ECLI:NL:RBAMS:2014:1112

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
13/845675-10 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en opzettelijk doen van onjuiste aangifte loonbelasting door boekhouder

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als boekhouder betrokken was bij verschillende schoonmaakbedrijven. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de loonbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een constructie had opgezet waarbij schoonmakers als zelfstandigen werden gepresenteerd, terwijl zij in werkelijkheid werknemers waren. Dit leidde tot valsheid in geschrift en belastingfraude. De rechtbank heeft de rol van de verdachte binnen de organisaties [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C] onderzocht en geconcludeerd dat hij op de hoogte was van de onjuistheid van de aangiften. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op getuigenverklaringen, tapgesprekken en de administratie van de betrokken bedrijven. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie maanden, die niet ten uitvoer werd gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de strafprocedure onredelijk lang had geduurd, wat leidde tot een lagere strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/845675-10 (Promis)
Datum uitspraak: 17 januari 2014
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],(hierna: [verdachte])
geboren te [geboorteplaats ] op [1956],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 april 2013, 22 april 2013, 26 april 2013, 2 december 2013, 12 december 2013 en 6 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Boerlage en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

1.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het deelnemen van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk doen van valse aangifte loonbelasting (feit 1) en het opzettelijk doen van valse aangifte loonbelasting (feit 2, feit 3).
1.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.

2.Voorvragen

2.1
Bewijsuitsluiting:
De rechtbank heeft in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] vastgesteld dat enkele uitgewerkte tapgesprekken onjuist zijn weergegeven, waarbij de onjuistheden raken aan de kern van het verwijt. Deze tapgesprekken zijn opgenomen in een selectie en vormen daarin – zeker wat het aandeel daarin van verdachte [medeverdachte 1] betreft – een belangrijk aandeel. Dat maakt dat sprake is van een ernstig en onherstelbaar vormverzuim. De raadsman van verdachte [medeverdachte 1] heeft kennelijk met name de gesprekken waaraan zijn cliënt deelnemer was, uitgeluisterd. Zijn bevindingen werpen ook een schaduw op alle overige uitgewerkte tapgesprekken in het dossier. De betrouwbaarheid komt daarmee aan alle tapgesprekken te ontvallen. De rechtbank zal dan ook, mede gelet op de ernst van het verzuim, alle voor verdachte belastende tapgesprekken in het dossier van het bewijs uitsluiten.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Uit het dossier en uit wat ter zitting is besproken, leidt de rechtbank het volgende af.
3.1.1
Binnen het bedrijf [Bedrijf A] (hierna: [Bedrijf A]), gevestigd en kantoor houdend te [plaats], zijn vanaf begin 2007 volgens de volgende constructie werkzaam-heden verricht.
Die constructie (hierna: de constructie) hield in dat [Bedrijf A], als bemiddelend bedrijf, met verschillende hotels in Amsterdam overeenkwam dat in die hotels schoonmaakwerkzaam-heden werden verricht door schoonmakers die onder de naam [Bedrijf A] als zelfstandige (franchiser) werkten. De schoonmakers waren veelal personen woonachtig in[plaats] met een niet-Westerse (Afrikaanse) achtergrond, die de Nederlandse taal slechts in beperkte mate machtig waren. [Bedrijf A] droeg daarbij zorg voor de controle op de werkzaamheden van de schoonmakers, de betaling aan hen en de facturatie voor hen. De hotels betaalden voor de schoonmaakwerkzaamheden centraal, en wel aan [Bedrijf A]. [Bedrijf A] wierf de schoonmakers. Op dezelfde wijze en volgens dezelfde constructie werden deze werkzaamheden in opvolgende perioden binnen de eveneens in [plaats] gevestigde bedrijven [Bedrijf B] (hierna: [Bedrijf B]) en daarna [Bedrijf C] (hierna: [Bedrijf C]) voortgezet tot en met 17 september 2009.
Valsheid facturen
3.1.2
Vervolgens is in de eerste plaats de vraag aan de orde of de facturen van de schoonmakers aan respectievelijk [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C], vals zijn, zoals ten laste is gelegd. De verdediging heeft deze stelling van het OM niet betwist.
De rechtbank slaat daarbij acht op de in bijlage II weergegeven feiten en omstandigheden onder de titel ‘facturen’, die zijn ontleend aan de in de voetnoten weergegeven bewijsmiddelen.
Uit die feiten en omstandigheden leidt de rechtbank het volgende af.
Alle inkoopfacturen gericht aan respectievelijk [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C], waaronder ook de in de tenlastelegging opgenomen facturen, zijn facturen van schoonmaakbedrijven, die telkens zien op een bepaalde maand waarin schoonmaakwerkzaamheden verricht zijn. Op al deze facturen staat bovenaan in hoofdletters: “
schoonmaakbedrijf” gevolgd door de achternaam van de desbetreffende schoonmaker of schoonmaakster. Daaronder staat een korte omschrijving van de werkzaamheden met een totaalbedrag in euro’s inclusief èn exclusief BTW. Onderaan staat: “
storten op rekening nummer” of “
gaarne binnen 14 dagen betalen op” met daarbij een rekeningnummer. Geheel onderaan staan verdere gegevens van het betreffende schoonmaakbedrijf, waaronder een BTW-nummer.
Geen van deze schoonmaakbedrijven was echter op de respectievelijke datum van de factuur (of later in de ten laste gelegde periode) als zodanig ingeschreven bij de KvK of bekend bij de Belastingdienst. Ook anderszins blijkt niet uit het dossier van het daadwerkelijke bestaan van (één van) deze schoonmaakbedrijven.
Conclusie rechtbank
3.1.3
Daaruit volgt dat geen van de op die facturen genoemde ‘schoonmaakbedrijven’ in werkelijkheid bestond. Dat betekent tevens dat geen van de op die facturen genoemde werkzaamheden door een op die facturen genoemd schoonmaakbedrijf is of kan zijn verricht. Alle facturen zijn dan ook in strijd met de waarheid en daarmee vals.
Contracten en KvK-uittreksels
Hetzelfde geldt noodzakelijkerwijs voor de tevens in de administratie van [Bedrijf A] aangetroffen contracten tussen verschillende van deze schoonmaakbedrijven en [Bedrijf A] (en ook [Bedrijf B] en [Bedrijf C]), evenals voor de KVK-uittreksels ten aanzien van drie van deze schoonmaakbedrijven, omdat ook daarin, net als in de facturen, in strijd met de waarheid staat dat van deze schoonmaakbedrijven sprake was.
3.1.4
Mede naar aanleiding van de door de officier van justitie en de verdediging ingenomen standpunten ziet de rechtbank zich vervolgens voor de volgende vragen gesteld:
  • Had verdachte een rol binnen de genoemde bedrijven ([Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C]) en zo ja, welke?
  • Wist verdachte dat de genoemde facturen vals waren en/of daarmee de gehanteerde constructie vals was?
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kan bewezen worden verklaard dat sprake was van twee criminele samenwerkingsverbanden, te weten [Bedrijf A], bestaande uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [verdachte], en [Bedrijf B]/[Bedrijf C], bestaande uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [verdachte]. Deze organisaties en de deelnemers daarvan wisten dat er geen sprake was van het inhuren van diensten van schoonmaakbedrijven die aan alle voorwaarden voldeden, op grond van de opgesomde bewijsmiddelen.
Verdachte verrichtte de administratie voor [Bedrijf A] en tevens de aangiften BTW, die hij deed vanaf start 2008 tot en met mei 2008. Ondanks de signalen en zijn eigen twijfels is hij, zonder kritische noot, doorgegaan met het doen van belastingaangiften. Op grond daarvan kan feit 1 bewezen worden verklaard.
Specifiek ten aanzien van feit 2 en feit 3: de schoonmakers waren werknemers van [Bedrijf C]. De betalingen aan de schoonmakers mochten daarom niet als kosten voor [Bedrijf C] worden beschouwd, maar als loonbetalingen. Die loonbetalingen moesten ook als zodanig worden opgenomen in de loonbelastingaangifte van [Bedrijf C]. Hierover hadden de verdachten zich ten minste door de belastingdienst moeten laten informeren. Door dit achterwege te laten hebben [Bedrijf C] en [verdachte], en [medeverdachte 1] als feitelijk leidinggevende, de aanmerkelijke kans dat de aangiften onjuist waren, bewust aanvaard (feit 2). Hetzelfde geldt voor de loonbelastingaangiften van [Bedrijf A] (feit 3).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3: Verdachte heeft [medeverdachte 1] slechts als boekhouder op afstand geadviseerd over de door hem voorgenomen constructie en vervolgens heeft verdachte de facturen van de zelfstandige schoonmakers verwerkt en de aangiften omzetbelasting opgesteld. Verder reikte zijn betrokkenheid niet en verdachte zag ook niet meer van de bedrijfsvoering, betalingen etc. dan de stukken die hem werden toegezonden. Omdat verdachte uit mocht gaan van de juistheid van deze stukken, heeft hij nimmer opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, gehad op het doen van valse belastingaangifte.
Ook voor het verwijt van het deelnemen aan een criminele organisatie geldt dat verdachte nimmer enige wetenschap heeft gehad van het feit dat de organisatie tot oogmerk het plegen van strafbare feiten zou hebben gehad.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de wettige bewijsmiddelen, die in bijlage II zijn opgenomen, het volgende af.
3.4.1
Valselijk opmaken aangiften loonbelasting [Bedrijf C] en [Bedrijf A] (feit 2 en feit 3) en criminele organisatie (feit 1):
3.4.1.1
De rol van verdachte binnen [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C]:
[medeverdachte 1] heeft verdachte benaderd over de door hem binnen [Bedrijf A] voorgenomen constructie. Verdachte heeft [medeverdachte 1] van advies voorzien, in die zin dat hij heeft uitgelegd wat daarvoor de vereisten zijn en waaraan een zelfstandige moet voldoen. Verdachte heeft toegezegd de boekhouding van [Bedrijf A] te verzorgen. In dat verband kreeg verdachte later, toen [Bedrijf A] in bedrijf was, van [medeverdachte 1] de facturen aangeleverd, waaronder ook de facturen van de schoonmakers zelf, om de aangiften omzetbelasting van [Bedrijf A] op te maken en de aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen te laten opmaken. De aangiften loonbelasting liet verdachte vervolgens opmaken door een collega-boekhouder. Verdachte leverde aan deze persoon de benodigde gegevens van [Bedrijf A].
