ECLI:NL:RBAMS:2014:1117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
13-751113-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verderlevering van opgeëiste persoon aan Italië na eerdere uitlevering door Colombia

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2014 een tussenuitspraken gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Colombia, is momenteel gedetineerd in Nederland en is eerder uitgeleverd door Colombia aan Nederland onder voorwaarden, waaronder een specialiteitsbepaling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante wetsartikelen in overweging genomen. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering aan Italië dient te worden geweigerd, omdat Nederland zich aan de afspraken met Colombia moet houden. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de Overleveringswet een gesloten systeem van weigeringsgronden kent en dat de toestemming van de Colombiaanse autoriteiten voor verderlevering moet worden verkregen voordat de rechtbank kan oordelen over de overlevering aan Italië. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen toestemming van de Colombiaanse autoriteiten te verkrijgen voor de verderlevering. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, met de opdracht om de opgeëiste persoon en een tolk op een later tijdstip op te roepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751113-13 (EAB Italië)
RK nummer: 13/7646
Datum uitspraak: 28 jan 2014
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 nov 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 januari 2011 door de District Judge in Charge of Preliminary Investigations of the Ordinary Court of Catanzaro (Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "[locatie]"
te [plaats];
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 jan 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat en de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Colombiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Order for Precautionary Custody in Prison.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Italië.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Voorvraag

De raadsman stelt zich aan de hand van de ter zitting aan de rechtbank overhandigde pleitnota op het standpunt dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd en voert hiertoe kort gezegd het volgende aan.
De opgeëiste persoon bevindt zich momenteel in Nederland uit hoofde van een door Colombia ingewilligd uitleveringsverzoek afkomstig van Nederland. Het internationale recht in de verhouding Nederland-Colombia verzet zich in algemene zin tegen verderlevering; dit dient te leiden tot weigering van de gevraagde overlevering door de rechtbank. Bovendien dient tot weigering van de overlevering aan Italië van de opgeëiste persoon te leiden de omstandigheid dat de Nederlandse autoriteit concrete afspraken met de autoriteiten van Colombia heeft gemaakt, als neergelegd in de garantienota, afkomstig van het Landelijk Parket van 17 september 2013 (en dan met name hetgeen onder 3. van die nota gesteld is). Nederland zou die afspraken schenden door de opgeëiste persoon aan Italië verder te leveren.
Indien de rechtbank niet overgaat tot weigering van de overlevering van de opgeëiste persoon verzoekt de raadsman de behandeling van de zaak aan te houden om alsnog toestemming te kunnen verkrijgen van de Colombiaanse autoriteiten tot verderlevering van de opgeëiste persoon.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de Overleveringswet een gesloten stelstel van weigeringsgronden kent en dat verderlevering na uitlevering niet een zodanige weigeringsgrond oplevert. Indien de rechtbank toestemming verleent tot overlevering zal in dit geval wel door de Minister van Justitie van Nederland toestemming dienen te worden gevraagd aan de Colombiaanse autoriteiten voor de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië. De officier van justitie verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden indien de rechtbank van oordeel is dat de Colombiaanse autoriteiten dient in te stemmen met de verderlevering van de opgeëiste persoon om dit na te gaan.
De rechtbank leidt uit de stukken van het dossier het volgende af.
De Colombiaanse autoriteiten hebben bij beschikking van 1 april 2013 besloten dat de opgeëiste persoon zal worden uitgeleverd naar Nederland voor de vervolging in een Nederlandse strafzaak. De opgeëiste persoon bevindt zich momenteel in Nederland in detentie uit hoofde van voorlopige hechtenis voor die Nederlandse strafzaak. De Colombiaanse autoriteiten hebben de uitlevering aan Nederland toegestaan onder voorwaarden. Eén van die voorwaarden, zoals opgenomen in de garantienota van het Landelijk Parket van 17 november 2013 onder 3., luidt als volgt:
'Dat de uitgeleverde persoon niet berecht mag worden voor feiten die voor 1 juli 2006 hebben plaatsgevonden of andere feiten dan waarvoor de uitlevering is bevolen.'
Op 10 januari 2011 heeft de Italiaanse autoriteit een EAB tegen de opgeëiste persoon uitgevaardigd. Dit EAB verzoekt de tot overlevering van de opgeëiste persoon in verband met executie van een vonnis waarin deze is veroordeeld voor feiten die betrekking hebben op de handel in verdovende middelen in de periode van 2003 tot en met 2005.
Voordat de rechtbank kan oordelen over het thans voorliggende EAB ligt de vraag voor of de rechtbank kan oordelen over de overlevering aan Italië voordat de Colombiaanse autoriteiten toestemming voor verderlevering heeft verleend.
De rechtbank neemt hiertoe de volgende relevante wetsartikelen in ogenschouw:
- artikel 21 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel:
Dit kaderbesluit laat de verplichtingen van de uitvoerende lidstaat onverlet, indien de gezochte persoon aan die lidstaat is uitgeleverd door een derde staat die geen lid is van de Europese Unie en de gezochte persoon de bescherming geniet van de specialiteitsbepalingen van het instrument op grond waarvan hij is uitgeleverd. De uitvoerende lidstaat neemt alle nodige maatregelen om onverwijld om de toestemming te verzoeken van de staat die de gezochte persoon heeft uitgeleverd, met het oog op diens overlevering aan de uitvaardigende lidstaat. De in artikel 17 gestelde termijnen beginnen pas te lopen vanaf de datum waarop bescherming van het specialiteitsbeginsel niet langer geldt.
- artikel 22, tweede lid, OLW:
Indien de overlevering mede afhankelijk is van de instemming van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of van een derde staat, begint de in het eerste lid genoemde termijn te lopen vanaf de dag dat de vereiste instemming is ontvangen.
- Memorie van Toelichting op artikel 22, tweede lid, OLW, Kamerstukken II 2002/03, 29 042, nr. 3, p. 22:
In het tweede lid, dat uitvoering geeft aan artikel 21 van het kaderbesluit, wordt rekening gehouden met de situatie dat de opgeëiste persoon eerder aan Nederland werd overgeleverd door een andere lidstaat of uitgeleverd door een derde staat. Die overlevering respectievelijk uitlevering zal veelal onder het beding van niet verder levering, vergelijkbaar met artikel 14, tweede lid, van deze wet, zijn toegestaan. Dit heeft tot gevolg dat instemming met de verderlevering dient te worden verkregen van bedoelde staat, alvorens tot overlevering kan worden besloten. Aangezien niet valt in te schatten hoeveel tijd in de praktijk daarmee gemoeid zal zijn, is het aanvangstijdstip van de in het eerste lid genoemde termijn bepaald op de dag van het ontvangen van de instemming. De opgeëiste persoon kan in deze fase wel gedetineerd blijven. In afwachting van de beslissing van de staat die de gezochte persoon heeft uitgeleverd, vergewist de uitvoerende lidstaat zich ervan dat de materiële voorwaarden die voor een daadwerkelijke overlevering nodig zijn, gehandhaafd blijven.
De rechtbank leidt uit het voorgaande het volgende af.
Uit de aangehaalde garantienota van het Landelijk Parket blijkt dat de opgeëiste persoon onder bepaalde voorwaarden is uitgeleverd door Colombia aan Nederland, waaronder een specialiteitsbepaling. In artikel 21 van het Kaderbesluit 2002584/JBZ is bepaald dat het Kaderbesluit de bescherming, die de opgeëiste persoon geniet van de specialiteitsbepaling van het instrument op grond waarvan hij is uitgeleverd, onverlet laat.
In artikel 22, tweede lid van het OLW staat vermeld dat op het moment dat de overlevering afhankelijk is van de toestemming van de bevoegde autoriteit van een derde staat de beslistermijn wordt opgeschort. In de Memorie van Toelichting met betrekking tot deze bepaling wordt vermeld dat alvorens tot overlevering kan worden besloten door de rechtbank eerst toestemming van de autoriteit van de derde staat voor verderlevering dient te worden verkregen.
Uit de bepaling van de opschorting van de beslistermijn in de OLW en de memorie van toelichting leidt de rechtbank af dat eerst toestemming van de Colombiaanse autoriteiten tot eventuele verderlevering dient te worden verkregen alvorens de rechtbank een beslissing kan nemen over de overlevering van de opgeëiste persoon.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak aanhouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het ertoe te leiden dat toestemming van de Colombiaanse autoriteiten zal worden verkregen voor verderlevering van de opgeëiste persoon aan Italië.

5.Beslissing

Heropenthet onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd.
Steltde officier van justitie in de gelegenheid om het ertoe te leiden dat de Colombiaanse autoriteiten toestemming zullen verlenen voor de verderlevering van de opgeëiste persoon aan de Italiaanse autoriteit.
Beveeltdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveeltde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Beveeltde oproeping van een tolk in de Spaanse taal tegen het nader te bepalen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en A. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.