In deze zaak vordert de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) een verklaring voor recht dat zij overeenkomsten heeft gesloten met verschillende boekwinkels (Donner c.s.) voor de levering van het Boekenweekgeschenk 2012. De CPNB stelt dat de boekwinkels hun bestellingen voor het Boekenweekgeschenk via haar website hebben geplaatst en dat deze bestellingen zijn bevestigd door middel van orderbevestigingen. De gedaagden, vertegenwoordigd door hun advocaat, betwisten dat zij contractspartijen zijn en stellen dat de overeenkomsten zijn gesloten met Selexyz, de moedermaatschappij van de boekwinkels, die in 2012 failliet ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestellingen door de boekwinkels zijn doorgegeven en dat de CPNB deze bestellingen heeft bevestigd. De rechtbank overweegt dat de facturen voor de bestellingen zijn gespecificeerd per boekwinkel, wat erop wijst dat de boekwinkels als contractspartijen kunnen worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de 403-verklaring, die de aansprakelijkheid van de dochtervennootschappen beperkt, niet uitsluit dat deze rechtspersonen zelfstandig verplichtingen kunnen aangaan.
De rechtbank concludeert dat er voorshands voldoende bewijs is dat de CPNB overeenkomsten heeft gesloten met de boekwinkels, maar staat de gedaagden toe om tegenbewijs te leveren. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en de rechtbank heeft een zitting gepland voor 26 maart 2014, waar de gedaagden hun tegenbewijs kunnen presenteren. Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings en openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.