Dezelfde werkzaamheden verrichtte verdachte voor [Bedrijf B] en [Bedrijf C], bedrijven die op dezelfde voet en op dezelfde wijze werkzaamheden verrichtten als [Bedrijf A].
3.4.1.2
Wetenschap van valsheid
De brief vermoedelijk afkomstig van [medeverdachte 5]
Voor de terechtzitting van 19 april 2013 heeft de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1], mr. De Vries, een handgeschreven brief aan de rechtbank overhandigd, die aan mr. De Vries was verstuurd en die [medeverdachte 5] vermoedelijk had geschreven.
De rechtbank acht aannemelijk dat [medeverdachte 5] deze brief daadwerkelijk heeft geschreven, op grond van de bij de brief gevoegde kopie van het identiteitsbewijs van [medeverdachte 5] en de conclusie van het voorlopige handschriftvergelijkend onderzoek van het NFI d.d. 10 december 2013. Die conclusie luidt, kort samengevat, dat het veel waarschijnlijker is dat het handschrift is geproduceerd door [medeverdachte 5] dan door een willekeurige andere persoon. De brief is ongedateerd, maar kennelijk in de aanloop naar de terechtzittingen in april 2013 opgesteld en verzonden.
De inhoud van de brief is – voor zover hier relevant en zakelijk en samengevat – de volgende. [medeverdachte 5] heeft samen met zijn kerkgenootschap de documenten van de KvK gefabriceerd, omdat het bedrijf van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] die stukken nodig had. Hij ontving contante betalingen van [medeverdachte 1], maar ook van anderen. Daarbij nam hij twintig procent van het geld af om aan de kerk te geven, zodat deze het aan de mensen zonder werk kon geven.
Overweging en conclusie rechtbank ten aanzien van bewijswaarde brief
De inhoud van de brief vindt geen enkele steun in het dossier. Verder heeft [medeverdachte 5] zelf niet eerder, ook niet in zijn verschillende verklaringen afgelegd bij de politie, op enigerlei wijze van deze informatie melding gemaakt. Daar komt nog bij dat [medeverdachte 5], nadat de rechtbank de brief aan het dossier had toegevoegd, meermalen is opgeroepen als getuige, maar op geen van die oproepingen – ook die waarbij zijn medebrenging werd gelast – is verschenen. Het is dus niet mogelijk geweest voor de partijen en de rechtbank vragen over zijn brief aan hem te stellen.
Op grond daarvan heeft de brief onvoldoende bewijswaarde om als bewijs te kunnen meewegen bij de beoordeling van de zaak. De rechtbank zal de brief dan ook verder buiten beschouwing laten.
3.4.1.3
Beoordeling wetenschap valsheid
De rechtbank zal de verklaringen van de schoonmakers afgelegd bij zowel de politie als de RC niet gebruiken voor het bewijs.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte wist van die valsheid van de facturen van de schoonmaakbedrijven, zoals ten laste gelegd, betrekt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden. Deze leidt zij af uit de bewijsmiddelen.
Relevante feiten en omstandigheden
Verdachte wist als degene die door [medeverdachte 1] geraadpleegd was, van de constructie van [Bedrijf A] en het feit dat [medeverdachte 1] deze had bedacht en opgezet. Uit de werkzaamheden van verdachte leidt de rechtbank af dat hij moet hebben geweten dat
1) binnen [Bedrijf A] volgens de constructie werd gewerkt,
2) verdachte [medeverdachte 1] alle facturen opmaakte, ook de facturen van de schoonmakers aan [Bedrijf A],
3) de facturen van de schoonmakers alle dezelfde opmaak hadden,
4) de naam van de schoonmaakbedrijven telkens ‘schoonmaakbedrijf’ gevolgd door de achternaam van de betreffende schoonmakers was, en
5) [Bedrijf A] alle schoonmakers contant uitbetaalde, terwijl van ieder van hen, blijkens de facturen, een bankrekeningnummer bekend was.
3.4.1.4
Conclusie opmaken aangiften loonbelasting [Bedrijf C] en [Bedrijf A] (feit 2 en feit 3)
Dat een individuele schoonmaker met een dergelijke achtergrond een eigen ‘schoonmaakbedrijf’ zou hebben is mogelijk, maar niet gangbaar. Dat
alleschoonmakers een eigen schoonmaakbedrijf hadden, dat ook nog eens
telkenseen soortgelijke naam had, was zeer opmerkelijk en wijst erop dat dit gegeven kennelijk niet van de individuele schoonmakers, maar van één bron afkomstig is. Eveneens was opmerkelijk dat alle schoonmakers niet op hun bankrekening, zoals expliciet op de facturen stond vermeld, maar contant werden uitbetaald. Nu verdachte daarbij wist dat [medeverdachte 1], de bedenker en uitvoerder van de constructie, de facturen opmaakte, moest hij, zeker in zijn hoedanigheid van professioneel boekhouder, ernstig betwijfelen dat de “schoonmaakbedrijven” van de schoonmakers daadwerkelijk bestonden en lag het op zijn weg na te gaan of wat hem werd aangeleverd, kon kloppen.
Uit het dossier komen ook overigens geen objectieve omstandigheden naar voren die erop wijzen dat de schoonmakers zelfstandigen waren.
De logische beweegreden voor deze valsheid moet verdachte, opnieuw zeker in zijn hoedanigheid van boekhouder, eveneens duidelijk zijn geweest. Door in strijd met de waarheid voor te wenden dat sprake was van zelfstandigheid van de schoonmakers, hoefde [Bedrijf A] hen niet in loondienst te nemen en was zij niet verplicht loonbelasting op de betalingen aan de schoonmakers in te houden. Daarin past ook het feit dat contant aan de schoonmakers werd betaald. Dat maakte oncontroleerbaar welk bedrag daadwerkelijk aan hen werd betaald en of daarbij ook BTW werd betaald.
Verdachte heeft echter niet geverifieerd of de schoonmakers daadwerkelijk bij de KvK waren ingeschreven, of nadere vragen aan [medeverdachte 1] gesteld. Door zonder dat onderzoek voort te gaan met zijn werkzaamheden moet verdachte hebben geweten dat de schoonmakers, anders dan volgens de constructie, in werkelijkheid geen zelfstandigen waren, waardoor de administratie van [Bedrijf A] vals was, evenals later ook die van [Bedrijf C], omdat daar volgens dezelfde constructie werd gewerkt.
Verdachte verzorgde op basis van die valse bedrijfsadministratie de belastingaangiften van [Bedrijf A] en [Bedrijf C], waaronder de aangifte loonbelasting/premie volksverzekeringen. Hij wist dat hij door de valsheid een te laag bedrag aan loon en premie opgaf, waardoor te weinig belasting werd geheven. Hij wist immers dat de schoonmakers geen zelfstandigen, maar in werkelijkheid – als logische tegenhanger daarvan – werknemers van [Bedrijf A] en later [Bedrijf C] waren. Ook het aanvullende juridische vereiste voor een dienstbetrekking, te weten naast arbeid en loon ook een gezagsverhouding, was aanwezig en dit wist verdachte ook. Veel schoonmakers werkten blijkens de facturen [1] per maand veelvuldig en langdurig en ook soms verschillende maanden achtereen voor [Bedrijf A] en [Bedrijf C], terwijl [Bedrijf A] en [Bedrijf C] buiten het verrichten van de schoonmaakwerkzaamheden al het overige voor de rekening namen, te weten: de administratie en facturering, en de betaling.
Daarmee maakte hij zich samen met een ander schuldig aan het opzettelijk onjuist doen van aangifte loonbelasting/ premie volksverzekering voor [Bedrijf C] (feit 2) en voor [Bedrijf A] (feit 3).
3.4.1.5
Ten aanzien van de criminele organisatie (feit 1):
Uit de voorgaande overweging vloeit voort dat verdachte zich tevens schuldig gemaakt heeft aan het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (valsheid in geschrifte en het opzettelijk onjuist doen van aangifte loonbelasting). Dit geldt zowel voor de periode van [Bedrijf A] als voor de periode van [Bedrijf B]/[Bedrijf C]. Verdachte wist dat de feiten – deels door hemzelf – voortdurend en in georganiseerd verband werden gepleegd, namelijk achtereenvolgens de bedrijven [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C]. Verdachte had daarbij constant contact met medewerkers ([medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) van deze bedrijven, die net als verdachte wisten van het oogmerk van deze organisaties en daarbinnen ieder hun eigen rol vervulden. Verdachte was als boekhouder weliswaar geen werknemer van deze bedrijven, maar zijn aandeel - het blijven verzorgen van de aangiften loonbelasting – was direct verbonden aan het criminele oogmerk van de organisatie en zijn rol daarin was essentieel.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2009 in de gemeenten Amsterdam en Amstelveen, heeft deelgenomen aan organisaties, te weten
- een samenwerkingsverband, gebruikmakend van de naam en de onderneming [Bedrijf A] en bestaande uit hem, verdachte en[medeverdachte 1] (geboren op [1973 ]) en [medeverdachte 3] en[medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en een of meer andere natuurlijke personen en
- een samenwerkingsverband, gebruikmakend van de namen en de ondernemingen [Bedrijf B] en [Bedrijf C] en bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] (geboren op [1973 ]) en [medeverdachte 2] en[medeverdachte 5] en een of meer andere natuurlijke personen, welke organisaties tot oogmerk hadden het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot door schoonmaakbedrijven aan [Bedrijf A] en [Bedrijf B] en [Bedrijf C] gerichte inkoopfacturen en door [Bedrijf A] en [Bedrijf B] en [Bedrijf C] met schoonmaakbedrijven afgesloten contracten (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en
- het opzettelijk doen van onjuiste aangiften loonheffing/premie volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] h/o [Bedrijf A] en [medeverdachte 1] h/o [Bedrijf B] en/of [Bedrijf C] (artikel 69 lid 2 AWR);
2.
in de periode van 2 maart 2009 tot en met 17 september 2009 in de gemeenten Amsterdam en Amstelveen en Apeldoorn tezamen en in vereniging met [Bedrijf C], verder te noemen '[Bedrijf C]', opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [Bedrijf C] over de perioden 1 januari 2009 tot 31 januari 2009 en 1 maart 2009 tot 31 maart 2009 en 1 mei 2009 tot 31 mei 2009 en 1 augustus 2009 tot 31 augustus 2009 en andere aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (DOC/435-35 tot en met DOC/435-43) onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen en de Belastingdienst te Apeldoorn ingediende aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen voornoemd - zakelijk weergegeven - een te laag bedrag aan loon (loonbelasting / premie volksverzekeringen) en een te laag bedrag aan totaal te betalen loonheffing/premie volksverzekeringen opgegeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
3.
