Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Inleiding
3.Het geschil
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
waarschijnlijkenige tijd kan duren voordat het tot een concrete handhavingsmaatregel komt doet hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan af. Overigens heeft de gemeente Amsterdam ter zitting bevestigd dat de status quo zal worden gehandhaafd tot aan de datum van dit vonnis.
cumulatievan schadeveroorzakende omstandigheden onevenredig worden benadeeld, hetgeen jegens hen onrechtmatig is. De gemeente Amsterdam heeft H I echter reeds bij brief van 10 juli 2009 (zie 2.13) medegedeeld dat haar coffeeshop valt onder het Coalitieproject 1012 en dat de exploitatie van de coffeeshop zal worden gedoogd tot 1 december 2012. Ook heeft de gemeente Amsterdam reeds in 2011 aangekondigd dat de werkzaamheden aan het Damrak in het kader van het project de Rode Loper begin 2013 zouden aanvangen. H I en H II hebben dan ook ruimschoots de tijd gehad zich voor te bereiden op de gevolgen van de intrekking van de gedoogverklaring en de werkzaamheden aan het Damrak. Door eerst medio 2013 over te gaan tot de daadwerkelijke start van de transformatie van de coffeeshop (zie 2.15), onder andere door het toen pas aanvragen van een omgevingsvergunning, hebben H I en H II het er in niet onbelangrijke mate zelf op laten aankomen, dat door het nalaten van tijdig te nemen maatregelen gericht op het wegvallen van inkomsten (direct danwel indirect) van de coffeeshop, dit in de tijd ging samenvallen met de gestelde gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkzaamheden aan het Damrak. De brief van de gemeente Amsterdam van 22 oktober 2012 (zie 2.17), gevolgd door de brief van 6 februari 2013 (zie 2.18) maakt dit niet anders. Het effect van een en ander – de door H I en H II gestelde omzetdaling – dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voor rekening en risico van H I en H II te komen.
hardedatum zou zijn omdat de gemeente Amsterdam de einddatum van de gedoogverklaring meerdere keren heeft verlengd volgt de voorzieningenrechter evenmin. De gemeente Amsterdam heeft ter zitting verklaard, hetgeen overigens ook volgt uit de overeenkomst van 4 juli 2013 (zie 2.22) en de brief van 31 oktober 2013 (zie 2.25), dat het vervallen van de gedoogverklaring enkel is uitgesteld met het oog op de transformatie van de coffeeshop. Men wilde kennelijk in redelijkheid zoveel mogelijk tegemoet komen aan de belangen van H I en H II. Zo staat in de considerans op de overeenkomst van 4 juli 2013 onder punt c letterlijk
“De gemeente (burgemeester) heeft (in de brief van 1 juli 2013)daaromuitstel van het vervallen van de gedoogverklaring verleend,alleen voor de feitelijke duur van de omgevingsvergunningverleningsprocedure”[onderstreping door de vzr.]. Dat de gemeente Amsterdam daarmee in het kader van het door haar terzake ingezette beleid geen redelijk belang meer zou hebben bij de datum waarop de gedoogverklaring vervalt, zoals H I en H II hebben gesteld, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
816,00