ECLI:NL:RBAMS:2014:1384
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling onder een Letter of Credit door Siemens tegen de Central Bank of Iraq
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Siemens Aktiengesellschaft, gevestigd in München, en de Central Bank of Iraq, gevestigd in Bagdad. Siemens vorderde betaling onder een Letter of Credit (L/C) van de Bank, die de betaling had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat Siemens voldoende bewijs had geleverd dat zij tijdig de benodigde documentatie aan de adviserende bank had aangeboden. De procedure was eerder gestart met een tussenvonnis op 17 juli 2013, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde ten aanzien van de vordering tegen de Staat Irak. Hierdoor was de Staat Irak geen partij meer in de procedure.
Siemens had op 8 januari 2014 een akte ingediend met nadere bewijstukken, waarop de Bank niet had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de documenten die in de L/C waren voorgeschreven, tijdig waren verstrekt aan de adviserende bank, Dresdner Bank. De rechtbank baseerde haar oordeel op een brief van Dresdner Bank en een telex van de Bank, waaruit bleek dat er geen problemen waren met het verstrekken van de documenten. De rechtbank oordeelde dat de Bank niet had aangetoond dat de documenten niet tijdig of volledig waren verstrekt.
De rechtbank heeft de vordering van Siemens toegewezen en de Bank veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.909.223,03, vermeerderd met rente. Daarnaast werd de Bank veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Siemens waren begroot op € 11.561,64. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.