in de periode van 24 juli 2007 tot en met 4 juni 2008 in de gemeenten Amsterdam en Amstelveen en Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] h/o [Bedrijf A] over de tijdvakken juni 2007 en september 2007 en maart 2008 en mei 2008 en andere aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (DOC/435-01 tot en met DOC/435-24) onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen en de Belastingdienst te Apeldoorn ingediende aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen voornoemd - zakelijk weergegeven - een te laag totaalbedrag aan loon en een te laag bedrag aan totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgegeven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van een eventuele strafmaat heeft de raadsman het opleggen van een werkstraf bepleit. Daartoe heeft hij erop gewezen dat deze strafprocedure onredelijk lang heeft geduurd en dat verdachte niet eerder is veroordeeld en sinds de onderhavige feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan het plegen van loonbelastingfraude, en – omdat zij dat feit en het daaraan ten grondslag liggende feit van valsheid in geschrifte voortdurend en gedurende langere tijd in het kader van bedrijven hebben gepleegd – ook aan het deelnemen van criminele organisaties die het plegen van die feiten ten doel hadden. De constructie was geraffineerd van aard. Ook slaat de rechtbank acht op de duur van de strafbare feiten en de omvang van de zaak, in het bijzonder het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Dat nadeel bestaat uit het nadeel voor concurrerende schoonmaakbedrijven en het nadeel voor de Belastingdienst en daarmee de gemeenschap. Dat laatste wordt berekend op ruim anderhalf miljoen euro [2] .
De rechtbank weegt mee dat de organisaties waaraan verdachte deelnam, zich niet enkel en alleen op het plegen van misdrijven toelegden – er werden ook legale werkzaamheden verricht. Verder heerste binnen de organisaties geen sfeer van dwang en dreiging, zoals in andere criminele organisaties doorgaans wel het geval is.
Ook was de rol van verdachte binnen de organisatie nadrukkelijk anders dan die van de mededader [medeverdachte 1]. Anders dan laatstgenoemde heeft verdachte bij het plegen van het basisdelict in deze zaak, het opmaken van valse facturen en bedrijfsadministraties, zelf geen actieve bemoeienis gehad, maar is hij slechts met de resultaten daarvan geconfronteerd. Verdachte moest als boekhouder weten dat die resultaten vals waren had en hij had op grond van die resultaten niet de aangiften loonbelasting mogen opmaken. Verdachte is daarmee echter ook vooral het slachtoffer van andermans crimineel handelen geworden.
De rechtbank slaat acht op het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. In strafmatigende zin weegt ook de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte mee, zoals daarvan mede blijkt uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 27 september 2011. Verdachte heeft ten gevolge van deze strafzaak zijn baan verloren. Ook heeft deze zaak een rol heeft gespeeld bij de beslissing van zijn opvolgende werkgever zijn dienstverband niet te verlengen. In deze al roerige periode is de vrouw van verdachte komen te overlijden. De impact van dit alles op verdachte is dan ook groot geweest.
De rechtbank acht gelet op de inhoud van het rapport en haar indruk van de verdachte ter terechtzitting het gevaar op herhaling verwaarloosbaar.
Al het voorgaande in ogenschouw genomen is in beginsel een gevangenisstraf van enkele maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
In deze zaak heeft de politie verdachte voor het eerst op 8 februari 2010 verhoord. Die dag geldt als de dag waarop de op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Verdachte heeft vanaf dat moment kunnen verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Op 24 maart 2011 heeft een zogenaamde proformazitting plaatsgevonden, waarna de zaak tegen verdachte en de overige zaken van de megazaak [megazaak] zijn teruggewezen naar de RC. Op de terechtzittingen in april 2013 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Die kon echter niet worden afgerond, omdat de zaken opnieuw teruggewezen moesten worden naar de RC voor het horen van nog één onvoorziene getuige. De inhoudelijke behandeling is ten slotte afgerond in december 2013, waarna het onderzoek op de terechtzitting van 6 januari 2014 is gesloten. De behandeling van de zaak ter terechtzitting zal zijn afgerond met een eindvonnis nagenoeg vier jaren nadat de genoemde termijn is aangevangen. In beginsel staat daarvoor, als redelijke termijn in de zin van art. 6 EVRM, twee jaar.
De omvang en complexiteit van de zaak en het onderzoek door de RC rechtvaardigen enige overschrijding maar niet de extra overschrijding van ruim anderhalf jaar, gedurende welke periode verdachte in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afloop van het proces. Vanwege die buitensporige vertraging zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de plaats daarvan kiest zij voor een werkstraf van maximale duur.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
2 en 3.

medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis van 120 dagen zal worden toegepast, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. T.H. van Voorst Vader en R. Hirzalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2014.
Bijlage I – de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2009 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), te weten - een samenwerkingsverband, gebruikmakend van de naam en/of de onderneming [Bedrijf A] en bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] (geboren op [1973 ]) en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer andere natuurijke en/of rechtspersonen en/of - een samenwerkingsverband, gebruikmakend van de na(a)m(en) en/of de onderneming(en) [Bedrijf B] en/of [Bedrijf C] en (telkens) bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] (geboren op [1973 ]) en/of [medeverdachte 2] en/of A. [medeverdachte 5] en/of een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, welke organisatie(s) (telkens) tot oogmerk had(den) het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van valsheid in geschrift met betrekking tot door schoonmaakbedrijven aan [Bedrijf A] en/of [Bedrijf B] en/of [Bedrijf C] gerichte inkoopfacturen en/of door [Bedrijf A] en/of [Bedrijf B] en/of [Bedrijf C] met schoonmaakbedrijven afgesloten contracten (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk doen van onjuiste aangiften loonheffing/premie volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] h/o [Bedrijf A] en/of [medeverdachte 1] h/o [Bedrijf B] en/of [Bedrijf C]
(artikel 69 lid 2 AWR);
art. 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 maart 2009 tot en met 17 september 2009 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Amstelveen en/of Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [Bedrijf C], verder te noemen '[Bedrijf C]' en/of anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [Bedrijf C] over de periode(n) 1 januari 2009 tot 31 januari 2009 en/of 1 maart 2009 tot 31 maart 2009 en/of 1 mei 2009 tot 31 mei 2009 en/of 1 augustus 2009 tot 31 augustus 2009 en/of een of meer ander(e) aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (DOC/435-35 tot en met DOC/435-43) (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen voornoemd (telkens) - zakelijk weergegeven - een te laag bedrag aan loon loonbelasting / premie volksverzekeringen en/of een te laag bedrag aan totaal te betalen loonheffing/premie volksverzekeringen opgegeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 juli 2007 tot en met 4 juni 2008 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Amstelveen en/of Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] h/o [Bedrijf A] over de/het tijdvak(ken) juni 2007 en/of september 2007 en/of maart 2008 en/of mei 2008 en/of een of meer ander(e) aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (DOC/435-01 tot en met DOC/435-24) (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval bij de Belastingdienst ingediende aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen voornoemd (telkens) - zakelijk weergegeven - een te laag totaalbedrag aan loon en/of een te laag bedrag aan totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgegeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van Strafrecht
Bijlage II - de bewijsmiddelen
De facturen:
De volgende feiten en omstandigheden zijn ontleend aan de in de voetnoten aangehaalde wettige bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden ten aanzien van de verschillende feiten gebruikt zoals hierna wordt aangegeven.
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverband [Bedrijf A]:
Het gaat hierna in de voetnoten telkens om geschriften, zijnde gedateerde facturen van een schoonmaakbedrijf met een bepaalde naam gericht aan [Bedrijf A]. De rechtbank zal hierna van de inhoud van die facturen slechts de naam van het schoonmaakbedrijf en de datum weergeven.
[naam]gedateerd 01-05-2007 [3] ;
[persoon 1]gedateerd 01-12-2007 [4] ;
[persoon 2]gedateerd 01-09-2007 [5] ;
[naam]gedateerd 01-10-2007 [6] ;
[persoon 5]gedateerd 01-11-2007 [7] ;
[persoon 6]gedateerd 01-08-2007 [8] ;
[persoon 3]gedateerd 01-09-2007 [9] ;
[persoon 9]gedateerd 01-12-2007 [10] ;
En de volgende facturen, in de tenlastelegging slechts aangeduid met een nummer:
[naam]gedateerd 1-6-2007 t/m 1-12-2007 [11] ;
[persoon 1]gedateerd 1-6-2007 t/m 1-11-2007 [12] ;
[persoon 2]gedateerd 1-11-2007 en 1-10-2007 [13] ; [persoon 2] gedateerd 1-07-2007 en 1-08-2007 [14] ;
[persoon 3]gedateerd 1-11-2007 en 1-10-2007 [15] ; [persoon 3] gedateerd 1-08-2007 en 1-05-2007 [16] ;
[naam]gedateerd 01-12-2007 [17] ;
[persoon 5]gedateerd 01-10-2007 [18] ;
[naam]gedateerd 1-09-2007 t/m 1-11-2007 [19] ; [naam] gedateerd 1-07-2007 [20] ;
[naam]gedateerd 1-05-2007 t/m 1-12-2007 [21] ;
[persoon 6]gedateerd 1-12-2007 [22] ;
[naam]gedateerd 1-05-2007 t/m 1-12-2007 [23] ;
[persoon 7]gedateerd 1-05-2007 t/m 1-12-2007 [24] ;
[persoon 10]gedateerd 1-05-2007 t/m 1-12-2007 [25] ;
[persoon 9]gedateerd 1-05-2007 t/m 1-11-2007 [26] ;
[persoon 11]gedateerd 1-06-2007 en 1-08-2007 t/m 1-12-2007 [27] .
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverband [Bedrijf B]:
Het gaat hierna in de voetnoten telkens om geschriften, zijnde gedateerde facturen van een schoonmaakbedrijf met een bepaalde naam gericht aan [Bedrijf B]. De rechtbank zal hierna van de inhoud van die facturen slechts de naam van het schoonmaakbedrijf en de datum weergeven.
