In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 februari 2014 een vonnis gewezen in een incident waarbij eiseressen een voorlopige voorziening hebben gevorderd. De eiseressen, bestaande uit een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap, hebben een incidentele vordering ingediend tegen Floresteca B.V., een vennootschap die zich bezighoudt met de exploitatie van teakplantages in Brazilië. De eiseressen hebben in de hoofdzaak vorderingen ingesteld op basis van niet-nakoming van verplichtingen door Floresteca B.V. met betrekking tot rentecertificaten die zij hebben aangeschaft. De rechtbank heeft vastgesteld dat Floresteca B.V. de verschuldigdheid van de hoofdsommen in de hoofdzaak niet heeft betwist en dat er een spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde voorlopige voorziening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de eiseressen zwaarder wegen dan die van Floresteca B.V. en heeft de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen. Floresteca B.V. is veroordeeld tot betaling van bedragen aan de eiseressen, vermeerderd met rente, en is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de zaak is opnieuw op de rol gezet voor 19 maart 2014.