ECLI:NL:RBAMS:2014:1224

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
C-13-474577 - HA ZA 10-3523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vaststelling schadeomvang na onterecht in rekening gebrachte wisselkoersopslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MS EUROPE B.V., aangeduid als Multi Service. De procedure volgde op een tussenvonnis van 29 mei 2013, waarin werd geoordeeld dat Multi Service niet als een goed opdrachtnemer had gehandeld door zonder voorafgaand overleg meer kosten door te berekenen aan [eiseres]. De rechtbank oordeelde dat Multi Service toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij de schade die [eiseres] als gevolg daarvan had geleden, diende te vergoeden.

Multi Service had in de tussentijd aangegeven dat zij kosten maakte met betrekking tot betalingen in vreemde valuta, waaronder een opslag van 0,5% boven de wisselkoers en kosten door koersschommelingen. [eiseres] betwistte dat deze kosten via een valutarisico-opslag in rekening mochten worden gebracht, maar de rechtbank oordeelde dat Multi Service de werkelijk gemaakte kosten mocht doorberekenen. De rechtbank concludeerde dat Multi Service in totaal 1,36% aan kosten in rekening mocht brengen, en dat het teveel in rekening gebrachte bedrag aan [eiseres] moest worden terugbetaald.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat Multi Service in de periode van 2006 tot en met 2009 in totaal € 56.332,22 teveel in rekening had gebracht aan [eiseres]. Dit bedrag werd toegewezen als schadevergoeding, met wettelijke rente over het bedrag vanaf 20 april 2011. Daarnaast werd Multi Service veroordeeld in de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van Multi Service om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren werd afgewezen, omdat dit niet was toegelicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/510956 / HA ZA 12-214
Vonnis van 19 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. H.N. Florijn te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MS EUROPE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.M.A. Potter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna weer [eiseres] en Multi Service genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 mei 2013,
  • de akte na tussenvonnis van Multi Service, met producties,
  • de antwoordakte van [eiseres], met producties,
  • de akte uitlating producties van Multi Service,
  • het proces-verbaal van het op 30 januari 2014 gehouden pleidooi en de door Multi Service ten behoeve van dat pleidooi op 16 januari 2014 ingebrachte productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 29 mei 2013 is geoordeeld dat Multi Service niet als een goed opdrachtnemer heeft gehandeld door zonder voorafgaand overleg meer dan de door haar gemaakte kosten door te berekenen aan [eiseres]. De rechtbank heeft op die grond vastgesteld dat Multi Service toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen geldende overeenkomst en dat zij de schade die [eiseres] als gevolg daarvan lijdt, dient te vergoeden. De rechtbank heeft Multi Service in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de hoogte van de kosten waarmee zij ten gevolge van wisselende wisselkoersen is geconfronteerd en over de vraag in hoeverre zij daarvoor niet reeds voldoende is gecompenseerd door de in rekening gebrachte provisie.
2.2.
Multi Service heeft vervolgens toegelicht dat zij twee soorten kosten maakt met betrekking tot betalingen in vreemde valuta. Enerzijds dient zij aan de bank een opslag van 0,5% boven de geldende wisselkoers te betalen en anderzijds maakt zij kosten die worden veroorzaakt door koersschommelingen tussen het moment waarop de klant betaalt in euro’s en het moment waarop zij zelf in Zwitserse franken betaalt aan de Zwitserse autoriteiten.
2.3.
[eiseres] heeft niet weersproken dat Multi Service voor het wisselen van valuta een opslag van 0,5% aan haar bank moet betalen. Volgens haar zijn dit echter geen kosten die via een valutarisico-opslag in rekening mogen worden gebracht, omdat het algemene bedrijfskosten zijn. De rechtbank volgt [eiseres] daarin niet. In het tussenvonnis ligt het oordeel besloten dat Multi Service in elk geval wel de werkelijk door haar gemaakte kosten, die waren verbonden aan de betaling in vreemde valuta, aan [eiseres] mocht doorberekenen. Dat Multi Service dit deed onder de (mogelijk niet zo passende) noemer van een valutarisico-opslag, doet daaraan niet af. Dit betekent dat Multi Service aan [eiseres] een opslag van 0,5% boven de wisselkoers mocht berekenen.
2.4.
Ten aanzien van de overige kosten heeft Multi Service uiteengezet welke koersrisico’s zij in het algemeen liep met betrekking tot de Zwitserse frank. Aan dat betoog gaat de rechtbank voorbij, want in het tussenvonnis ligt eveneens besloten dat Multi Service niet méér dan de werkelijk door haar gemaakte kosten mocht doorberekenen. Dat betekent dat zij niet een koersrisico mocht doorberekenen dat zich niet heeft verwezenlijkt. Het wel verwezenlijkte risico daarentegen mocht zij wel doorberekenen. [eiseres] heeft na tussenvonnis uiteengezet dat in de periode die hier aan de orde is, de koers van de Zwitserse frank gemiddeld 0,86% per maand fluctueerde. Multi Service heeft dat niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Deze werkelijke koersschommelingen zijn te beschouwen als kosten die Multi Service heeft gemaakt in verband met de betalingen in vreemde valuta, zodat Multi Service deze bij [eiseres] in rekening mocht brengen. Daarbij is niet relevant of Multi Service deze kosten had kunnen vermijden, zoals [eiseres] aanvoert, omdat in het tussenvonnis geen voorbehoud is gemaakt ten aanzien van kosten die mogelijk vermeden hadden kunnen worden.