[persoon 3]gedateerd 1-12-2008 [28] ;
[persoon 8]gedateerd 1-6-2008 [29] ;
[persoon 7]gedateerd 31-12-2008 [30] ;
En de volgende, in de tenlastelegging slechts aangeduid met een nummer:
[persoon 3] gedateerd 1-9-2008 t/m 1-12-2008 [31] ; [persoon 7] gedateerd 1-6-2008 t/m 1-12-2008 [32] ; [persoon 8] gedateerd 1-7-2008 t/m 12-2008 [33] .
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverband [Bedrijf C]:
Het gaat hierna in de voetnoten telkens om geschriften, zijnde gedateerde facturen van een schoonmaakbedrijf met een bepaalde naam gericht aan [Bedrijf C]. De rechtbank zal hierna van de inhoud van die facturen slechts de naam van het schoonmaakbedrijf en de datum weergeven.
[persoon 3]gedateerd 31-1-2009 [34] ;
[persoon 8]gedateerd 1-3-2009 [35] ;
[persoon 7]gedateerd 1-1-2009 [36] ;
En de volgende, in de tenlastelegging slechts aangeduid met een nummer:
[persoon 7] gedateerd 1-2-2009 en 1-3-2009 [37] ; [persoon 3] gedateerd 1-2-2009 en 1-3-2009 [38] ; [persoon 8] gedateerd 31-1-2009 en 1-2-2009 [39] .
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverband [Bedrijf A]:
Onderzoek inkoopfacturen gericht aan [Bedrijf A], december 2007
Naar de inkoopfacturen over de maand december 2007 gericht aan [Bedrijf A] is onderzoek verricht. Daaruit blijkt het volgende. Er is door 52 bedrijven aan [Bedrijf A] gefactureerd. Bovenaan staat in grote letters de naam van het schoonmaakbedrijf vermeld. Als omschrijving staat vermeld dat het gaat om schoonmaakwerkzaamheden over de maand november 2007. Er staat een totaalbedrag exclusief BTW vermeld achter de omschrijving. Onderaan de facturen staat een bedrag aan BTW vermeld en een totaalbedrag van de facturen inclusief BTW. Verder staat in de voettekst onderaan de facturen de naam van het schoonmaakbedrijf, het adres, het telefoonnummer, het bankrekeningnummer en het BTW-nummer vermeld. Voor alle namen staat op de factuur het woord “schoonmaakbedrijf”.
Geen van deze ondernemingen is bekend bij de KvK, ook niet via hun adres. Geen van de ondernemingen is met economische activiteiten en/of OB-activiteiten bekend bij de Belastingdienst. Er zijn enkele afwijkingen in factuurdatum en er zijn tussen de facturen een aantal doublures van adressen en BTW-nummers. [40]
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverbanden [Bedrijf C]:
Onderzoek facturen gericht aan [Bedrijf C], 1e kwartaal 2009
Over de maanden januari en februari 2009 waren zowel inkoop- als verkoopfacturen aanwezig van [Bedrijf C]. Vanaf maart 2009 waren alleen verkoopfacturen aanwezig. De facturen zien op werkzaamheden verricht in januari 2009, nogmaals januari 2009 en februari 2009. Ten aanzien van tien bedrijven worden over de maand januari twee facturen uitgebracht. Een met de datum 31-1-2009, een met de datum 1-2-2009. De inkoopfacturen van alle ondernemingen die aan [Bedrijf C] hebben gefactureerd, zijn nader onderzocht.
Geen van de facturen genoemde BTW-nummers betreft een bestaand nummer. Geen van de ondernemingen is met economische activiteiten en/of OB-activiteiten bekend bij de Belastingdienst. (…) Geen van de ondernemingen is bekend bij de KvK, ook niet via hun adres.
Er zijn tussen de facturen een aantal doublures van adressen en van BTW-nummers. Ook voeren een aantal bedrijven verschillende adressen en verschillende BTW-nummers. Op een aantal facturen staan de NAW-gegevens van een ander bedrijf.
Op geen van de adressen zijn de personen woonachtig, op wiens naam de ondernemingen zijn gevestigd.
In 26 gevallen behoorde de vermelde postcode niet bij het vermelde adres of ging het om een niet-bestaand adres. [41]
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverbanden [Bedrijf A] en [Bedrijf B]/[Bedrijf C]:
Onderzoeken individuele schoonmakers:
Uit het onderzoek van de inbeslaggenomen administratie van [Bedrijf A] blijkt het volgende.
Onderzoek [persoon 1]
Een getekend contract werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 1] (vertegenwoordigd door [persoon 1]) met [Bedrijf A] d.d. 6 maart 2007, met daarbij een kopie van uit het handelsregister van de KvK met betrekking tot het bedrijf van [persoon 1]. Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: onderaan staat vermeld de naam van schoonmaakbedrijf [naam]. Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming. [42]
Onderzoek [persoon 2]
Een getekend contract werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 2] (vertegenwoordigd door[persoon 2]) met [Bedrijf A] d.d. 29 juni 2007. Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: de facturen zijn voorzien van een rekeningnummer van Schoonmaakbedrijf [naam]. Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming. [43]
Onderzoek [persoon 3]
Een getekend contract werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 3] (vertegenwoordigd door [persoon 3]) met [Bedrijf A] d.d. 6 maart 2007, met daarbij een kopie van uit het handelsregister van de KvK met betrekking tot bedrijf van [persoon 3]
.Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming. [44]
Aanvullend onderzoek [persoon 3]
Naast het genoemde contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 3] met [Bedrijf A] zijn er ook nog contracten van dat Schoonmaakbedrijf [persoon 3] met [Bedrijf B] (d.d. 30 juli 2008) en [Bedrijf C] (d.d. 1 januari 2009). Ook zijn er in verband met [Bedrijf A] een aantal kwitanties (in verband met facturen aan Schoonmaakbedrijf [persoon 3]) aangetroffen. Verder komt de naam ‘[naam]’ op verschillende betaallijsten in verband met hotel [hotel naam 1] naar voren. Ook op werklijsten van dat hotel, in verband met augustus en september 2009, komt die naam regelmatig voor. [45]
Onderzoek [persoon 4]
Een getekend contract werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 4] (vertegenwoordigd door[persoon 4]) met [Bedrijf A] d.d. 6 maart 2007
.Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming. [46]
Onderzoek [persoon 5]
Bij het getekende contract: werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 5] (vertegenwoordigd door [persoon 5]) met [Bedrijf A] d.d. 28 jun 2007
.Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming.
Over de facturen van schoonmaakbedrijf [naam]: adres, bankrekeningnummer, telefoonnummer, BTW-nummer komen overeen met facturen [persoon 5]. Ook dit bedrijf ontbreekt in de KvK. [47]
Onderzoek [persoon 6]
Bij het getekende contract: werk in onderaanneming van Schoonmaakbedrijf [persoon 6] (vertegenwoordigd door[persoon 6]) met [Bedrijf A] d.d. 23 juni 2007
.Uit de online informatie van de KvK blijkt echter dat deze onderneming onbekend is.
Bij de facturen: Ook hiervoor geldt dat dit bedrijf niet staat ingeschreven in de KvK. Het BTW-nummer is onbekend dan wel niet afgegeven voor deze onderneming.
Over de facturen 1-6-2007 t/m 1-11-2007 van schoonmaakbedrijf [naam]: adres, bankrekeningnummer, telefoonnummer, BTW-nummer komen overeen met facturen [persoon 6]. Ook dit bedrijf ontbreekt in de KvK.
Over nog een reeks facturen 1-5-2007 t/m 1-12-2007 van schoonmaakbedrijf [naam]: ander vestigingsadres, maar bankrekeningnummer, telefoonnummer, BTW-nummer komen overeen met facturen [persoon 6]. Ook op dit adres ontbreekt dit bedrijf in de KvK. [48]
Onderzoek [persoon 7]
Niet alleen blijkt van een contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 7] (vertegenwoordigd door [persoon 7]) met [Bedrijf A] (d.d. 5 juni 2007), met [Bedrijf B] (d.d. 1 juni 2008) en met [Bedrijf C] (d.d. 1 januari 2009) (alle onder DOC/264), ook blijkt van facturen aan die drie bedrijven van Schoonmaakbedrijf [persoon 7], en van een aantal bijbehorende kwitantiebriefjes aan [Bedrijf A].
Verder staat de naam [naam] of [persoon 7] op een tiental betaal- dan wel namenlijsten.
Getuige [getuige 1] herkent haar op de foto en zegt dat [persoon 7] enkele maanden bij hotel [hotel naam 2] heeft gewerkt.
Uit de online informatie van de KvK blijkt dat deze onderneming onbekend is; het BTW-nummer op de facturen is onbekend bij de Belastingdienst. [49]
Onderzoek [persoon 8]
Niet alleen blijkt van een contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 8] (vertegenwoordigd door [persoon 8]) met [Bedrijf A] (d.d. 9 augustus 07), met [Bedrijf B] (d.d. 1 juni 08) en met [Bedrijf C] (1 januari 2009) (alle onder DOC276), ook blijkt van facturen aan die drie bedrijven van Schoonmaakbedrijf [persoon 8].
Verder staat de naam [naam] dan wel [persoon 8] op enkele betaal- dan wel namenlijsten.
Getuigen [getuige 1] en [hotel naam 2] herkennen haar van de getoonde foto.
Uit de online informatie van de KvK blijkt dat deze onderneming onbekend is; het BTW-nummer op de facturen is onbekend bij de Belastingdienst. [50]
Onderzoek [persoon 9]
Niet alleen blijkt van een contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 9] (vertegenwoordigd door [persoon 9]) met [Bedrijf A] (d.d. 6 januari 2007), met [Bedrijf B] (d.d. 1 juni 08) en met [Bedrijf C] (d.d. 1 januari 2009) (alle onder DOC/273), ook blijkt van facturen aan die drie bedrijven van Schoonmaakbedrijf [persoon 9].
Verder staat de naam [naam] op een ruim twintig betaal- dan wel namenlijsten. Op maandag 4 juni 2007 is [persoon 9] werkend aangetroffen in hotel [hotel naam 3]. Een werknemer van het hotel deelde mee dat zij werkzaam was via [Bedrijf A].
Uit de online informatie van de KvK blijkt dat deze onderneming onbekend is; het BTW-nummer op de facturen is onbekend bij de Belastingdienst. [51]
Onderzoek [persoon 10]
Niet alleen blijkt van een contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 10] (vertegenwoordigd door [persoon 10]) met [Bedrijf A] (d.d. 26 maart 2007), met [Bedrijf B] (d.d. 1 juni 2008) en met [Bedrijf C] (1 januari 09) (alle onder DOC269), ook blijkt van facturen van facturen aan die drie bedrijven van Schoonmaakbedrijf [persoon 10].
Verder staat de naam [naam] op een tiental betaal- dan wel namenlijsten.
Er is één tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [persoon 10], over werken in hotel [hotel naam 3].
Op maandag 4 juni 2007 is [persoon 10] werkend aangetroffen in hotel [hotel naam 3]. Een werknemer van het hotel deelde mee dat zij werkzaam was via [Bedrijf A].
Uit de online informatie van de KvK blijkt dat deze onderneming onbekend is; het BTW-nummer op de facturen is onbekend bij de Belastingdienst. [52]
Onderzoek [persoon 11]
Niet alleen blijkt van een contract van Schoonmaakbedrijf [persoon 11] (vertegenwoordigd door [persoon 11]) met [Bedrijf A] (d.d. 10 augustus 2007), met [Bedrijf B] (d.d. 1 juni 2008) en met [Bedrijf C] (1 januari 2009) (alle onder DOC/264), ook blijkt van facturen aan [Bedrijf A] en [Bedrijf C] van Schoonmaakbedrijf [persoon 11].
Verder staat de naam [naam] of [persoon 11] op een drietal betaal- dan wel namenlijsten en op een aantal werklijsten over juni en september 09. En ook staat de naam [persoon 11] op een meerdere door hotel [hotel naam 2] afgegeven werklijsten van mei t/m oktober 2009.
Uit de online informatie van de KvK blijkt dat deze onderneming onbekend is; het BTW-nummer op de facturen is onbekend bij de Belastingdienst. [53]
De aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen:
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
Ten aanzien van [Bedrijf C]:
Het gaat hierna in de voetnoten telkens om geschriften, zijnde aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [Bedrijf C] over een bepaalde maand. De rechtbank zal hierna van de inhoud van die aangiften slechts de desbetreffende maanden en het aantal werknemers weergeven.
januari 2009; februari 2009, maart 2009; april 2009; mei 2009; augustus 2009; het aantal werknemers is telkens 2. [54]
Ten aanzien van [Bedrijf A]:
Het gaat hierna in de voetnoten telkens om geschriften, zijnde aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [medeverdachte 3] h/o [Bedrijf A] over een bepaalde maand. De rechtbank zal hierna van de inhoud van die aangiften slechts de desbetreffende maanden en het aantal werknemers weergeven.
juni 2007; juli 2007; september 2007; oktober 2007; november 2007; december 2007; voor de voorgaande maanden is de enige werknemer [medeverdachte 2]; voor de navolgende maanden zijn de werknemers [medeverdachte 2] en [persoon 12]: januari 2008; februari 2008; maart 2008; april 2008; mei 2008; [55]
Overige bewijsmiddelen
De volgende feiten en omstandigheden zijn ontleend aan de hierna weergegeven genummerde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverbanden [Bedrijf A] en [Bedrijf B]/[Bedrijf C], feit 2, feit 3:
1.
Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 4 november 2008 (Doc/005-01, pag. 1855).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Handelsnaam: [Bedrijf A]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Adres: [vestigingsadres]
Correspondentieadres: [correspondentieadres]
Datum vestiging: 20 april 2006
De onderneming wordt gedreven voor rekening van:
Naam: [medeverdachte 3]
Geboortedatum en –plaats: [1971], [geboorteplaats ]
Op 24 oktober 2008 is de inschrijving wegens opheffing van de activiteiten ambtshalve doorgehaald.
2.
Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 31 maart 2010 (Doc/171-01, pag. 2151).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Handelsnaam: [Bedrijf B]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Adres: [vestigingsadres]
Datum vestiging: 1 januari 2007
De onderneming wordt gedreven voor rekening van:
Naam: [medeverdachte 1]
Geboortedatum en –plaats: [1973 ], [geboorteplaats ]
Op 5 januari 2010 is geregistreerd dat de activiteiten zijn gestaakt met ingang van 31 december 2009.
3.
Driemaal een geschrift, zijnde telkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. respectievelijk 9 juli 2009, 23 september 2009 en 14 januari 2010 (Doc/154, Doc/156 en Doc/1056-01, pag. 2128 e.v.).
Deze geschriften houden onder meer in, zakelijk weergegeven:
Doc/154
Rechtsvorm: Buitenlandse vennootschap: Private limited company (UK)
Naam: [Bedrijf C]
Onderneming:
Handelsnaam: [Bedrijf C]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Adres: [vestigingsadres]
Correspondentieadres: [correspondentieadres]
Datum vestiging: 22 augustus 2008
Bestuurder:
Naam:[medeverdachte 1]
Geboortedatum en –plaats: [1973 ], [geboorteplaats ]
Doc/156
Onderneming:
Handelsnaam: [Bedrijf C]
Bestuurder:
Naam: [medeverdachte 2]
Geboortedatum en –plaats: [1984], [geboorteplaats ]
Infunctietreding: 6 augustus 2009
Doc/156-01
Onderneming:
Handelsnaam: [Bedrijf C]
Bestuurder:
Naam: [medeverdachte 1]
Geboortedatum en –plaats: [1973 ], [geboorteplaats ]
Infunctietreding: 11 augustus 2009
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverband [Bedrijf A], feit 3
4.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 3 maart 2010 (V03-03, pag. 784 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] heeft de touwtjes in handen en regelde alles. Hij deed de financiën en deed de contracten naar de zzp-ers, de boekhouding, hij had een bankpas, hij deed de administratie, en regelde alles met de boekhouder. Hij had alle spullen en ging altijd naar de hotels mee, als ik de afspraken had gemaakt. Dit is met betrekking tot [Bedrijf A].
[medeverdachte 2], het nichtje van [medeverdachte 1], was zijn rechterhand. In het begin controleerde zij alles, in opdracht van [medeverdachte 1].
[medeverdachte 5] ken ik uit de [periode A]. Hij leverde de schoonmakers. Na de splitsing ging hij met [medeverdachte 1] mee.
Over [Bedrijf A] Ltd: [medeverdachte 1] kwam bij mij en wilde een Ltd oprichten. Wij zouden allebei een Ltd nemen. Daarvoor gingen wij samen naar het Haags Juristencollege. Ik weet niet hoe lang [Bedrijf A] Ltd heeft bestaan. Een Ltd stond niet netjes ten opzichte van klanten, dus werd het een eenmanszaak. [medeverdachte 5] was voor het personeel, [medeverdachte 3] heeft werk uitgevoerd en controle gedaan. [medeverdachte 1] en ik deden ook controles. Zou kunnen dat [medeverdachte 3] dga van [Bedrijf A] Ltd was. De onderneming was echter van [medeverdachte 1].
Het werk was schoonmaken in hotels. [medeverdachte 5] regelde het personeel, meestal mensen uit Ghana, hardwerkende mensen. [medeverdachte 5] had een voorname positie in de [buurt]. De schoonmakers kregen via [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een contract. (…)
Kwitanties werden wel afgegeven, maar veel geld is contant gegeven zonder kwitanties. [medeverdachte 1] bedacht dat een vast bedrag per dag werd betaald, niet per uur. Mijn invloed is alleen geweest dat ik al het werk heb binnengehaald. Ik had met [medeverdachte 5] veel contact over personeel en werk. Heel af en toe bracht ik geld naar hem. Onder contracten tussen [Bedrijf A] en hotels heb ik mijn handtekening gezet, hoewel ik niet tekenbevoegd was. Ik wist ook dat er contracten tussen [Bedrijf A] en de schoonmakers waren.
Mijn inkomsten waren nihil, want niks stond op papier. [medeverdachte 1] onderhield mij. Hij betaalde bijv. de auto en dat is nog steeds zo. Ik was erg afhankelijk van hem.
[medeverdachte 3] was op papier de eigenaar van [Bedrijf A]; we hebben hem daartoe niet gedwongen. Hij was het manusje van alles.
Ik weet best dat de schoonmakers zwart wilden worden uitbetaald. Ik weet dat er op een gegegeven moment veel werk is gemaakt van de contracten van de schoonmakers. [medeverdachte 1] heeft de ideeën maar de uitvoerder was [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] kan niet met de computer omgaan en [medeverdachte 3] is zijn rechterhand dus zij doet al het werk.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 11 maart 2010 (V03-04, pag. 789 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De offertes aan de hotels (bijv DOC/027-01 t/m 07 voor hotel [hotel naam 6] d.d. 15 jul 2008) maakten we na het bezoek aan de kamers. [medeverdachte 1] was er altijd bij, als het over prijzen ging. (…)
Ik heb de schoonmakers in de hotels vaak gesproken. Ik was de aardige meneer. [medeverdachte 1] ging altijd helemaal uit zijn dak. Hij kwam orde op zaken stellen, als het echt fout ging.
Franchisers is eigenlijk hetzelfde als zzp-ers. [medeverdachte 1] had dit bedacht, omdat wij niet met personeel in loondienst wilden werken. De zelfstandigen moesten drie opdrachtgevers hebben, maar dat is nooit gecontroleerd. (…) Ik was vaak in de hotels. (…)
Bij de hotels (o.a. [hotel naam 4]) hebben we verteld dat we met franchisers werkten. Dat stond ook in het contract. Ik was vaak in de hotels.
Een factuur als Doc/281-21 heb ik wel gezien. Ik wist dus wel dat ze bestonden. (…) Facturen heb ik wel gezien.
Ik was verantwoordelijk voor de omzet en de kwaliteit van de schoonmaak. Ik wist wel dat [Bedrijf A] met franchisers en zzp-ers werkte. Ik weet dat [medeverdachte 1] met die contracten bezig is geweest, maar ik weet niet of ze zijn getekend. Ik twijfelde er wel aan of de schoonmakers zelfstandigen waren. (…)
Mensen kregen hun geld contant van [medeverdachte 5]. (…)
[medeverdachte 1] is de bedenker van de franchiseconstructie. (…) Alles ging altijd via [medeverdachte 1]. Hij regelde de financiën met [verdachte], zonder [medeverdachte 3] en mij erbij. (…)
6.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 12 maart 2010 (V03-05, pag. 798 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het geld dat ik van [medeverdachte 1] voor de schoonmakers kreeg, gaf ik op een parkeerplaats in de [buurt] aan [medeverdachte 5]. Veel schoonmakers hadden een uitkering of wilden het geld gewoon contant hebben. Ik werd zelf natuurlijk ook zwart uitbetaald. (…)
Als hotels niet tevreden waren, belden ze eerst mij en later [medeverdachte 3]. Ik belde dan [medeverdachte 5], die naar een nieuwe schoonmaker op zoek ging. Soms kwam [medeverdachte 1], die dan in het Engels tegen de schoonmakers tekeer ging. (…)
Voor een deel klopt het dat ik samen met [medeverdachte 1] leiding aan [Bedrijf A] heb gegeven. Ik was altijd de contactpersoon voor de hotels. Maar ik mocht alleen de offertes en niet de contracten tekenen. Met betrekking tot de verkoop en omzetverhoging had ik een leidinggevende functie. [medeverdachte 1] was volgens mij de echte leidinggevende van [Bedrijf A]. Hij had de touwtjes in handen.
7.
Een proces-verbaal ter terechtzitting van 19 april 2013, 22 april 2013 en 26 april 2013, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] als verdachte en getuige.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Zodra er werk was, werden schoonmakers aan het werk gezet. Op dat moment kwam [medeverdachte 5] ten tonele om alles te regelen. U vraagt mij of bij het uitbetalen van het geld aan [medeverdachte 5] sprake was van open of dichte enveloppen. Het waren dichte enveloppen.
(…)
Ik was wel eens in het kantoor bij het dichtmaken van die enveloppen. Die werden daarna dichtgedaan. (…) [medeverdachte 3] deed veel administratie en was ook onderweg voor controle. (…)
U vraagt mij opnieuw waarom, als de schoonmaakrelatie daarvoor al was aangegaan, gaandeweg opnieuw moest worden geïnformeerd. Omdat het soms niet van het begin af aan al gebeurd was. Ik kwam niet iedere dag in elk hotel. Soms was de constructie nog niet opgetuigd, als ze al werkten.
(…) [medeverdachte 5] regelde ook altijd alles. Ook het vertrouwen dat hij had naar de mensen toe. De mensen waren er altijd. (…) U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat [medeverdachte 5] soms zelf een andere schoonmaker regelde. Er was heel veel vraag. [medeverdachte 5] deed veel zelf. Dat was niet erg.
(…)
U vraagt mij of ik bij het vullen van de enveloppen heb gezien of daar ook facturen bij werden gedaan. Dat kan ik mij niet meer herinneren. Het waren bedragen. Of er een factuur werd ingedaan, kan ik mij niet herinneren. Er werd geen kleingeld bijgedaan, het waren ronde bedragen.
8.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 16 oktober 2009 van de RC (pag. 698 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] zei tegen mij dat zij geen bedrijf op hun naam konden zetten en ik kon, als ik mijn naam leende, gratis wonen.
9.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 14 oktober 2009 (V01-02, pag. 704 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Later vroegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] of ik een bedrijf op mijn naam wilde zetten. Zij konden dat niet. Toen werd [Bedrijf A] opgericht; ik was groot aandeelhouder of directeur, ik weet dat niet precies. Ik ben met de papieren van de Ltd naar de KvK Amsterdam gegaan en heb de Ltd daar de inschrijving geregeld. Ik weet niet wat er met Ltd is gebeurd. Ik weet niet meer waarom de Ltd is opgeheven en de eenmanszaak [Bedrijf A] is opgericht.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] gingen op pad voor werk. Zij kregen opdrachtgevers (ongeveer 30 hotels) via de Chinese eigenaar van Hotel [hotel naam 2] in Amsterdam. Ik deed housekeeping voor [Bedrijf A], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hadden de leiding. [medeverdachte 4] haalde klanten binnen, [medeverdachte 1] regelde het personeel. Boekhouder was [verdachte]. [Bedrijf A] was gevestigd aan de [vestigingsadres].
Omdat het bedrijf op mijn naam stond, gaven [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] mij de opdracht een bankrekening bij SNS-bank te openen. Ik moest daarvoor naar Arnhem. Ik was de enige gemachtigde. Ik heb in het begin 3 à 4 keer contant geld opgenomen. Daarna ging dat niet meer. De bank wilde geen grote bedragen contant uitbetalen. Toen opende ik een zakelijke rekening bij de Postbank. [medeverdachte 1] was samen met mij gemachtigde op die rekening. Hij deed alle betalingen, onder andere de belastingen. [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [naam] stonden in ieder geval op de loonlijst. [medeverdachte 5] betaalde de werknemers uit. Geld voor werknemers werd contant opgenomen. [medeverdachte 5] kreeg urenlijsten. (…)
10.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 oktober 2009 (V01-03, pag. 709 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Hoe het ging met het personeel? Zowel voor als na de afsplitsing ging het hetzelfde. Het hotel belde naar [Bedrijf A] en zei hoeveel mensen nodig waren. Dit werd aan [medeverdachte 5] doorgegeven. Hij regelde in [plaats] de mensen. Hij kreeg van [medeverdachte 3] voorgedrukte lijsten om de uren van het personeel bij te houden. Eind van de maand werden de urenlijsten van [Bedrijf A] en [medeverdachte 5] ter controle naast elkaar gelegd. [medeverdachte 1] nam de salarissen contant op van de rekening van de Postbank. In enkele gevallen deed ik dat. Ik zat dan naast [medeverdachte 1] in de auto. Ik legitimeerde mij met mijn paspoort en om de grote bedragen van de bank te kunnen afhalen. Ik gaf het geld onmiddellijk aan [medeverdachte 1]. Hij gaf het contant aan [medeverdachte 5] om het personeel uit te betalen. Ik heb wel facturen van de hotels gezien, maar nooit de salarisstroken van het personeel. (…)
11.
Een geschrift, zijnde een rapport van bevindingen van de AI d.d. 13 okt 2008, als bijlage bij AMB/098.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 15 augustus 2008 hebben wij contact opgenomen met [medeverdachte 3] en hem inzage gevorderd in de administratie van [Bedrijf A]. Op 17 september 2008 is [medeverdachte 3] met ons meegegaan naar het bedrijfspand aan de [vestigingsadres]. [vestigingsadres] opende de deur van het pand met een sleutel. Wij hebben administratie aangetroffen en ter kopiëring meegenomen.
12.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2009 (AMB/056, pag. 504 e.v).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De verdachte [vestigingsadres] verklaarde ons dat hij ongeveer 5 keer op het kantoor aan de [vestigingsadres] geweest. Hier was het kantoor van [Bedrijf A] gevestigd. Hij zag dat daar ordners stonden met per maand de facturen van de schoonmakers aan [Bedrijf A].
Ten aanzien van feit 1, samenwerkingsverbanden [Bedrijf A] en [Bedrijf B]/[Bedrijf C], feit 2, feit 3:
13.
Een geschrift, zijnde een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2012, als bijlage bij het verhoor van [medeverdachte 1] bij de RC d.d. 22 maart 2012.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[Bedrijf A] is door [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] opgericht als gewoon schoonmaakbedrijf. Van de hotelbranche was aanvankelijk geen sprake. [Bedrijf A] is op naam van [vestigingsadres] komen te staan, omdat [medeverdachte 4] een belastingschuld had en tegen hem nog een FIOD-zaak liep inzake [A]. Het ging om zzp-ers. Ik heb informatie ingewonnen. De Belastingdienst zei dat de BTW in de schoonmaaksector niet kan worden verlegd. Zzp-ers hebben niet een VAR-verklaring nodig. Maar het is wel aan te raden, omdat het de hoofdaannemer van veel verantwoordelijkheden verlost. Bij een omzet kleiner dan € 8.000 ex BTW wordt de BTW bij het inkomen opgeteld. Voorwaarde is wel dat de schoonmaker meer opdrachtgevers krijgt. De KvK bevestigde dit nog eens. (…)
In deze opzet zou [medeverdachte 4] de klanten benaderen en [vestigingsadres] als aanspreekpunt fungeren in geval iets schortte in de communicatie tussen de zzp-ers en opdrachtgevers. (…)
Ik zou voor beiden werk met betrekking tot het beheer van geld verrichten. Ik zou ook een percentage krijgen, als ik klanten zou werven. Ik declareerde vanuit [Bedrijf B]. Ik kwam er snel achter dat hotelexploitanten ontevreden waren over de kwaliteit van schoonmakers. Ik bracht hen met [medeverdachte 4] in contact en ze gingen snel naar [Bedrijf A] over. (…)
Ik heb [Bedrijf A] ook in contact gebracht met [verdachte], een vriend van mij. Hij zei dat op de werkwijze niets was aan te merken, mits de schoonmakers binnen 2 jaar meer opdrachtgevers zouden hebben. Hij wilde ter onderbouwing facturen hebben. Ik leverde de facturen bij hem aan en bracht dan verslag aan [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] uit. (…) Ik hanteerde één systeem met één lay-out voor alle facturen. Die fouten komen door onhandigheden met knippen en plakken. De bedragen en de diensten die erop staan, zijn in ieder geval volledig juist. De werkbriefjes en kwitanties zijn het bewijs. (…)
[medeverdachte 4] heeft de contracten met de schoonmakers opgesteld. [medeverdachte 5] zocht namens [Bedrijf A] naar geschikte personen en bracht ook een kopie van het identiteitsbewijsbewijs en de KvK-inschrijving. Toen het drukker werd, vroeg ik mijn nichtje [medeverdachte 2] als operational manager bij [Bedrijf A] in dienst te komen. Zij deed: communicatie met het hotel, begeleiding schoonmakers, bijhouden uren, planning met schoonmakers, doorspelen klachten en controleren identiteitsbewijzen op de werkvloer.
(…) Door financiële problemen vroegen [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] mij te wachten tot eind 2008. Na mijn aanhouding in mei 2008 wegens de hennepkwekerij merkte ik dat zij van mij afwilden. (…) Mijn nichtje zei direct dat ze niet voor [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] wilde werken. Ook [verdachte] koos voor mij. Ik schreef toen uit het Huis van Bewaring aan klanten dat ik onder [Bedrijf B] het werk tijdelijk zou overnemen. [medeverdachte 3] zou het aanspreekpunt worden. Zij benaderde diverse schoonmakers om via [Bedrijf B] te gaan werken. Ik zette de contracten één op één naar [Bedrijf B] over en paste dezelfde werkwijze als bij [Bedrijf A] toe. Ik had daarin dus vertrouwen. Toen ik na 8 weken werd geschorst, richtte ik snel [Bedrijf C] op. Dat werd een Ltd, omdat ik geen BV kon oprichten. Vanaf mijn detentie heb ik niets meer met [Bedrijf A] van doen gehad. (…) Ik heb aan de constructie niets veranderd. Ik heb wel een G-rekening geopend, omdat twee klanten dat wilden.
14.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] d.d. 14 oktober 2009 (V05-03, pag. 881 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] had een schoonmaakbedrijf. Nadien vroeg hij mij supervisor te worden en andere personen op hun werk te controleren. Hij noemde mij soms King [medeverdachte 5]. Als hotels klachten hebben, hoor ik dat van [medeverdachte 1]. Ik houd de namen van de hotels en de mensen die daar werken, op een lijst bij. [medeverdachte 1] krijgt die lijst 1 keer per 2 weken persoonlijk van mij. De hotels houden ook lijsten bij. [medeverdachte 1] of [persoon 13] geeft de namen 1 keer per week aan mij door. Af en toe belde [medeverdachte 3]. Ik heb haar weleens ontmoet.
Als ik zelf niet kan invallen, kijk ik op mijn lijsten wie vrij is. Dan bel ik de betrokken persoon. (…)
[medeverdachte 3] doet de loonadministratie voor [Bedrijf C]. Zij komt soms naar de hotels. Ze bellen [medeverdachte 1] over problemen met het schoonmaakwerk. Hij stuurt dan [medeverdachte 3] om ze op te lossen, volgens mij. [medeverdachte 1] is dus mijn baas.
15.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 8 februari 2010 (V20-01, pag. 1036 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik denk dat ik in april/mei 2007 ben begonnen met de administratie voor [vestigingsadres] hodn [Bedrijf A]. [medeverdachte 1] heeft mij benaderd om te vragen of ik dat stukje boekhouding wilde doen. Later ben ik boekhouder geworden van [Bedrijf B] en [Bedrijf C].
[medeverdachte 1] startte na zijn vrijlating met [Bedrijf C], de opvolger van [Bedrijf A]. Ik denk dat negentig procent van de klanten zijn overgegaan. [medeverdachte 1] heeft nog een ltd opgericht; dat kon wel, niet een BV. Ik deed aangifte BTW en loonadministratie voor [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C], in opdracht van [medeverdachte 1]. De loonaangifte deed een collega; dat kon ik niet. Alleen voor [Bedrijf B] en [Bedrijf C] zijn voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] loonstroken gedraaid. [persoon 14], de vriend van [medeverdachte 3], stond ook op de loonlijst, [medeverdachte 3] volgens mij niet. (…)
Ik heb wel met [medeverdachte 1] besproken dat de schoonmakers een eigen bedrijf hadden, maar geen facturen konden opmaken. Dat is het punt waarom het draait. Als het echte bedrijven zijn, moeten zij minstens drie opdrachtgevers hebben. Mij viel wel op dat de facturen allemaal op elkaar leken en dat ze altijd eenzelfde factuurnummer hadden. Ik heb dit aan [medeverdachte 1] laten weten. De BTW-aangiftes wilde ik wel doen. [medeverdachte 1] zei dat hij dit met [Bedrijf B] ging oplossen. Ik heb nooit een KvK-nummer of BTW-nummer nagekeken. Dat was [medeverdachte 1] zaak. Ik heb nooit controle op facturen gedaan.
16.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 9 februari 2010 (V20-02, pag. 1042 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
[Bedrijf A] stond op naam van [medeverdachte 3] [vestigingsadres]. Ik heb hem nooit echt gesproken, wel eens gezien. Volgens mij was [medeverdachte 1] feitelijk leidinggevende van [Bedrijf A], omdat ik alleen met hem contact had. (…) Toen kwam een splitsing. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wilden [medeverdachte 3] eraf en die heb ik naar [Bedrijf B] overgebracht. De BTW-aangiften voor [Bedrijf A] heb ik verzorgd vanaf de start tot mei 2008. [medeverdachte 1] gaf mij de spullen. [medeverdachte 3] bracht de spullen, toen [medeverdachte 1] vast zat. Bij [Bedrijf B] deed zij administratief werk en onderhield de contacten met de hotels.
[medeverdachte 4] heb ik in de tijd van [Bedrijf A] leren kennen. Hij ging hotels langs. Ik weet niet waarom [medeverdachte 3] [vestigingsadres] de eigenaar van [Bedrijf A] was, terwijl [medeverdachte 1] alles deed. Na de splitsing deed [Bedrijf B] het schoonmaakwerk. [medeverdachte 1] was steeds de feitelijk leidinggevende, ook toen hij gedetineerd zat. Mijn werk voor [Bedrijf B] was hetzelfde als voor [Bedrijf A]. Ik kreeg de opdrachten van [medeverdachte 1].
Ik weet dat per 1 januari 2009 [Bedrijf C] is gestart. Volgens mij heeft [medeverdachte 1], maar ook [medeverdachte 3] enige tijd als directeur van [Bedrijf C] gestaan. Dat was in verband met de G-rekening. Ik begreep wel dat de hotels die wilden; zij wisten misschien niet dat de schoonmakers zelfstandigen waren. Voor [Bedrijf C] deed ik hetzelfde als voor [Bedrijf A] en [Bedrijf B].
17.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 9 februari 2010 (V20-04, pag. 1057 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De administratie van [Bedrijf A], [Bedrijf B] en [Bedrijf C] was niet altijd compleet. Verkoopfacturen waren wel, maar inkoopfacturen niet altijd aanwezig. Ik kon nooit de totaalcontrole maken. Grote bedragen werden contant opgenomen. Overboekingen naar privérekeningen heb ik niet vaak gezien. Ik had geen tijd om alles precies te controleren. Dat had ik bij [Bedrijf B] wel moeten doen. (…) Het was wel de bedoeling een goede jaarrekening te maken, maar dat kon niet vanwege incomplete informatie. Ik heb aan [Bedrijf A] gefactureerd wat ik heb gewerkt. (…) Ik had het vermoeden dat mensen geen drie opdrachtgevers hadden, omdat ze steeds maar volle maanden werkten. Ik zei dat tegen [medeverdachte 1] en hij zei dat hij dat ging oplossen.
Mij werd gevraagd een G-rekening voor [Bedrijf C] aan te vragen, omdat hotels daarom hadden gevraagd. (…) [Bedrijf B] verzorgde de facturen, omdat de mensen het zelf niet konden. [Bedrijf B] factureerde hiervoor aan [Bedrijf A] en [Bedrijf C]. Ik heb nooit bij de KvK gecontroleerd of de ondernemingen ook daadwerkelijk stonden ingeschreven. Ik zie nu ook dat op de facturen niet het verplichte Hrg-nummer staat. Ik heb ook nooit gecontroleerd of de ondernemingen bij de Belastingdienst bekend waren. Over de contante betalingen heb ik het wel met [medeverdachte 1] gehad.
18.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 10 februari 2010 (V20-05, pag. 1062 e.v.).
U toont mij een aantal facturen uit de administratie van [Bedrijf A]. Ik heb ze allemaal gezien, maar ik denk niet tegelijk. Het lijkt erop dat ik deze facturen allemaal heb getekend.
19.
Een proces-verbaal ter terechtzitting van 19 april 2013, 22 april 2013 en 26 april 2013, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] als verdachte en getuige.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wat mijn rol was bij [Bedrijf A]. Ik ben benaderd door [medeverdachte 3] over een constructie met zzp-ers. Dat heb ik vervolgens uitgeplozen, door middel van onderzoek en navraag bij de KvK, de Belastingdienst en verschillende boekhouders. (…) Er werd gezegd: “
een VAR-verklaring is handig, maar niet noodzakelijk”. Ik kreeg vervolgens een administratieve taak. Ik heb contact gehouden met de hotels en met de schoonmakers en ik heb de administratie aangeleverd aan [verdachte]. (…)
[medeverdachte 5] was de man naar het personeel toe. Alle gegevens kwamen van [medeverdachte 5]. De legitimatie van de schoonmakers werd gecontroleerd. De contracten werden opgesteld. Die maakte ik, dat wil zeggen, ik voerde de gegevens die ik van [medeverdachte 5] had gekregen, in een template in. (…)
In maart/april 2007 ben ik erbij gekomen. [vestigingsadres] heeft mij benaderd. (…) Ik heb het nageplozen en de constructie nagekeken. (…) Het stond nog niet op de rails. Zij hadden een limited. Ik heb gezegd: “
dan gaan we daarmee opstarten”. Zo is het tot stand gekomen. Ik heb altijd alles netjes op papier gezet. Ik wist van de voorwaarden voor de zzp-constructie. (…) Ik had wel eens wat contact met schoonmakers, maar [medeverdachte 5] had dat vooral. Wij hebben erop gelet of zij capabel waren om het werk te doen. Dat heeft mijn nichtje ook gedaan. (…)
Op 1 juni 2008 hebben [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] mij laten weten dat zij geen gebruik meer wilden maken van mijn diensten. (…)
U vraagt mij of ik bij binnenkomst de leiding op mij heb genomen. Met geld konden zij niet omgaan. Ik maakte facturen en hield de uren bij. Dan wil ik ook weten dat de schoonmakers worden uitbetaald. (…) Ik weet nog steeds niet hoe ik had moeten weten dat er iets niet klopte. Het komt wel goed, dat dacht ik. Ik ben in april 2007 betrokken geraakt en ongeveer een jaar betrokken geweest. (…) Ik heb de contracten daarna aangepast, maar de gegevens die ik eerst had gebruikt, behouden. (…) De nieuwe contracten heb ik gemaakt opnieuw via een template, via hetzelfde concept. U vraagt mij of ik ooit de gegevens heb gecontroleerd. Nee. U vraagt mij of ik in de eerste periode, toen er kennelijk snel nieuwe schoonmakers bij kwamen, ooit heb gecontroleerd of het klopte. Nee, ik ben nooit naar de KvK gereden. Ik weet hoe een KvK-uittreksel eruit ziet. Ik zie daar geen verschil in. De contracten heb ik opgesteld. Ik heb ze niet altijd zelf getekend, bij [Bedrijf A] deed [medeverdachte 3] dat altijd. [medeverdachte 5] nam de contracten mee, en die kregen wij altijd terug. [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] gaven ook wel eens informatie over schoonmakers. (…) Bijna alle hotels zijn uiteindelijk overgegaan naar [Bedrijf C]. (…) De opzet is hetzelfde gebleven. U vraagt mij of ook tijdens [Bedrijf C] [medeverdachte 5] de stukken is blijven aanleveren. Ja, dat bleef zo. Ik heb nooit de behoefte gehad dat te controleren. (…)
Over de contracten van [Bedrijf A]: [medeverdachte 4] had de grote lijnen van de opzet verwerkt in het contract. Ik was degene die de persoonlijke gegevens in het contract heeft verwerkt. Mijn nichtje heeft de contracten vertaald naar het Engels. U houdt mij voor dat [vestigingsadres] heeft verklaard dat ik al snel een dominante rol vervulde binnen het bedrijf. Dat is een persoonlijkheidstik van mij: als ik het doe, doe ik het met volle overgave. (…) Het geld werd contant aan de schoonmakers betaald. Ik haalde het geld van de bank af. Vaak gaf ik het aan [medeverdachte 5], soms deden [medeverdachte 4] en [vestigingsadres] dat. In het begin was er een rekening van [Bedrijf A]. [vestigingsadres] had een rekening bij SNS-bank. SNS was echter meer een bank voor verzekeringen, zo liet dat bedrijf ons weten. Daarom is geld naar mijn rekening – ten name van mijn vader, maar het was mijn rekening – gestort. Die overboekingen heb ik dus niet in mijn zak gestoken, maar ik heb het geld gewoon op basis van de facturen uitbetaald.
(…) [verdachte] heeft mij diverse malen gesommeerd meer opdrachtgevers te laten zien. Dat heeft hij mij ook bij [Bedrijf A] al gezegd. [Bedrijf B] was nummer twee, [Bedrijf C] was nummer drie, het was dus in feite al goed. Maar ik vroeg daar wel naar bij de schoonmakers, en ik wist dat het nodig was. (…) [medeverdachte 3] wist heel goed hoe gewerkt werd.
20.
Een proces-verbaal ter terechtzitting van 19 april 2013, 22 april 2013 en 26 april 2013, inhoudende de verklaring van [verdachte] als verdachte en getuige.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij naar de inhoud van de gesprekken met [medeverdachte 1]. Hij heeft mij gevraagd waaraan een zelfstandige zou moeten voldaan. Wij hebben de site van de belastingdienst geraadpleegd en ik heb hem op basis van mijn kennis en kunde antwoord op gegeven. [medeverdachte 1] heeft mij gevraagd hem te helpen en te ondersteunen. Dat zal dan – gelet op zijn verklaring – april/ mei 2007 zijn geweest. We hebben een of hoogstens twee keer een bespreking gehad op het kantoor aan de [vestigingsadres]. Daar waren dan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij aanwezig. Verder heb ik de spullen van [medeverdachte 1] gekregen, of soms van [medeverdachte 3]. (…)
U vraagt mij naar de loonadministratie. Ik had thuis geen pakket voor de loonadministratie. Ik had een accountantskantoor dat dat voor mij verzorgde. [medeverdachte 3] was na verloop van tijd de eerste die op de loonlijst kwam. Onder meer de arbeidsovereenkomst, een kopie van het identiteitsbewijs en de aanvraag van een loonbelastingnummer stuurde ik dan door aan dat kantoor, dat vervolgens de loonadministratie kon maken. Van dat kantoor kreeg ik dan een salarisstrook en een loonaangifte terug. De loonheffing betaal je de maand erna. U toont mij de documenten die zijn opgenomen in feit 2 van de tenlastelegging. Dat zijn aangiften loonheffing. Die worden door de firma [naam] gemaakt. De administratie van [Bedrijf C] of [Bedrijf A] moet dit betalen aan de Belastingdienst. Deze formulieren komen van [naam], de aantekeningen erop zijn van hem. Ik gaf de informatie die ik van [medeverdachte 1] kreeg door aan [naam].
(…)
U vraagt mij of ik de KvK-uittreksels heb gecontroleerd. Ik heb in mijn loopbaan wel honderden administraties gezien. Pas sinds kort denk ik soms aan het controleren van de KvK-uittreksels. Daarvoor ging ik altijd uit van de ondernemer die dat inkoopt. Dat het zijn zaken zijn zeg maar.
U vraagt mij of ik heb opgemerkt dat het KvK-nummer vaak niet stond vermeld. Ik deed de aangifte van de omzetbelasting. Ik nam de bedragen op exclusief BTW, liet mijn programma de BTW berekenen en checkte of het klopte. Meer heb ik niet gedaan met de factuur. Ik heb werkelijk alleen maar naar de bedragen gekeken. De facturen waren wel allemaal hetzelfde. Maar ik wist dat [Bedrijf B] deze maakte. U vraagt mij of ik ze nooit zelf heb gecontroleerd. Nee, op geen enkel moment.
21.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 29 oktober 2009 (G04-01, pag. 1121 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot hotel [hotel naam 5]: vanaf november 2007 maakt het bedrijf [Bedrijf A] in ons hotel schoon. Onze contactpersoon was [medeverdachte 2]. Zij was destijds mede-eigenaar met ene [medeverdachte 4]. Later zijn we met [medeverdachte 3] verder gegaan in [Bedrijf B]. Toen werkte [medeverdachte 3] samen met[medeverdachte 1]. Later is de naam veranderd in [Bedrijf C]. De vorige eigenaar van het hotel had ook zaken gedaan met [Bedrijf A]. Wij hebben nooit een contract getekend met [Bedrijf A]. Wel hebben we een concept gekregen.
Alle communicatie en facturatie ging via [medeverdachte 3].
22.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 26 oktober 2009 (G06-01, pag. 1131 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Met betrekking tot hotel [hotel naam 5]: [Bedrijf C] maakt bij ons schoon vanaf 1 januari 2009. Daarvoor was het [Bedrijf A], vanaf medio 2007. De contactpersonen waren [medeverdachte 3], [persoon 15] en [medeverdachte 1]. In het begin kwam [medeverdachte 4] ook wel eens langs.
23.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 26 oktober 2009 (G09-01, pag. 1161 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van hotel De Munck. Wij deden zaken met [Bedrijf A] en later is dat [Bedrijf C] geworden. (…) Ik denk sinds 2007. [medeverdachte 3] is langs geweest met een mooie offerte.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft alle facturen vals geoordeeld, maar niet wat de daarop geleverde diensten betreft. Dat de schoonmakers daadwerkelijk hebben gewerkt, hebben ook de officier van justitie en de raadsman onderschreven. In zoverre kunnen de facturen een indicatie van de hoeveelheid verrichte werkzaamheden per maand geven.
2.AMB/086, proces-verbaal bevindingen m.b.t. vaststellen definitief nadeel.
3.(DOC/055, pag. 2007)
4.(DOC/056, pag. 2008)
5.(DOC/072, pag. 2032)
6.(DOC/090, pag. 2043)
7.(DOC/091, pag. 2044)
8.(DOC/096, pag. 2049)
9.(DOC/077, pag. 2037)
10.(DOC/273-24, pag. 2409)
11.(DOC/048 tot en met DOC/054, pag. 2000 t/m 2006)
12.(DOC/057 tot en met DOC/062, pag. 2009 t/m 2014)
13.(DOC/070 en DOC/071, pag. 2030 en 2031)
14.(DOC/073 tot en met DOC/074, pag. 2033 en 2034)
15.(DOC/075 tot en met DOC/076, pag. 2035 en 2036)
16.(DOC/078 t/m DOC/081, pag. 2038 t/m 2041)
17.(DOC/082, pag. 2042)
18.(DOC/092, pag. 2045)
19.(DOC/093 tot en met DOC/095, pag. 2046 t/m 2048)
20.(DOC/097, pag. 2050)
21.(DOC/117 tot en met DOC/124, pag. 2087 t/m 2094)
22.(DOC/125, pag. 2095)
23.(DOC/126 t/m DOC/134, pag. 2096 t/m 2104)
24.(DOC/264-25 tot en met DOC/264-32, pag. 2281 t/m 2288)
25.(DOC/269-24 tot en met DOC/269-32, pag. 2348 t/m 2356)
26.(DOC/273-25 tot en met DOC/273-31, pag. 2410 t/m 2416)
27.(DOC/281-16 tot en met DOC/281-21, pag. 2473 t/m 2478)
28.(DOC/266-10, pag. 2311)
29.(DOC/276-23, pag. 2448)
30.(DOC/264-24, pag. pag. 2280)
31.(DOC/266-10 tot en met 13, pag. 2311 t/m 2314)
32.(DOC/264-17 tot en met 23, pag. 2273 t/m 2279)
33.(DOC/276-17 tot en met 22, pag. 2442 t/m 2447)
34.(DOC/266-7, pag. 2308)
35.(DOC/276-16, pag. 2441)
36.(DOC/264-33, pag. 2289)
37.(DOC/264-15 en 16, pag. 2271 en 2272)
38.(DOC/266-8 en 9, pag. 2309 en 2310)
39.(DOC/276-14 en 15, pag. 2439 en 2440)
40.Een proces-verbaal van bevindingen inkoopfacturen [Bedrijf A] december 2007 (AMB/078, pag. 619 e.v.).
41.Een proces-verbaal van bevindingen inkoopfacturen [Bedrijf C] 1e kwartaal 2009 (AMB/053, pag. 485 e.v.).
42.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 1] (AMB/014, pag. 366 e.v.).
43.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 2] (AMB/015, pag. 370 e.v.).
44.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 3] (AMB/016, pag. 374 e.v.).
45.Een proces-verbaal van aanvullend onderzoek [persoon 3] (AMB/059, pag. 511 e.v.)
46.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 4] (AMB/017, pag. 378 e.v.).
47.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 5] (AMB/018, pag. 382 e.v.).
48.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 6] (AMB/019, pag. 386 e.v.).
49.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 7] (AMB/060, pag. 516 e.v.).
50.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 8] (AMB/061, pag. 524 e.v.).
51.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 9](AMB/064, pag. 544 e.v.).
52.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 10] (AMB/065, pag. 553 e.v.).
53.Een proces-verbaal bevindingen [persoon 11] (AMB/067, pag. 562 e.v.).
54.Doc/435-35 tot en met Doc/435-43, pag. 2947 t/m 2955.
55.DOC/435-01 tot en met DOC/435-24, pag. 2913 t/m 2936.