen heeft bevestigd dat Gourmet Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van het geschil met Nacora of de schades. De rechtbank oordeelt dat Gourmet niet is geslaagd in het leveren van het door haar te leveren bewijs. De vordering van Gourmet wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Raetsheren van Orden, die zijn begroot op € 13.857,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 494371 / HA ZA 11-2075
Vonnis van 26 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOURMET B.V.,
gevestigd te Grootebroek,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAETSHEREN VAN ORDEN B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Dolk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk Gourmet en Raetsheren van Orden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2013 (hierna: het tussenvonnis),
  • de processen-verbaal van getuigenverhoren van 15 oktober 2013 en 27 januari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is Goumet opgedragen te bewijzen dat zij Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van het geschil met Nacora en de 2008-schades. Gourmet heeft hierop de volgende getuigen doen horen:
  • [naam 1], [functie] van Gourmet
  • [naam 2],
  • [naam 3], voorheen als [functie] werkzaam voor Raetsheren van Orden,
  • [naam 4], voorheen als [functie] werkzaam voor Raetsheren van Orden
  • [naam 5], als [functie] werkzaam voor Gourmet,
  • [naam 6] als [functie] werkzaam bij Raetsheren van Orden,
  • [naam 7], als [functie] werkzaam voor Raetsheren van Orden.
In tegenverhoor heeft Raetsheren van Orden haar [naam 8] als getuige doen horen.
2.2.
[naam 1] heeft verklaard dat hij door [naam 2] in contact is gebracht met Raetsheren van Orden. [naam 2] heeft in zijn bijzijn met [naam 3] gebeld en iets gezegd van: ik heb hier [naam 1] zitten, die heeft problemen met zijn tussenpersoon, misschien is dat wat voor jullie. Vervolgens heeft [naam 1] in oktober 2008 gesproken met [naam 3] en [naam 4]. [naam 1] verklaart dat hij in dat gesprek heeft gezegd heeft dat hij in 2008 grote schades had gehad en dat hij zich bij de afwikkeling daarvan door Nacora in de steek gelaten voelde. Naar aanleiding van de afwijzing van de onderhavige schades door Reaal in november 2010 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden met [naam 3] en deze keer [naam 6]. [naam 1] verklaart dat hij bij dat gesprek, in aanwezigheid van [naam 5] tegen [naam 3] gezegd heeft: “jij wist toch van die schades” en dat [naam 3] dat bevestigde noch ontkende.
2.3. [naam 2] heeft verklaard dat hij in 2008 [naam 3] heeft gebeld en heeft uitgelegd dat Gourmet problemen had met haar toenmalige makelaar en gevraagd of hij interesse had. De inhoud van de problemen waren [naam 2] niet bekend.
2.4.
[naam 3] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat in 2008 is gesproken over een geschil met Nacora en twee grote schades in 2008. [naam 3] kan zich ook niet herinneren dat [naam 1] in november 2010 heeft gezegd dat de grote schades uit 2008 bij hem, [naam 3], bekend waren.
2.5.
[naam 4] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat in het gesprek in 2008 is gezegd dat Gourmet in 2008 grote schades had gehad. Wel waren schades van € 5.000 en € 7.000 bekend, maar er is in het gesprek in 2008 niet gesproken over problemen met Nacora of grote schades in 2008.
2.6.
[naam 5] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat in het gesprek in november 2010 zou zijn gesproken over de 2008-schades.
2.7.
[naam 6] heeft verklaard dat hij in 2008 niet bij het afsluiten van de verzekering betrokken is geweest. Wel was hij aanwezig bij het gesprek in november 2010. Hij denkt niet dat [naam 1] heeft gezegd dat Raetsheren van Orden wel degelijk op de hoogte was van de schades uit 2008 en kan zich niet herinneren dat zou zijn gezegd dat [naam 3] dat wel wist.
2.8.
[naam 7] heeft verklaard dat hij op basis van de informatie die hij van [naam 3] en [naam 4] had gekregen verzekeraars heeft benaderd. In oktober 2008 heeft hij contact opgenomen met [naam 1] en die heeft hem verteld dat hij 2 schades had gehad van € 5.000 en € 7.000. Op basis van die informatie heeft hij een pro-forma offerte naar Gourmet gestuurd. Op 5 december 2008 heeft hij per e-mail aan Gourmet bevestigd welk aanbod er lag en dat dat door verzekeraars was gedaan op basis van de verstrekte informatie over schades van € 5.000 en € 7.000. Hij verklaart dat hij daarop geen reactie van [naam 1] over de juistheid van de schades heeft gehad.
2.9.
[naam 8] is bij het afsluiten van de verzekering of de afhandeling van de claim niet betrokken geweest.
2.10.
Een e-mail van [naam 7] aan [naam 1] van 5 december 2008 houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
Beste [naam 1],
(…)
Dit voorstel doen verzekeraars onder voorbehoud van de twee opgegegeven temperatuurschaden van EUR 5.000,- repectievelijk EUR 7.000,- welke je beide hebt kunnen regelen. (…)
2.11.
De rechtbank stelt voorop dat [naam 1], als [functie] van Gourmet heeft te gelden als partijgetuige. Dit betekent dat zijn verklaring geen bewijs in het voordeel van Gourmet kan opleveren, tenzij die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Dat onvolledig bewijs is er niet. Geen van de overige getuigen heeft verklaard dat Gourmet Raetsheren van Orden in 2008 op de hoogte heeft gesteld van het geschil met Nacora en de 2008-schades en ook uit de in het geding gebrachte stukken blijkt daarvan niet.
2.12.
De slotsom is dat Gourmet niet is geslaagd in het door haar te leveren bewijs. De vorderingen jegens Raetsheren van Orden zullen om die reden worden afgewezen. Gourmet zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van Raetsheren van Orden tot op heden begroot op € 3.537,00 aan vastrecht en € 10.320,00 (4 punten tarief VII) aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt Gourmet in de proceskosten, aan de zijde van Raetsheren van Orden tot op heden begroot op € 13.857,00
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink, mr. A.E. de Vos en mr. K.M. van Hassel en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: