ECLI:NL:RBAMS:2014:1003

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
13/684284-13, 13/689208-13 en 13/694033-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere gewapende overvallen en gijzeling met toepassing van minderjarigenstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere gewapende overvallen en gijzeling. De verdachte, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was, werd beschuldigd van het plegen van gewapende overvallen in Amsterdam en omgeving, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld gebruikte en bedreigingen uitte om geld af te persen van slachtoffers. Tijdens zijn aanhouding op 29 mei 2013 werd de verdachte door de politie neergeschoten, wat resulteerde in een dwarslaesie en rolstoelafhankelijkheid. De officier van justitie eiste toepassing van het volwassenenstrafrecht en een gevangenisstraf van zeven jaar, maar de rechtbank oordeelde dat het minderjarigenstrafrecht van toepassing was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, de leeftijd van de verdachte en zijn medische situatie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan de uitvoering voorwaardelijk werd opgelegd, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich onder toezicht van de jeugdreclassering moest stellen. De rechtbank benadrukte dat een onvoorwaardelijke detentie inhumaan zou zijn gezien de ernstige gevolgen van het schietincident voor de verdachte. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/684284-13, 13/689208-13 en 13/694033-13 (tul).
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1995],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres],
verblijvende op het adres [verblijfadres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 augustus en 18 november 2013 en van 10, 11, 12 en 18 februari 2014.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. P. van Laere en N.M. Lemmers en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. Z. Nahar en E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), mevrouw [naam 2], namens het [Bureau Jeugdzorg] (hierna: [Bureau Jeugdzorg]) en door de vader van verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft ter zitting van 11 februari 2014 de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] als getuigen/deskundigen gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Ter terechtzitting van 10 februari 2014 is de tenlastelegging overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich alleen als ook samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere gewapende overvallen in Amsterdam en [plaats 1], in de periode van 4 april 2013 tot en met 29 mei 2013. Daarnaast wordt hem een wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging en vuurwapenbezit op 29 mei 2013 ten laste gelegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Ontvankelijkheid van de officieren van justitie in de zaak met parketnummer 13/684284-13.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de zaak met parketnummer 13/684284-13. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de politie regels heeft geschonden rond de aanhouding van verdachte. Er is in het kader van die aanhouding sprake geweest van onacceptabel en disproportioneel geweld. Dit heeft geleid tot onherstelbaar verzuim van vormen in de zin van artikel 359a lid 1 sub c, Wetboek van Strafvordering, dat dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Verdachte is ten onrechte door een politieagent beschoten met als gevolg een incomplete dwarslaesie en een klaplong. Hij zit thans in een rolstoel en zal feitelijk zijn hele leven lang afhankelijk blijven van de hulp van anderen. Anders dan de Hoofdofficier van justitie te Haarlem, is de verdediging niet van mening dat sprake heeft kunnen zijn van putatief noodweer door de agent. Deze agent had niet behoeven en ook niet mogen schieten, aldus de verdediging, aangezien er geen onmiddellijk en dreigend gevaar meer was voor [politieambtenaar 1] mede gelet op de omstandigheid dat de medeverdachte het wapen reeds op de grond had laten vallen. De enkele verklaring van de schutter is voor een succesvol beroep op noodweer onvoldoende. De vervolging van verdachte in deze zaak voldoet naar het oordeel van de verdediging niet aan de beginselen van behoorlijk procesrecht (de rechtbank verstaat: een behoorlijke procesorde) en dient daarom te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
Tegen de beslissing van de Hoofdofficier om de agent die heeft geschoten niet te vervolgen, is door verdachte inmiddels bij het Gerechtshof een klachtprocedure (ingevolge artikel 12 Wetboek van Strafvordering) gestart. In deze strafzaak dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsman.
Ter terechtzitting hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat – kort en zakelijk weergegeven – het schietincident niet dient te leiden tot hun niet-ontvankelijkheid. Ondanks de ernst van de verwonding van verdachte is geen sprake van enig vormverzuim. Het Openbaar Ministerie bij de behandeling van de onderhavige strafzaak benadrukt tevens dat sprake is van rechtmatig ter hand hebben van het vuurwapen en dat de Ambtsinstructie de ruimte biedt om in een casus als de onderhavige geweld te gebruiken. Juist is dat door de politie op verdachte is geschoten, waarbij verdachte ernstig gewond is geraakt. Echter, de agent heeft gehandeld uit putatief noodweer. Hij was – zoals blijkt uit het rijksrechercheonderzoek – verschoonbaar in de veronderstelling dat verdachte een direct dreigend gevaar vormde voor een collega. De Hoofdofficier van justitie te Haarlem heeft daarop besloten niet tot vervolging van deze agent over te gaan. Bij de strafeis kan rekening worden gehouden met de ernstige gevolgen die het schietincident voor verdachte heeft gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte is op 29 mei 2013 bij zijn aanhouding door een politieagent neergeschoten in een woning te [plaats 1]. Verdachte is hierbij ernstig gewond geraakt. Naar aanleiding van dit incident heeft de Rijksrecherche – onder leiding van het Arrondissementsparket te Haarlem – onderzoek verricht (proces-verbaal met bijlagen d.d. 16 juli 2013). In het kader van dit onderzoek zijn de betrokkenen als getuigen gehoord, waaronder ook verdachte als getuige. Ook zijn nadien bij de rechter-commissaris de betrokken politieambtenaren nog als getuige gehoord op 14 oktober 2013. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken.
Uit het afloopbericht d.d. 25 september 2013 van de Hoofdofficier van justitie te Haarlem blijkt dat, op basis van het rijksrechercheonderzoek, het Openbaar Ministerie tot de conclusie is gekomen dat de schutter niet zal worden vervolgd vanwege het feit dat sprake is van een putatieve noodweersituatie. Op basis van de verklaring van de schutter was in diens perceptie de positie van verdachte en diens vermeende onmiddellijke dreiging richting [politieambtenaar 1] zodanig dat hij zich genoodzaakt voelde gericht te schieten op (de romp van) verdachte. Gelet op onderhavige situatie is het Openbaar Ministerie van oordeel dat sprake is van een verschoonbare dwaling ten aanzien van de feiten en kan het handelen van de schutter worden gerechtvaardigd.
De raadsman heeft ter zitting aangegeven een beklagprocedure bij het Gerechtshof te zijn gestart tegen voornoemde beslissing niet tot vervolging over te gaan van de politieambtenaar die verdachte heeft neergeschoten. Onduidelijk is nog wanneer in deze procedure een zitting zal worden gehouden en wanneer het Gerechtshof hierin zal beslissen.
De rechtbank houdt er in dit stadium rekening mee dat het zogenoemde ‘schietincident’ zowel onderwerp is van onderhavig niet-ontvankelijkheidsverweer in de strafzaak tegen verdachte, als van voornoemde beklagprocedure tegen de beslissing tot niet-vervolging van de politieman. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de uitkomsten van het rapport van de Rijksrecherche het Openbaar Ministerie op zorgvuldige en goede gronden tot het oordeel is gekomen dat sprake is van een putatieve noodweersituatie. De rechtbank overweegt dat het Openbaar Ministerie in zijn beoordeling de (uiteenlopende) verklaringen omtrent de daadwerkelijke situatie en de positie van de verdachten en de gegijzelde heeft betrokken alsmede de filmbeelden kort vóór en na het intrappen van de deur, en voorts de verklaring van de schutter en de in diens perceptie vermeende onmiddellijke dreiging in de richting van de politieambtenaar.
De rechtbank neemt de gronden die tot het oordeel van de Hoofdofficier van justitie hebben geleid dat sprake is van een putatieve noodweersituatie integraal over en maakt deze tot de hare. De nadien (na 25 september 2013) nog afgelegde verklaringen van de politieambtenaren bij de rechter-commissaris – die in de kern neerkomen op hetgeen zij al aan de Rijksrecherche hadden verklaard – en waarop de raadsman zich ter onderbouwing van de niet-ontvankelijkheid ook uitdrukkelijk heeft beroepen – werpen hierop geen nieuw of ander licht en kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op het hierboven overwogene is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is van verzuim van vormen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering en dat derhalve geen sprake kan zijn van de niet-ontvankelijkheid van de officieren van justitie in de vervolging van de zaak met parketnummer 13/684284-13. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Ook overigens zijn de officieren van justitie ontvankelijk in de vervolging en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ter zitting hebben de officieren van justitie zich – overeenkomstig het door hen overgelegde op schrift gestelde requisitoir en hieronder kort zakelijk weergegeven – op het volgende standpunt gesteld.
Parketnummer 13/684284-13.
De in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Er is een grote hoeveelheid bewijs voorhanden (requisitoir nrs. 14 t/m 31) op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte zich op 29 mei 2013 te [plaats 1] schuldig hebben gemaakt aan de gewapende overval op de [bedrijf 2] en de daarop volgende gijzeling en bedreiging van de heer [slachtoffer 1] in zijn woning aan de [straat 1]. Daarnaast kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte het vuurwapen dat daarbij op 29 mei 2013 is gebruikt al vanaf 4 april 2013 voorhanden hadden. Dit zelfde kleine zwarte vuurwapen wordt bij de overige ten laste gelegde feiten gebruikt en is onder verdachte eveneens gezien dan wel genoemd door getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Parketnummer 13/689208-13.
De in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten kunnen eveneens wettig en overtuigend worden bewezen (requisitoir nrs. 32 t/m 143). Naar aanleiding van het onderzoek naar de feiten op 29 mei 2013 zijn verdachte en zijn medeverdachte gelinkt aan een aantal “openstaande” overvallen op horeca- en winkelbedrijven in Amsterdam en omgeving. Op basis van onder meer de uit het dossier gebleken overeenkomsten tussen de modus operandi, de gebruikte wapens (klein zwart vuurwapen en lashamer), de opgegeven signalementen, de op de beelden te zien zijnde kleding, schoenen en posturen van de daders, de herkenning door verbalisanten van verdachte en zijn medeverdachte in deze daders op de beelden, een getuigenverklaring van een medewerker van de Koppeling en verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], alsook het telefoonverkeer (bellen en WhatsApp), het aanstralen van paallocaties, het aantreffen van nieuwsberichten aangaande onderhavige overvallen op de telefoons van verdachte en de medeverdachte, kunnen verdachte en zijn medeverdachte schuldig worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De feiten 4 en 7 heeft verdachte daarbij zonder een mededader gepleegd. Tenslotte hebben de officieren van justitie benadrukt dat zij ook zelf in alle beschikbare en ter zitting getoonde beelden van de overvallen de beide verdachten uitdrukkelijk herkennen als de daders van deze overvallen en dat ook deze herkenning als zelfstandig bewijsmiddel kan gelden. Daarnaast hebben zij door deze beelden de overtuiging bekomen dat beide verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de hen ten laste gelegde overvallen dan wel de poging daartoe.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting ten aanzien van de feiten – overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota en hieronder kort zakelijk weergegeven – op het volgende standpunt gesteld.
Parketnummer 13/684284-13.
De feiten in de zaak met parketnummer 13/684284-13 worden door verdachte bekend (althans, niet ontkend) en kunnen dan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 kan echter slechts worden bewezen dat verdachte op 29 mei 2013 een vuurwapen voorhanden heeft gehad en niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode vanaf 4 april 2013.
Parketnummer 13/689208-13.
De feiten in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie legt ten onrechte verbanden tussen deze feiten. Op basis van de diverse camerabeelden en gegeven signalementen zijn in elke zaak afzonderlijk geen duidelijke en specifieke kenmerken vast te stellen die alléén naar verdachte en de medeverdachte kunnen wijzen. De beelden zijn vaag en de signalementen die door de aangevers worden gegeven zijn te algemeen en vaak ook niet aansluitend bij verdachte en zijn medeverdachte. De kleding en schoenen van de personen die in het dossier voorkomen zijn algemeen verkrijgbaar en niet alléén te koppelen aan verdachte en de medeverdachte. De belastende verklaringen van [getuige 1] zijn wisselend en niet betrouwbaar, nu zij de ex-vriendin is van verdachte. Het telefoonverkeer en de paallocaties zijn op zichzelf beschouwd niet belastend en overigens ook op een andere wijze verklaarbaar (woning familie, stageadres) dan dat verdachte en zijn medeverdachte in de buurt van de plaatsen delict aanwezig zijn geweest als daders.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 13/684284-13.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte dit bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van feit 3 zal de rechtbank bewezen achten dat verdachte samen met zijn medeverdachte op 29 mei 2013 een vuurwapen in bezit heeft gehad. Weliswaar wordt bij hieronder te noemen bewezen geachte feiten (die plaatshebben in de periode vanaf 4 april 2013) een gelijkend wapen gebruikt en spreken meerdere aangevers en getuigen over een dergelijk wapen. De rechtbank kan echter niet zonder gerede twijfel vaststellen dat het ook telkens daadwerkelijk hetzelfde door de politie onderzochte wapen, en dus (ook) een vuurwapen betreft. Verdachte zal dan ook van de overige ten laste gelegde periode worden vrijgesproken.
Parketnummer 13/689208-13
Vrijspraak
2. ( zaak C)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 2 is ten laste gelegd. Indien de rechtbank al uit zou gaan van het feit dat het verdachte en de medeverdachte zijn op de beelden van de boxruimte en dat zij tevens de personen zijn die worden bedoeld in de verklaringen van getuige [getuige 3], dan nog kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder gerede twijfel worden vastgesteld dat zij ook verantwoordelijk zijn geweest voor de ten laste gelegde overval op [etablissement]. Verdachte en de medeverdachte passen immers niet (voldoende) in de signalementen gegeven door de aangever. Daarnaast zijn er geen verklaringen waaruit blijkt dat het de op de beelden voorkomende en door de getuige genoemde personen zijn die na de overval uit het etablissement [etablissement] zijn gerend richting de boxruimte en daar naar binnen zijn gegaan. Ook zijn er geen beelden van de overval voorhanden die vergeleken kunnen worden met de overige informatie in het dossier. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
6. ( zaak 5)
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 6 is ten laste gelegd. Weliswaar geeft het dossier blijk van een zeer kwalijke inhoud van het telefoonverkeer (WhatsApp-berichten) tussen verdachte en zijn medeverdachte en tussen verdachte en [naam 5] en [naam 6]. Gelet op de overige informatie uit het dossier ontstaat een onheilspellend beeld over eventuele plannen van verdachte. Het voert naar het oordeel van de rechtbank echter juridisch te ver om op basis van deze WhatsApp-berichten strafbare voorbereiding van een gekwalificeerde diefstal dan wel afpersing vast te stellen, zoals bedoeld in artikel 46 Wetboek van Strafrecht. Dit artikel vereist immers dat de dader(s) voorwerpen e.d. bestemd tot het begaan van een misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs voorhanden. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is voorts van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 3, 4, 5 en 7 is ten laste gelegd.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte dit bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank is van oordeel dat de in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1 en 2 en de in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde feiten - als schakelbewijs - redengevend zijn voor elkaar. Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomsten in modus operandi, gebruikte gezichtsbedekking en wapens (klein zwart wapen en lashamer), de posturen van de daders en die van verdachte en zijn medeverdachte (zoals gerelateerd door de politie), de diverse herkenningen door de politie van verdachte en de medeverdachte daarbij, de kleding (vesten, handschoenen etc.) en de schoenen, in onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Dit geldt eveneens voor het onderlinge telefoonverkeer en de vastgestelde locaties van de palen die daarbij worden aangestraald. Verder is van belang dat op de telefoon van de medeverdachte een nieuwsbericht aangaande de overval op 14 mei 2013 wordt aangetroffen, als ook een foto van de poging tot overval op de Kiosk (feit 7). Ook blijkt uit informatie op de telefoon van de medeverdachte dat reeds twee uur na de overval op [snackbar A] op 25 mei 2013 op internet is gezocht naar informatie over die overval.
Daarnaast kunnen de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] worden gebruikt voor het bewijs (zoals per feit in de bewijsmiddelen vervat). De rechtbank acht deze verklaringen voldoende betrouwbaar. [getuige 1] heeft reeds op 30 mei 2013 met de politie contact gehad en op 2 juni 2013 haar eerste verklaring afgelegd. Haar verklaring getuigt van daderkennis en niet van rancune. Het weinige dat verdachte daarover heeft gesteld maakt dat niet anders. Ook de verklaring van [getuige 2] sluit aan bij overige informatie uit het dossier en getuigt van daderkennis. Verdachte en de medeverdachten hebben vanuit de woning van de heer [slachtoffer 1] nog WhatsApp-contact gehad met deze dames over een overval, zodat ook objectief kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachten hen op de hoogte hielden van hun criminele doen en laten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/684284-13 ten laste gelegde:
1.
op 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) Eur. 500.-, toebehorende aan [B.V. 1] en/of [slachtoffer 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader, met de hoofden bedekt met een bivakmuts of een pet en een shawl, een snackbar/cafetaria is binnengegaan en vervolgens
- met een lashamer, op de counter heeft geslagen en
- een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft getoond en voorgehouden en op voornoemde [slachtoffer 2] heeft gericht en gericht gehouden;
2.
op 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn hij, verdachte, en zijn mededader over de schutting de tuin van voornoemde [slachtoffer 1] in geklommen en hebben verdachte en zijn mededader, toen voornoemde [slachtoffer 1] verdachte en zijn mededader de tuin uit wilde sturen, en toen voornoemde [slachtoffer 1] naar hen toe is gelopen
- aan voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen getoond en
- aan voornoemde [slachtoffer 1] een lashamer getoond en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij weer zijn woning in moest gaan en
- vervolgens in de woning meermalen aan voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen getoond en op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en gericht gehouden en
- bij het verlaten van de woning voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek vastgepakt en vastgehouden en daarbij een vuurwapen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en gericht gehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen een muur van de woning aangedrukt en aangeduwd en
- voornoemde [slachtoffer 1] vervolgens de woning ingetrokken en onder de trap (in de woning) getrokken en (daarbij) een vuurwapen, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en gericht gehouden;
en
op 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend
- onder meer in de beslotenheid van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond en voorgehouden en dat vuurwapen op het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en gericht gehouden en
- een lashamer aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond en voorgehouden;
3.
op 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], tezamen en in vereniging met
een ander een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/689208-13 ten laste gelegde:
1. Zaak B)
op 22 april 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van tussen de 500 euro en/of 600 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] hebben getoond en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] hebben gericht en gericht gehouden en
- daarbij aan voornoemde [slachtoffer 4] en voornoemde [slachtoffer 5] de woorden hebben toegevoegd: "Dit is een overval, dit is een overval" en "Opschieten, snel, snel" en "Ga helpen";
3. ( Zaak C)
op 14 mei 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand van Albert Heijn [adres 1]) heeft weggenomen een geldbedrag van 163,80 euro en een geldbedrag van 192,90 euro, toebehorende aan de Albert Heijn, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededaders
- voornoemd winkelpand van Albert Heijn binnen zijn gegaan en (daarbij) hebben geroepen: "Dit is een overval, dit is een overval", en
- met een zichtbaar mes bij de deuropening van voornoemd winkelpand van Albert Heijn zijn blijven staan en
- in voornoemd winkelpand van de Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 6] zijn gelopen en vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 6] hebben gericht en gericht gehouden en
- daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 6] hebben gezegd dat zij geld wilden hebben, en
- in voornoemd winkelpand van Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] zijn gelopen en een lashamer aan voornoemde [slachtoffer 7] hebben getoond en voorgehouden en
- daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 7] hebben gezegd dat zij geld wilden hebben en voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Niet weglopen
anders word je geschoten" en "Geef me dat geld anders sla ik je verrot", in elk geval telkens woorden van gelijke aard en of strekking en
- met voornoemde lashamer op de inpakbalie hebben geslagen;
4. ( zaak D)
op 21 mei 2013 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van (circa) 150 euro toebehorende aan Albert Heijn, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft getoond en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht en
- met zijn, verdachtes, hand op de toonbank heeft geslagen en
- daarbij aan voornoemde [slachtoffer 8] de woorden heeft toegevoegd: "Overval, geld, geld", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
5. ( Zaak 3)
op 25 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan de [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 9], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 10] hebben gericht en gericht gehouden en daarbij de slede van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar achteren hebben getrokken en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 10] de woorden hebben toegevoegd: "Geld, geld nu".
7.
op 4 april 2013 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 11] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 11] en/of de Nederlandse Spoorwegen,
- naar de kiosk is gegaan en gelopen waar voornoemde [slachtoffer 11] aan het werk was en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 11] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 11] heeft gericht en
- voornoemde [slachtoffer 11] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval, stop het geld in een zak".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
Eis van de officieren van justitie
Ter terechtzitting heeft het Openbaar Ministerie gevorderd dat ingevolge artikel 77b Wetboek van Strafrecht het volwassenenstrafrecht op verdachte wordt toegepast. Ondanks met het op handen zijnde adolescentenstrafrecht blijft dit artikel ongewijzigd. Voor 16 en 17 jarigen gold en geldt dat het volwassenenstrafrecht kan worden toegepast. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook de persoonlijkheid van de dader rechtvaardigen in onderhavig geval de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht.. Verdachte heeft alleen en met zijn medeverdachte meerdere overvallen gepleegd. Er is daarbij gebruik gemaakt van gezichtsbedekking, wapens, dreigende handelingen en taal. De laatste overval is gevolgd door een gijzeling in een woning. Verdachte heeft volwassen keuzes gemaakt en is buitengewoon koelbloedig. Voortdurend en met ogenschijnlijk gemak zijn hij en de medeverdachte bezig met het behartigen van hun eigen belangen en gaan volledig voorbij aan de gevoelens van de slachtoffers. Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht en geeft geen inzicht in zijn gemoedstoestand of zijn drijfveren. Hij heeft slechts zeer beperkt meegewerkt aan de persoonlijkheidsonderzoeken. Verdachte heeft voorts geen inzicht willen geven in zijn medische situatie. Verdachte heeft niets geleerd van eerdere straffen en hulpverlening. Hij is zelfbepalend en zijn (proces)houding is volwassen.
De officieren van justitie hebben dan ook bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen geachte feiten dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar. Bij deze strafeis is rekening gehouden met de ernstige verwondingen die verdachte heeft overgehouden aan het schietincident.
De schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven en de gevangenneming dient bij vonnis te worden bevolen. Verdachte is detentiegeschikt, nu er meerdere cellen in het land beschikbaar zijn voor personen die gebonden zijn aan een rolstoel en hulpbehoevend zijn.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de strafoplegging het minderjarigenstrafrecht van toepassing dient te zijn en niet artikel 77b Wetboek van Strafrecht. Verdachte was ten tijde van de feiten 17 jaar. Weliswaar betreffen het verdenkingen van ernstige feiten, maar komen deze – helaas – niet alleen onder volwassen daders voor. Ook het ontbreken van een professioneel plan en de grootte van de buit duiden niet per definitie op volwassen feiten en omstandigheden. De psychiater spreekt (p. 17) in zijn rapport van een onbeholpen actie, hetgeen niet duidt op een volwassen aanpak. Ook de persoon van de verdachte maakt niet dat volwassenstrafrecht van toepassing dient te worden verklaard. De deskundigen adviseren om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Deze adviezen dienen in het algemeen te worden gevolgd. Verdachte heeft een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Een lange (volwassen)detentie zal niet in het belang zijn van de ontwikkeling van verdachte. Daarbij komt dat hij ernstig gewond is geraakt bij zijn aanhouding. Verdachte is pas 18 jaar en heeft een dwarslaesie en zal zijn leven lang hulpbehoevend zijn. Verdachte heeft de zwaarst mogelijk straf al gekregen. Een strafeis mag niet alleen vergelding als doel hebben. Van belang is dat hij in het kader van het minderjarigenstrafrecht begeleiding krijgt en zo kan revalideren en re-integreren.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich – voornamelijk samen met [medeverdachte] – schuldig gemaakt aan vele ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft in een betrekkelijk korte periode een reeks gewapende overvallen gepleegd. De modus operandi was bij nagenoeg alle overvallen gelijk. Verdachte en zijn medeverdachte gingen bij een snackbar of bij het Albert Heijn-filiaal naar binnen en eisten, onder dreiging van een (nep)vuurwapen, dan wel een lashamer het geld uit de kassalade(s) op. Daarbij werd in twee gevallen ook met de lashamer op de counter/inpaktafel geslagen. Tevens heeft verdachte alleen een Albert Heijn to Go overvallen en nog een poging gedaan een overval te plegen op een Kiosk te Diemen.
De reeks van overvallen is geëindigd op 29 mei 2013 toen verdachte en zijn medeverdachte na de [bedrijf 2] te [plaats 1] te hebben overvallen op de vlucht sloegen en in de achtertuin van de heer [slachtoffer 1] terechtkwamen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben de heer [slachtoffer 1] – die niets vermoedend naar de voor hem twee vreemde jongens in zijn achtertuin liep – onder bedreiging van een vuurwapen en een lashamer gedwongen zijn huis in te gaan, zodat zij daar uit het zicht van hun achtervolgers en de politie konden blijven.
Uiteindelijk is de politie het huis van de heer [slachtoffer 1] binnengevallen en heeft verdachte en zijn medeverdachte kunnen aanhouden. Verdachte is hierbij door de politie neergeschoten en zwaar gewond geraakt.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan een reeks zeer ernstige feiten die de rechtbank hen zwaar aanrekent. Niet alleen uit de door de slachtoffers bij de politie afgelegde verklaringen, maar ook uit de toelichtingen op de door hen ingediende vorderingen als benadeelde partijen is gebleken dat deze feiten door de vele slachtoffers als zeer bedreigend zijn ervaren.
De heer [slachtoffer 1] heeft gedurende de gijzeling geruime tijd zeer angstige momenten doorgemaakt. Hij is in zijn eigen huis waar hij zich veilig moet kunnen voelen bedreigd met een vuurwapen. Hij maakte zich zorgen over zijn twee jongste kinderen die boven lagen te slapen en over zijn oudste zoon en vrouw, die ieder moment thuis zouden kunnen komen. De heer [slachtoffer 1] kampt en heeft gekampt met gevoelens van onbegrip, angst, boosheid en teleurstelling. Ter zitting heeft de heer [slachtoffer 1] in de richting van verdachte en zijn medeverdachte zijn slachtofferverklaring voorgelezen. Nadien heeft de heer [slachtoffer 1] aangegeven dat hij hen vergeeft voor hun daden en heeft hen de hand geschud. De rechtbank acht dit gebaar van benadeelde zeer groots. Verdachte heeft op zijn beurt gezegd dat hij zich schaamt en dat hij hoopt dat de heer [slachtoffer 1] deze gebeurtenis ooit een plek kan geven.
Mevrouw [slachtoffer 2] was op 29 mei 2013 aan het werk in de [bedrijf 2] toen zij opeens recht in de loop van een vuurwapen keek. De schrik hiervan is groot geweest. Haar schoolgang heeft onder de impact van het incident geleden. Zij is zelfs gestopt met werken in de [bedrijf 2] omdat zij zich als gevolg van de overval daar niet langer op haar gemak voelde.
Ook mevrouw [slachtoffer 7] is zeer geëmotioneerd geraakt en is van functie gewisseld, omdat zij niet langer achter de kassa bij de Albert Heijn aan de [adres 1] durfde te werken. Ook haar schoolresultaten hebben geleden onder de impact die de overval op haar heeft gehad.
Mevrouw [slachtoffer 6] is tijdens de gewapende overval op diezelfde Albert Heijn doodsbang geweest. Zij stond achter de counter en is bedreigd met een wapen. Nadien heeft zij last gehad van nachtmerries en herbelevingen. De weinige slaap die zij kreeg was met behulp van slaaptabletten. Op haar werk, op straat of in winkels is zij alerter geworden en zij is schrikachtig.
Naast de impact van de feiten op de individuele slachtoffers – waaronder ook de aangevers die geen vordering ingediend hebben – brengen de bewezen verklaarde feiten tevens bij de diverse omstanders, maar ook bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft ten slotte de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 29 mei 2013 gepleegd met een gas/alarmpistool. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 16 januari 2014 waaruit blijkt dat verdachte op 27 december 2010 door de meervoudige strafkamer te Amsterdam is veroordeeld tot een jeugddetentie van 242 dagen in verband met vermogensdelicten. Op 10 februari 2010 is verdachte door de kinderrechter te Amsterdam in verband met een diefstal veroordeeld tot een werkstraf. Verder is verdachte in 2012 en 2013 totaal drie maal veroordeeld door de kantonrechter te Amsterdam in verband met overtreding van de Leerplichtwet.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- rapporten van de Raad opgemaakt op 17 december 2013 (milieuonderzoek)
en 5 februari 2014;
  • rapport van het [Bureau Jeugdzorg] opgemaakt op 6 november 2013;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [naam 3], klinisch psycholoog, op 8 december 2013, aangevuld op 5 februari 2014;
  • Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [naam 4], kinder- en jeugdpsychiater, op 16 december 2013, aangevuld op 4 februari 2014.
De psycholoog komt tot de volgende conclusies.
Verdachte is lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met hoofdzakelijk antisociale en narcistische trekken bij misbruik van middelen tot aan zijn arrestatie. Voor een ziekelijke stoornis in de zin van psychiatrische psychopathologie zijn geen aanwijzingen gevonden. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De weigerachtige opstelling van verdachte ten aanzien van onderhavig onderzoek en de uiterst beperkte medewerking maken een antwoord op de vraag of er een verband bestaat tussen de gebrekkige ontwikkeling en de strafbare feiten op grond van de informatie verkregen in dit onderzoek niet verantwoord. In de opvoeding van verdachte is men volgens de beschikbare informatie over de voorgeschiedenis ernstig tekort geschoten. De nieuwe verdenkingen van strafbare feiten versterken, mits en voor zover bewezen geacht, slechts de eerder gestelde diagnose. In het algemeen kan worden gesteld dat de kans op gewelddadige recidive met elk nieuw gepleegd gewelddadig delict toeneemt. Belangrijker dan het voorgaande is nu echter de naar verwachting blijvende verlamming/invaliditeit die momenteel bepalend is voor de grenzen van verdachtes gedrag. Deze factor 'overheerst' momenteel de overige risicofactoren. Niet wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Vanuit psychologisch oogpunt is voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte belangrijk dat hij zo goed mogelijk revalideert en re-integreert. Hij moet eerst leren zichzelf lichamelijk te verzorgen. Het gevaar van verbittering en verharding ligt op de loer. Dit vergt ook de nodige aandacht en begeleiding. Het contact met de voormalige gezinsvoogd is goed en het is belangrijk om dit te kunnen voortzetten. De begeleiding moet gericht zijn op een gunstige persoonlijke en pro sociale maatschappelijke ontwikkeling. Dit ook om recidiverisico zoveel mogelijk te beperken. Om een en ander zeker te stellen is (reclasserings)begeleiding aan te bevelen als bijzondere voorwaarde binnen een strafrechtelijk kader.
Ter terechtzitting heeft de psycholoog deze conclusies toegelicht en gehandhaafd.
De psychiater komt tot de volgende conclusies.
Verdachte heeft zeer beperkt zicht gegeven op zijn huidige functioneren en het functioneren ten tijde van het ten laste gelegde en daarvoor. Er is wel veel informatie over het eerdere functioneren van verdachte bekend bij de Raad en het [Bureau Jeugdzorg]. Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Op basis van het gelijktijdigheidprincipe kan worden aangenomen dat er ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, sprake was van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken, omdat dit een chronische stoornis is. Tevens was er ten tijde van het tenlastegelegde vermoedelijk sprake van cannabismisbruik. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid kan geen advies worden gegeven omdat verdachte onvoldoende zicht heeft gegeven op de dynamiek rond de ten laste gelegde feiten. Factoren, voortkomend uit de stoornis van verdachte die in het algemeen van belang kunnen zijn voor de kans op recidive, zijn de geringe binding aan andere personen, het gebrekkig ontwikkelde geweten en het feit dat hij mogelijk geld nodig heeft om middelengebruik te bekostigen. In het algemeen kan worden gesteld dat de kans op gewelddadige recidive met elk nieuw gepleegd gewelddadig delict toeneemt. Voorts speelt een rol dat in elk geval moeder herhaaldelijk delinquent voorbeeldgedrag toont. Kort voor het tenlastegelegde speelden een aantal stressfactoren een rol. Er is sprake van een zware nieuwe stressfactor, namelijk het feit dat verdachte door toedoen van het schot van een politieagent grotendeels verlamd is geraakt. Hij voelt zich er boos en verongelijkt over dat deze agent niet is veroordeeld. (Mede) door verdachtes huidige deplorabele lichamelijke toestand, is het contact met zijn vader hersteld en zijn ook de banden met andere familieleden verstevigd. Ook is het onderdak probleem vooralsnog opgelost. Wat nog wel een rol speelt is dat verdachte nog geen kennis en vaardigheden heeft ontwikkeld om op niet-criminele wijze in zijn onderhoud te voorzien. Deze factoren en condities versterken elkaar. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre verdachte lichamelijk gezien nog wel of niet meer in staat zal zijn tot recidive. Er is een bij onderzoeker niet bekende prognose ten aanzien van het lichamelijk functioneren. Ter bevordering van een gunstige ontwikkeling zijn onder meer van belang het realiseren van een aangepaste woonvorm, een passende opleiding en het ontwikkelen van pro sociale activiteiten, alsmede stoppen van cannabismisbruik (als dit nog actueel is). Aangezien verdachte vertrouwen lijkt te stellen in zijn eerdere gezinsvoogd en huidige jeugdreclasseerder, mw. [naam 2], lijkt het aangewezen om verdachte verlengde hulp vanuit de jeugdreclassering aan te bieden en hem niet aan de volwassenenreclassering over te dragen. Concluderend wordt ter voorkoming van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling een maatregel van Hulp & Steun in het kader van een voorwaardelijk straf deel geadviseerd. Er zijn geen argumenten gelegen in de persoonlijkheid van verdachte gevonden die aanleiding geven om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ter terechtzitting heeft de psychiater deze conclusies toegelicht en gehandhaafd.
De Raad heeft zowel schriftelijk als mondeling ter zitting geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich in het kader van hulp en steun houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Het is van belang dat er aandacht is voor zijn revalidatie, scholing, werk en huisvesting. De Raad conformeert zich daarmee aan de conclusies van de psycholoog en de psychiater.
Het [Bureau Jeugdzorg] heeft zich ter zitting aangesloten bij voornoemde adviezen en conclusies. Verdachte is vanaf het voorjaar van 2012 afgegleden. Mevrouw [naam 2] ziet inmiddels een groot verschil tussen de houding van verdachte voor en na 29 mei 2013.
Minder- of meerderjarigensanctierecht?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het minderjarigen- dan wel het meerderjarigenstrafrecht op verdachte dient te worden toegepast. Hoofdregel in titel VIIIA van boek 1 van het Wetboek van Strafrecht is dat ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht van toepassing is.
Echter, ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het meerderjarigenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank acht in onderhavige zaak, anders dan de officieren van justitie, toepassing van het minderjarigenstrafrecht aangewezen en zal dientengevolge geen toepassing geven aan artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daarbij dat weliswaar sprake is van zeer ernstige feiten, zoals hierboven weergegeven, maar dat de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijkheid van de verdachte geen uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigen. De feiten lijken niet te getuigen van een professionele georganiseerde aanpak, maar eerder van impulsieve acties. Dit lijkt meer passend bij de leeftijd van verdachte. Verdachte had ten tijde van het plegen van de feiten de leeftijd van 17 jaar. De deskundigen adviseren niet om het volwassenenstrafrecht toe te passen en hem wél te laten begeleiden door de jeugdreclassering.
Het niet toepassen van artikel 77b Sr. als voorgestaan door de rechtbank is in de lijn met de geldende jurisprudentie en verhoudt zich ook het beste met het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK). Artikel 3 IVRK bepaalt:

Bij alle maatregelen betreffende het kind (…) vormen de belangen van het kind de eerste overweging’,
waarbij als kind wordt beschouwd conform artikel 1 IVRK:
iedermens jonger dan 18 jaar’(onderstreping rechtbank).
Ook in artikel 40 lid 1 IVRK vindt de rechtbank steun voor haar standpunt minderjarigenstrafrecht toe te passen:
‘De staten erkennen het recht van ieder kind (…) op een wijze van behandeling waarbij rekening wordt gehouden met (…) de wenselijkheid van het bevorderen van herintegratie van het kind en van de aanvaarding door het kind van een opbouwende rol in de samenleving.’
Het ‘Committee on the Rights of the Child’ (verder: het Comité) heeft hierover nog in haar ‘General Comment No. 10’ overwogen:
‘In all decisions taken within the context of the administration of juvenile justice, the best interest of the child should be a primary consideration. (…) The protection of the child means, for instance, that the traditional objectives of criminal justice, such as repression/retribution, must give way to rehabilitation and restorative justice objectives in dealing with child offenders.’
Ditzelfde Comité timmert al sinds 1999 aan de weg om Nederland niet langer meerderjarigenstrafrecht toe te laten passen op minderjarigen. Verwezen wordt naar de Concluding Observations of the Committee on the Rights of the Child van 26 oktober 1999 (CRC/C/15/add. 114) over Nederland, blz. 7, punt 30:
‘The Committee is seriously concerned about the implications of the reservation entered by the State party(=Nederland)
on the applicability of adult criminal law to children over 16 years of age.’
In 2004 overwoog het Comité nog eens (in CRC/C/15/Add.227, punt 58):
‘The Committee is concerned that in the State party(=Nederland)
children in conflict with the law between the ages of 16 and 18 may be sentenced as adults.’
En in 2009 overwoog het Comité weer eens (CRC/C/NLD/CO/3, punt 77):
‘The Committee reiterates its concern that (…) in the Netherlands (…) there is still a possibility of 16 and 17 year olds being tried under the adults criminal law (…).’
De straf zoals deze in de onderhavige zaak door de rechtbank zal worden opgelegd is in overeenstemming met het IVRK en hetgeen het Comité daaromtrent overweegt. Toepassing van het meerderjarigenstrafrecht (op basis waarvan het in deze zaak voor de hand zou liggen lange gevangenisstraffen en/of zware volwassenen-maatregelen op te leggen) zou naar het oordeel van de rechtbank, met name ook gezien hetgeen de gedragsdeskundigen hierover hebben geadviseerd, een herintegratie van verdachte in deze zaak ernstig in de weg staan, en zou voornamelijk
repression/retributionals doel hebben.
Ten slotte staat de rechtbank voor de vraag welke straf en/of maatregel voor verdachte passend en geboden is in onderhavige zaken. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de hierboven genoemde feiten, mede gelet op de Oriëntatiepunten straftoemeting jeugd van deze rechtbank, het opleggen van de maximale jeugddetentie rechtvaardigen, te weten een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de zeer beknopte medische informatie d.d. 18 juni 2013 van de arts van het [Medisch Centrum A] [opmerking rechtbank: naam van de arts niet leesbaar] (vindbaar in het rapport van de Rijksrecherche, blz. 18 en 19) is gebleken dat verdachte aan het ‘schietincident’ onder meer een totale dwarslaesie heeft overgehouden. Verdachte kan zijn benen niet meer bewegen. Naar zijn eigen zeggen ter terechtzitting is verdachte vanaf zijn borst naar beneden verlamd. De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat het perspectief van de medische situatie van verdachte onduidelijk is maar dat permanente rolstoelafhankelijkheid in de verwachting ligt. Wel is duidelijk dat verdachte op het gebied van verzorging en hygiëne hulpbehoevend zal blijven. Hij is thans inwonend bij een oom die hem de nodige verzorging verschaft. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij thans drie maal per week naar het revalidatiecentrum [A] gaat voor poliklinische behandeling.
De rechtbank acht het gelet op deze omstandigheden inhumaan om verdachte als dwarslaesie- en tegelijk rolstoelpatiënt een onvoorwaardelijke detentie op te leggen. Verdachte, een jongeman van net 18 jaar, is reeds voor zijn leven gehavend. Wat er ook zij van de omstandigheden waaronder verdachte ernstig gewond is geraakt, het blijft een feit dat ook zijn leven drastisch in een ander perspectief is komen te staan. In dit licht wordt met de door het Openbaar Ministerie geëiste detentie in een cel geen redelijk strafdoel meer gediend.
Om verdachte er wel van te vergewissen dat de feiten die hij heeft gepleegd zeer ernstig zijn, zal aan verdachte de maximale jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met een proeftijd van twee jaar. In het belang van de maatschappij en van verdachte zal hem als bijzondere voorwaarde begeleiding en toezicht van de jeugdreclassering worden opgelegd. Dit ter voorkoming van verdere recidive en ten gunste van het re-integreren van verdachte in de maatschappij.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[bedrijf 2] ([slachtoffer 3])
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van [bedrijf 2] / [slachtoffer 3], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Uit het dossier (p. 810) blijkt dat de benadeelde partij het onder verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen geld (485,-- euro) terug heeft ontvangen. De post ‘
gestolen kasgeld’ zal gelet hierop voor dat bedrag worden afgewezen.
De rechtbank waardeert de schade gelet op het bovenstaande dan ook op € 1.632,88 (duizend zeshonderd tweeëndertig euro en achtentachtig cent).
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten
€ 1.632,88 (duizend zeshonderd tweeëndertig euro en achtentachtig cent), te betalen aan [bedrijf 2] / [slachtoffer 3], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bedrijf 2] / [slachtoffer 3] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Mevrouw [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.742,13 (duizend zevenhonderd tweeënveertig euro en dertien cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten
€ 1.742,13 (duizend zevenhonderd tweeënveertig euro en dertien cent), te betalen aan [slachtoffer 2], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
De heer [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 5.805,73 (vijfduizend achthonderd vijf euro en drieënzeventig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten
€ 5.805,73 (vijfduizend achthonderd vijf euro en drieënzeventig cent), te betalen aan [slachtoffer 1], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Albert Heijn [adres 1] te Amsterdam
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van Albert Heijn, niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 356,70 (driehonderd zesenvijftig euro en zeventig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten € 356,70 (driehonderd zesenvijftig euro en zeventig cent), te betalen aan Albert Heijn, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Albert Heijn voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Mevrouw [slachtoffer 7]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 7], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.580,00 (duizend vijfhonderd en tachtig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten
€ 1.580,00 (duizend vijfhonderd en tachtig euro), te betalen aan [slachtoffer 7], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 7] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Mevrouw [slachtoffer 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van [slachtoffer 6], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.515,60 (duizend vijfhonderdvijftien euro en zestig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige zal [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De verdachte zal hoofdelijk worden veroordeeld om het gevorderde bedrag, te weten
€ 1.515,60 (duizend vijfhonderdvijftien euro en zestig cent), te betalen aan [slachtoffer 6], te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (pleegdatum) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 29 januari 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/694033-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 maart 2013 van de kantonrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 2 weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Weliswaar is gebleken is verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet echter gelet op de aard van de overtreding waarop deze voorwaardelijke straf is gebaseerd (Leerplichtwet) en gezien de op te leggen straf in de hoofdzaak geen aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten. De vordering zal derhalve worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 282, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 2 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 13/684284-13 onder 1, 2 en 3 en het in de zaak met parketnummer 13/689208-13 onder 1, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummers 13/684284-13 onder 1 en 13/689208-13 onder 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 13/684284-13 onder 2:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van parketnummer 13/684284-13 onder 3:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van parketnummer 13/689208-13 onder 3:
Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 13/689208-13 onder 4:
Afpersing
Ten aanzien van parketnummer 13/689208-13 onder 5:
Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 13/689208-13 onder 7:
Poging tot afpersing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Verdachte moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van [Bureau Jeugdzorg] stellen. Vervolgens moet verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van [Bureau Jeugdzorg] blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Geeft aan het [Bureau Jeugdzorg] opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Wijst de vordering van
[bedrijf 2] / [slachtoffer 3]toe tot € 1.632,88 (duizend zeshonderd tweeëndertig euro en achtentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 2] / [slachtoffer 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [bedrijf 2] / [slachtoffer 3] voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijf 2] / [slachtoffer 3], aan de Staat € 816,44 (achthonderdzestien euro en vierenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 5 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 2]toe tot € 1.742,13 (duizend zevenhonderd tweeënveertig euro en dertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2], aan de Staat € 871,07 (achthonderd eenenzeventig euro en zeven cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 5 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 1]toe tot € 5.805,73 (vijfduizend achthonderd vijf euro en drieënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1], aan de Staat € 2.902,87 (tweeduizend negenhonderd twee euro en zevenentachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 9 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
Albert Heijntoe tot € 356,70 (driehonderd zesenvijftig euro en zeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Albert Heijn voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Albert Heijn, aan de Staat € 178,35 (honderd achtenzeventig euro en vijfendertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 1 dag vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 7]toe tot € 1.580,00 (duizend vijfhonderd en tachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7], aan de Staat
€ 790,00 (zevenhonderd negentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 5 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 6]toe tot € 1.515,60 (duizend vijfhonderdvijftien euro en zestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart [slachtoffer 6] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6], aan de Staat € 757,80 (zevenhonderd zevenenvijftig euro en tachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 5 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/694033-13
AF.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2014.
Bijlage: de tenlastelegging(zoals gewijzigd ter zitting van 10 februari 2014)
Parketnummer: 13/684284-13
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) Eur. 500.-, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [B.V. 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met een of meer van zijn mededader(s), met het/de hoofd(en) bedekt met (een) bivakmuts(en) en/of (een) pet(ten) en/of (een) shawl(s), een snackbar/cafetaria is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- met een (las)hamer, in elk geval met enig slagvoorwerp, op de counter heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) Eur. 500.-, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [B.V. 1] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een of meer van zijn mededader(s), met het/de hoofd(en) bedekt met (een) bivakmuts(en) en/of (een) pet(ten) en/of (een) shawl(s), een snackbar/cafetaria is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- met een (las)hamer, in elk geval met enig slagvoorwerp, op de counter heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers is/zijn hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) over een/de hek/schutting de tuin van voornoemde [slachtoffer 1] in geklommen en/of heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), toen voornoemde [slachtoffer 1] verdachte en/of een of meer van
zijn mededader(s) de tuin uit wilde sturen, in elk geval toen voornoemde [slachtoffer 1] naar hem/hen toe is gekomen/gelopen
- aan voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of
- aan voornoemde [slachtoffer 1] een (las)hamer, in elk geval enig slagvoorwerp getoond en/of voorgehouden en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij weer zijn woning in moest gaan, in elk geval woorden van dergelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) in de woning eenmaal of meermalen aan voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( bij het verlaten van de woning) voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen een muur (van de woning) aangedrukt en/of aangeduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (vervolgens) (weer) de woning ingetrokken en/of onder de trap (in de woning) getrokken en/of (daarbij) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en/of gericht gehouden;
(artikel 282 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- ( onder meer in de beslotenheid van de woning van voornoemde [slachtoffer 1]) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond en/of voorgehouden en/of dat vuurwapen, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gericht en/of gericht gehouden en/of
- een (las)hamer), in elk geval enig slagvoorwerp aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond en/of voorgehouden;
(artikel 285 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 april 2013 tot en met 29 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, te weten een vuurwapen en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
Artikel 26 Wet Wapens en Munitie
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Parketnummer: 13/689208-13
1. Zaak B)
hij op of omstreeks 22 april 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (circa) (tussen de) 500 euro en/of 600 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemd vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 4] en/of voornoemde [slachtoffer 5] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Dit is een overval, dit is een overval" en/of "Opschieten, snel, snel" en/of "Ga helpen", in elk geval (telkens) woorden
van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2. ( Zaak C)
hij op of omstreeks 9 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer groupon bon(nen) en/of een of meer cadeaubon(nen) en/of een geldbedrag van (circa) (tussen de) 400 euro en/of 500 euro, in elk geval een of meer goed(eren) en/of een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [etablissement], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 12], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar voornoemde [slachtoffer 12] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 12] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 12] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld trekken", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
3. ( Zaak C)
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een winkelpand van) Albert Heijn [adres 1]) heeft weggenomen een geldbedrag van (circa) 163,80 euro en/of een geldbedrag van (circa) 192,90 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn binnen is/zijn gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval, dit is een overval", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een (zichtbaar) mes bij de deur(opening) van voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn is/zijn blijven staan en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) de Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 6] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gelopen en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wild(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 7] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Niet weglopen
anders word je geschoten" en/of "Geef me dat geld anders sla ik je verrot" en/of "Ik sla je verrot als je het geld niet geeft", in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met voornoemde (las)hamer, in elk geval met voornoemd enig (slag)voorwerp op de inpakbalie heeft/hebben geslagen;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (circa) 163,80 euro en/of een geldbedrag van (circa) 192,90 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn binnen is/zijn gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval, dit is een overval", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met een (zichtbaar) mes bij de deur(opening) van voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn is/zijn blijven staan en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 6] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of
- in voornoemd(e) (winkelpand van) Albert Heijn naar voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gelopen en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) tegen voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld wild(n) hebben, althans woorden van die aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 7] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Niet weglopen anders word je geschoten" en/of "Geef me dat geld anders sla ik je verrot" en/of "Ik sla je verrot als je het geld niet geeft", in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- met voornoemde (las)hamer, in elk geval met voornoemd enig (slag)voorwerp op de inpakbalie heeft/hebben geslagen;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
4. ( Zaak D)
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een winkelpand van) Albert Heijn (To Go) ([adres 2]) heeft weggenomen een geldbedrag van (circa) 150 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (To Go), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemd vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- met zijn, verdachtes, hand eenmaal of meermalen op de toonbank heeft geslagen en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 8] de woorden heeft toegevoegd: "Overval, geld, geld", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van (circa) 150 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [slachtoffer 8] heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemd vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- met zijn, verdachtes, hand eenmaal of meermalen op de toonbank heeft geslagen en/of
- ( daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 8] de woorden heeft toegevoegd: "Overval, geld, geld", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
5. ( Zaak 3)
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 10]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) de slede van voornoemd vuurwapen, althans van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar achteren heeft/hebben getrokken, in elk geval het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 10] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld nu", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 25 mei 2013 te [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft
gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 10] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) de slede van voornoemd vuurwapen, althans van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar achteren heeft/hebben getrokken, in elk geval het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft/hebben doorgeladen en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 10] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld nu" en/of "Sneller, opschieten", in elk geval (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
6. ( Zaak 5)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te Amsterdam en/of [plaats 1], [gemeente A], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten een diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of een afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een (las)hamer, in elk geval enig (slag)voorwerp, en/of een of meer bivakmuts(en) en/of een of meer informatiedrager(s) en/of gegevensdrager(s), in elk geval een of meer (mobiele) telefoon(s) (merk: Apple, type: Blackberry) en/of (met daarin/daarop) een of meer tekstberichten, in elk geval een of meer WhatsApp-bericht(en), houdende informatie betreffende
- de openingstijden en/of het openen van de kluis en/of
- het aantal personen dat nodig is voor het openen van de kluis en/of
- de tijdstip(pen) waarop de kluis wordt geopend en/of
- de wijze waarop de kluis geopend dient te worden en/of
- de hoeveelheid geld in de kluis van Dirk van de Broek ([adres 3]) te [plaats 2], kennelijk
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 04 april 2013 te Diemen, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg de [straat 2], in elk geval op of aan een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] en/of de Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 11], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond(en), dat verdachte
- naar de kiosk is gegaan en/of gelopen waar voornoemde [slachtoffer 11] aan het werk was en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 11] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 11] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 11] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval, stop het geld in een zak", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 312 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 4 april 2013 te Diemen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 11] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 11] en/of de Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
- naar de kiosk is gegaan en/of gelopen waar voornoemde [slachtoffer 11] aan het werk was en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 11] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op voornoemde [slachtoffer 11] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 11] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval, stop het geld in een zak", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 317 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)