2.5.
Multi Service heeft verder toegelicht dat zij niet al voldoende is gecompenseerd door de provisie die zij in rekening heeft gebracht. Zij stelt dat zij uit die provisie de kosten voldoet om de tolservice te regelen voor de transporteur. Het gaat dan om kosten voor het actualiseren van IT- systemen, het aansluiten van nieuwe tolleveranciers, klantcontact, uitleveren van orders, facturatie, de overhead en het kantoorgebouw van Multi Service. Deze provisie is in 2006 verlaagd van 4% naar 2% en in 2009 nog verder naar 1%. Dit alles is door [eiseres] niet weersproken. [eiseres] heeft er bij pleidooi echter op gewezen dat Multi Service zelf provisie ontvangt van de Zwitserse overheid en ook renteopbrengsten genereert door de Zwitserse autoriteiten later te betalen dan het moment waarop zij betalingen van haar klanten ontvangt. Die stellingen worden evenwel gepasseerd, nu in het tussenvonnis slechts de vraag is gesteld of Multi Service is gecompenseerd door de door haar ontvangen provisie. Andere mogelijke inkomstenbronnen zijn daarbij niet genoemd, zodat die voor de vraag of Multi Service voldoende gecompenseerd is, in dit stadium van de procedure geen rol meer kunnen spelen.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Multi Service (0,5% + 0,86%=) 1,36% aan kosten in rekening mocht brengen. De teveel in rekening gebrachte opslag zal zij aan [eiseres] moeten terugbetalen. Partijen hebben, in het kader van de vraag of [eiseres] wel schade heeft geleden, nog gedebatteerd over wat er zou zijn gebeurd als Multi Service wèl op enig moment had aangekondigd dat zij een (hogere) valutarisico-opslag wilde gaan hanteren. Nu Multi Service de (verhoging van de) opslag niet heeft aangekondigd, komt het echter voor haar risico dat niet is vast te stellen of [eiseres] met die opslag akkoord zou zijn gegaan, zou zijn gaan betalen in Zwitserse franken of zou zijn overgestapt naar een andere aanbieder die geen opslag rekende. De rechtbank houdt het ervoor dat, indien Multi Service wel een aankondiging had gedaan, [eiseres] geen opslag was gaan betalen die hoger was dan de daadwerkelijk door Multi Service gemaakte kosten. Dat [eiseres] zelfs de werkelijk gemaakte kosten niet had willen betalen, is namelijk niet aannemelijk gelet op de door [eiseres] overgelegde verklaring van [naam 1]. Volgens die verklaring werd ook voor 2006 het valutarisico al doorberekend, zij het nog als onderdeel van de provisie van (toen nog) 5%. [eiseres] heeft dus altijd een zekere opslag betaald voor wisselkoerskosten.
2.7.
[eiseres] heeft in productie 8 bij dagvaarding en productie 16 bij akte vermeerdering eis gespecificeerd hoeveel zij over de jaren 2006 tot en met 2009 in totaal aan Multi Service heeft betaald, exclusief de provisie. Zij heeft daarbij ook duidelijk gemaakt welk deel van de betaalde bedragen betrekking heeft op de valutarisico-opslag. Deze specificaties zijn door Multi Service niet betwist, zodat de rechtbank ze tot uitgangspunt neemt.
2.8.
Uit de specificaties blijkt het volgende. In de eerste helft van 2006 is € 3.831,39 aan valutarisico-opslag in rekening gebracht (2%.). Dit had mogen zijn € 2.605,35 (1,36%). Het verschil is € 1.126,04. In de tweede helft van 2006 is € 10.411,55 in rekening gebracht (5%). Dit had € 2.831,94 mogen zijn (1,36%). Het verschil is € 7.579,61. In 2007 is
€ 17.970,88 in rekening gebracht (5%). Dit had mogen zijn € 4.888,10 (1,36%). Het verschil is € 13.082,78. In 2008 is € 23.934,71 in rekening gebracht (5%). Dit had mogen zijn
€ 6.510,24 (1,36%). Het verschil is € 17.424,47. In 2009, ten slotte, is € 23.378,19 in rekening gebracht (5%) en dit had € 6.358,87 mogen zijn (1,36%). Het verschil is
€ 17.019,32. In totaal is over de hele periode dus € 56.332,22 teveel in rekening gebracht. Dit is de door [eiseres] geleden schade, die Multi Service dient te vergoeden.
2.9.
Over het toe te wijzen bedrag is niet de wettelijke handelsrente, maar de gewone wettelijke rente toewijsbaar. Het gaat hier immers niet om een handelstransactie, maar om een vordering tot schadevergoeding. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, nu niet is weersproken en ook voldoende is gebleken dat dergelijke kosten zijn gemaakt, terwijl de hoogte ervan overeenstemt met de aanbevelingen in het rapport Voor-Werk II. Ten slotte zal Multi Service als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met de daarover gevorderde wettelijke rente en de nakosten zoals gevorderd. Het verzoek van Multi Service om het vonnis, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, wordt gepasseerd omdat het niet is toegelicht.

3.De beslissing

De rechtbank
  • veroordeelt Multi Service tot betaling aan [eiseres] van € 57.832,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 56.332,22 vanaf 20 april 2011 tot de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt Multi Service in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot op heden begroot op:
 € 1.789,= aan griffierecht;
 € 83,17 aan explootkosten;
 € 4.470,= aan salaris advocaat (5 punten, tarief IV);
 te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na heden;
- veroordeelt Multi Service in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,= aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,= aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
  • verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: