Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1. De procedure
- De tussenvonnissen van 4 augustus 2004, 24 november 2004, 15 augustus 2007, 25 februari 2009, 12 januari 2011 en 1 juni 2011
- het deskundigenbericht van 1 november 2012
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens wijziging van eis van [eisers]
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagden gezamenlijk]
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.Het verloop van de procedure tot nu toe.
In conventie en in reconventie
3.De vorderingen
- aan [eiser 2] van € 487.500,00,
- aan [eiser 3] van € 314.122,00,
- aan [eiser 1] van € 42.500,00,
ABN Amro en ING.
4.De verdere beoordeling
De rechtbank stelt vervolgens vast dat elk van partijen zich op het standpunt heeft gesteld dat zij geen verdere administratieve bescheiden meer heeft. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld is de rechtbank niet gebleken dat dit onjuist zou zijn of dat een van partijen ten onrechte bescheiden aan de deskundige zou hebben onthouden. De rechtbank kan niet vaststellen wat er is gebeurd met de originele administratie. Bij deze stand van zaken heeft de deskundige terecht en in overeenstemming met hetgeen in r.o. 2.7. van het tussenvonnis van 1 juni 2011 is overwogen, op basis van de hem wel ter beschikking staande stukken gerapporteerd.