ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
517405 / HA ZA 12-626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot overdracht van aandelen in Dart B.V. en de waardebepaling daarvan

In deze zaak vorderden [A] c.s. dat de rechtbank verklaart dat [D] c.s. verplicht is om de door [D] Management gehouden aandelen in Dart B.V. aan hen aan te bieden tegen een prijs die is vastgesteld op basis van de aandeelhoudersovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de prijs voor de aandelen nihil was, omdat Dart in de jaren 2009, 2010 en 2011 verlies had geleden. De rechtbank stelde vast dat de aandeelhoudersovereenkomst een specifieke formule bevatte voor de waardebepaling van de aandelen, waarbij de gemiddelde winst na belastingen over de laatste drie boekjaren werd vermenigvuldigd met een factor. De rechtbank oordeelde dat [D] c.s. niet kon aantonen dat de aandelen een waarde vertegenwoordigen die hoger is dan nihil, en dat het niet onaanvaardbaar was dat zij de aandelen om niet moesten overdragen. De rechtbank wees de vorderingen van [D] c.s. in reconventie af, waarbij zij stelde dat de vordering tot betaling van een koopprijs van € 406.192,08 niet kon worden toegewezen, omdat de prijsbepaling in de aandeelhoudersovereenkomst leidde tot een prijs van nihil. De rechtbank veroordeelde [D] c.s. in de proceskosten en bepaalde dat de uitspraak in de plaats treedt van de notariële akte van levering voor de overdracht van de aandelen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 517405 / HA ZA 12-626
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te --,
2. [A],
wonende te --,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IR. [B] HOLDING B.V.,
gevestigd te --,
4. [B],
wonende te --,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IR. [C] BEHEER B.V.,
gevestigd te --,
6. [C],
wonende te --,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DART B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. C.A.P. Werre,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D] MANAGEMENT ADVIES B.V.,
gevestigd te --,
2. [D],
wonende te --,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.H. van der Weide.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie worden hierna gezamenlijk [A] c.s. genoemd en afzonderlijk [A] Beheer, [A], [B] Holding, [B], [C] Beheer, [C] en Dart. Gedaagden zullen tezamen [D] c.s. worden genoemd en afzonderlijk [D] Management en [D].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 augustus 2012 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 1 november 2012 met de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A], [B], [C] en [D] zijn enig aandeelhouder en enig bestuurder van respectievelijk [A] Beheer, [B] Holding, [C] Beheer en [D] Management.
2.2. Op 31 januari 2007 heeft de raadsman van [A] c.s. aan onder anderen [B], [A], [C] en [D] een e-mail geschreven met in de aanhef bij “Subject”: “SVD: waardebepaling aandelen”.
In de e-mail staat, voor zover hier van belang:
“In aansluiting op ons telefoongesprek van zojuist, volgt hierna de beoogde tekst met betrekking tot de wijze van waardering van de aandelen in Dart B.V.:
De in artikel 195 lid 6 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde prijs waarvoor de aandelen door de andere aandeelhouders kunnen worden overgenomen, zal worden vastgesteld op basis van de redelijke marktwaarde.
Deze redelijke marktwaarde zal berekend worden door de gemiddelde winst na belastingen (zoals blijkend uit de vastgestelde jaarrekeningen van de vennootschap) over de laatste drie (…) afgesloten boekjaren te vermenigvuldigen met een factor zeven (…).
De waarde van de over te nemen aandelen zal worden vastgesteld door de zojuist bedoelde, redelijke marktwaarde te vermenigvuldigen met het percentage van de over te dragen aandelen ten opzichte van het totaal aantal uitgegeven en niet ingekochte aandelen in het kapitaal van de vennootschap.”
De algemene vraag luidt of u een dergelijke waardebepaling redelijk voor komt.
De meer specifieke vraag luidt of de formule ook rekening zou moeten houden met de omvang van het eigen vermogen van de vennootschap.
(…)”
2.3. Op 7 februari 2007 is Dart opgericht. Dart is enig aandeelhouder van Ingenieurs Bureau [E] en [F] B.V., thans [E F] Groep B.V (hierna: [E F]). [E F] is enig aandeelhouder van [E F] Bouwmanagers en Adviseurs B.V. (hierna: [E F BA]). [A], [B] en [C] zijn de bestuurders van [E F BA]. [E F BA] adviseert opdrachtgevers bij het begeleiden van bouwprojecten.
2.4. Op 9 februari 2007 hebben [A] Beheer, [B] Holding, [C] Beheer en [D] Management een aandeelhoudersovereenkomst met betrekking tot Dart gesloten (hierna ook: de aandeelhoudersovereenkomst). Op basis van deze overeenkomst verkregen zij ieder 25% van de aandelen in Dart. [D] Beheer heeft € 100.000,= betaald voor haar belang in Dart.
De aandeelhoudersovereenkomst luidt, voor zover hier relevant, verder als volgt:
“Artikel 2: Managementovereenkomsten
2.1 Partijen zullen er voor zorg dragen dat in verband met de bestuurswerkzaamheden van de bestuurders van [E F] ([E F], rb), op korte termijn 4 managementovereenkomsten zullen worden gesloten tussen [E F] enerzijds en ieder van de 4 Aandeelhouders (in hun hoedanigheid van bestuurders van [E F]) anderzijds (de “Managementovereenkomsten”).
2.2 De Managementovereenkomsten zullen te allen tijde aan al de volgende voorwaarden dienen te voldoen: (…)
Inzet en vakantiedagen
(c) de inzet van uitsluitend de desbetreffende Belanghebbende als degene die de managementwerkzaamheden in opdracht van de desbetreffende Aandeelhouder zal verrichten, met dien verstande dat de Belanghebbenden [A] ([A], rb), [B] ([B], rb) en [C] ([C], rb) tenminste 40 uur per week werkzaam zullen zijn (…) en de Belanghebbende [D] ([D], rb) tenminste 8 uur per week werkzaam zal zijn (…)
Artikel 6: Aanbiedingsplicht Aandeelhouders
Aanbiedingsplicht
6.1 Indien en zodra een Managementovereenkomst tussen [E F] ([E F], vzr.) en een Aandeelhouder de facto is geëindigd (om welke reden dan ook), is de desbetreffende Aandeelhouder verplicht al de door deze gehouden aandelen in Dart op dat moment aan de overige Aandeelhouders te koop aan te bieden conform de statutaire aanbiedingsregeling van Dart, met dien verstande dat:
Prijs
(a) de prijs voor de aangeboden aandelen (uitgaande van de huidige verdeling van 25% van de aandelen door ieder van de 4 Aandeelhouders) zal worden vastgesteld overeenkomstig de als Bijlage 1 aangehechte matrix (de “Matrix”), waarbij: (…)
(ii) de kolom “ONVRIJWILLIG” betrekking heeft op een beëindiging als bedoeld in Artikellid 2.2 onder (e); (…)
(v) de regel “Jaar 1” betrekking heeft op het moment dat de Managementovereenkomst de facto is geëindigd, namelijk gedurende het eerste jaar, gerekend vanaf het moment dat Dart enig aandeelhouder van [E F] is geworden. Voor de regels “Jaar 2” tot en met “Jaar 6 e.v.” geldt mutatis mutandis hetzelfde;
(vi) “WAIS” staat voor “Waardering Aandelen In Statuten”, dat wil zeggen de in de statuten van Dart opgenomen regeling voor de vaststelling van de waarde van de aandelen; (…)
Herhaalde aanbiedingsplicht
(c) indien de overige Aandeelhouders geen gebruik wensen te maken van hun kooprecht (…) dient de desbetreffende Aandeelhouder aan het slot van ieder van de jaren “Jaar 1” tot en met “Jaar 5” (als bedoeld in de Matrix en voor zover relevant) al de door deze gehouden aandelen in Dart wederom aan de overige Aandeelhouders te koop aan te bieden tegen de alsdan volgens de Matrix geldende prijs. Deze herhaalde aanbiedingsplicht komt met ingang van “Jaar 6” (als bedoeld in de Matrix) te vervallen;
(…)”
2.5. De in bijlage 1 opgenomen matrix bevat in het kopje “ONVRIJWILLIG”, voor zover hier van belang, de volgende informatie:
“(…)
EINDE MANAGEMENT-OVEREENKOMST (=MOMENT ONTSTAAN AANBIEDINGSPLICHT)
ONVRIJWILLIG
Jaar 1 25% van het eigen vermogen (met een minimum van EUR 50.000)
Jaar 2 25% van het eigen vermogen (met een minimum van EUR 75.000)
Jaar 3 25% van het eigen vermogen (met een minimum van EUR 100.000)
Jaar 4 WAIS echter factor 5 i.p.v. 7
Jaar 5 WAIS echter factor 6 i.p.v. 7
Jaar 6 e.v. WAIS
(…)”
2.6. In de statuten staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Artikel 12- Blokkeringsregeling (aanbieding)
(…)
7. De aanbieder enerzijds en degene(n) aan wie de aandelen werden toegewezen en – als aan de vennootschap aandelen werden toegewezen – de door de algemene vergadering van aandeelhouders daartoe aan te wijzen persoon anderzijds, treden in overleg over de voor alle aangeboden aandelen te betalen prijs.
Als dit overleg niet binnen een maand na de verzending van de mededeling van het bestuur over de toewijzing bedoeld in lid 6 heeft geleid tot volledige overeenstemming met betrekking tot alle aangeboden aandelen, zal de prijs, onverminderd het bepaalde in de wet, voor al die aandelen worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige op basis van de redelijke marktwaarde.
Deze redelijke marktwaarde zal berekend worden door de gemiddelde winst na belastingen (zoals blijkend uit de vastgestelde jaarrekeningen van de vennootschap) over de laatste drie afgesloten boekjaren te vermenigvuldigen met een factor zeven.
De waarde van de over te nemen aandelen zal worden vastgesteld door de zojuist bedoelde, redelijke marktwaarde te vermenigvuldigen met het percentage van de over te dragen aandelen ten opzichte van het totaal aantal uitgegeven en niet ingekochte aandelen in het kapitaal van de vennootschap. (…)”
2.7. In 2008 heeft Dart een winst van € 297.238,-- gemaakt.
2.8. Op 31 december 2009 is de managementovereenkomst tussen [D] Management en [E F] onvrijwillig beëindigd.
2.9. In de jaren 2009, 2010 en 2011 heeft Dart verlies geleden.
2.10. [D] Management heeft in 2010 haar aandelen conform Jaar 3 van de onder 2.5 opgenomen matrix aan [A] Beheer, [B] Holding en [C] Beheer (hierna ook gezamenlijk aangeduid als: de overige aandeelhouders) aangeboden. De overige aandeelhouders hebben dit aanbod niet geaccepteerd.
2.11. Bij dagvaarding van 1 april 2011 heeft [A] c.s. [D] c.s. in kort geding gedagvaard en gevorderd dat [D] c.s. wordt veroordeeld mee te werken aan de overdracht van de aandelen van [D] Management in Dart tegen een voorlopige koopsom van € 15.109,=. Bij vonnis van 26 april 2011 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de gevraagde voorziening geweigerd.
2.12. Bij brief van 8 april 2011 heeft de raadsman van [D] c.s. aan de raadsman van [A] c.s. geschreven, voor zover hier van belang:
“Het heeft alle aandeelhouders van Dart B.V. bij de totstandkoming van de Aandeelhoudersovereenkomst voor ogen gestaan dat de koopsom voor de aandelen zou toenemen naarmate de duur van het aandeelhouderschap langer was. Uw cliënten stellen dat de 25% aandelen van cliënt in Dart B.V. thans ingevolge de Aandeelhoudersovereenkomst voor een koopsom van € 15.109,- dienen te worden overgedragen.
Voor zover dit standpunt juist zou zijn, vernietigt cliënt hierbij de Aandeelhoudersovereenkomst ten aanzien van de prijsbepaling van de aandelen op grond van dwaling.
(…)”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [A] c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank
I. voor recht verklaart dat [D] c.s. met ingang van 8 februari 2012 verplicht is om de door [D] Management gehouden aandelen in Dart aan [A] Beheer, [B] Holding en [C] Beheer aan te bieden, tegen een prijs gelijk aan “WAIS, echter factor 6 i.p.v. 7” op basis van de resultaten na belastingen zoals blijkend uit de jaarrekeningen 2009, 2010 en 2011 van Dart, hetgeen resulteert in een bedrag van nihil;
II. bepaalt dat haar uitspraak overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de notariële akte van levering benodigd voor de overdracht van de door [D] Management gehouden aandelen in Dart, waarbij aan [A] Beheer worden overgedragen 33.333 aandelen, genummerd 100.001 tot en met 133.333, aan [C] Beheer 33.334 aandelen genummerd 133.334 tot en met 166.667 en aan [B] Holding 33.333 aandelen genummerd 166.668 tot en met 200.000;
III. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [D] c.s. hoofdelijk in de proceskosten veroordeelt.
3.2. Daartoe stelt [A] c.s., voor zover hier van belang, het volgende. Door de onvrijwillige beëindiging van de managementovereenkomst tussen [D] Management en [E F] ontstond voor [D] Management een jaarlijkse aanbiedingsplicht ten aanzien van haar aandelen. De daarbij te hanteren prijs diende te worden berekend op de wijze als opgenomen in de matrix in bijlage 1 bij de aandeelhoudersovereenkomst. Voor de in het op 8 februari 2012 eindigende jaar geldende aanbiedingsplicht, komt de berekeningswijze van de prijs neer op nihil aangezien er in de drie jaren waarop de prijs wordt gebaseerd, 2009, 2010 en 2011, geen winst is gemaakt.
[D] Management heeft de door haar in Dart gehouden aandelen in weerwil van hetgeen is overeengekomen niet aangeboden tegen de overeengekomen prijs.
3.3. [D] c.s. voert verweer. De berekening van de prijs door [A] c.s. klopt niet. In de statuten, waarnaar in de aandeelhoudersovereenkomst voor de berekening van de koopprijs wordt verwezen, is opgenomen dat de prijs “onverminderd het bepaalde in de wet” zal worden vastgesteld op basis van de redelijke marktwaarde. Aldus is aan de te bepalen prijs op de voet van artikel 2:195a lid 3 BW een ondergrens gesteld in die zin dat de aandelen slechts hoeven te worden overgedragen tegen een door een onafhankelijke deskundigen vast te stellen redelijke prijs.
In 2011 is vervolgens een koopovereenkomst tot stand gekomen. [A] c.s. heeft haar kooprecht uit de aandeelhoudersovereenkomst toen ingeroepen tegen de daarbij behorende koopprijs. Indien de overeengekomen formule juist wordt toegepast moet bij de vaststelling van de redelijke marktwaarde tevens rekening worden gehouden met het eigen vermogen van Dart. Dan geldt een koopprijs van € 351.807,92. Voor zover zou worden geoordeeld dat in 2011 geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en de koopprijs moet worden berekend op grond van de jaren 2010, 2011 en 2012, dan leidt toepassing van de overeengekomen formule niet tot een waarde nihil.
Indien de overeengekomen formule ertoe leidt dat de waarde van de aandelen wordt berekend door vermenigvuldiging van de gemiddelde winst met een factor, is deze nietig op grond van artikel 2:195a lid 3 (oud) BW omdat [D] Management alsdan niet een prijs ontvangt die gelijk is aan de waarde van zijn aandelen. Die waarde is namelijk niet nihil, maar veel hoger.
Subsidiair doet [D] c.s. een beroep op dwaling, dan wel onvoorziene omstandigheden aangezien alle partijen er van uit zijn gegaan dat de waarde van de aandelen steeds zou toenemen en hun nooit het scenario voor ogen heeft gestaan dat de waarde van de aandelen na drie opeenvolgende jaren waarin verlies werd gemaakt op nihil zou kunnen worden gesteld. Meer subsidiair meent [D] c.s. dat de wijze van vaststelling van de prijs van de aandelen in de managementovereenkomst op de voet van artikel 6:248 BW moet worden aangevuld in die zin dat minimaal de redelijke marktwaarde moet worden betaald dan wel dat toepassing daarvan in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [D] c.s. vordert – samengevat –, onder verwijzing naar hetgeen hij heeft gesteld ter onderbouwing van zijn verweer tegen de vordering in conventie, te verklaren voor recht dat het kooprecht op de aandelen door [A] c.s. in 2011 is ingeroepen en dat met de brief van 8 april 2011 de bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst ten aanzien van de wijze van berekening van de koopprijs van de aandelen is vernietigd op grond van dwaling, alsmede veroordeling van [A] c.s. tot betaling aan [D] van een koopprijs van € 406.192,08, vermeerderd met rente, althans van een redelijke waarde voor de aandelen, vast te stellen door een deskundige, met veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. De stellingen in conventie en in reconventie zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2. [D] c.s. stelt allereerst dat tussen partijen in 2011 een koopovereenkomst voor de aandelen tot stand is gekomen. De overige aandeelhouders hebben immers bij brief van 25 januari 2011 meegedeeld dat zij gebruik willen maken van hun kooprecht uit de aandeelhoudersovereenkomst, tegen de daarmee corresponderende prijs. Aldus is een koopovereenkomst tot stand gekomen tegen de op basis van de aandeelhoudersovereenkomst vast te stellen redelijke prijs, zijnde een bedrag van € 406.192,08, zodat [A] c.s. thans gehouden zijn de aandelen voor dat bedrag af te nemen.
4.3. Dit betoog gaat niet op. De aanvaarding van een op basis van de aanbiedingsplicht door [D] Management gedaan aanbod staat niet los van de voor de aandelen te betalen koopprijs. Uit de aandeelhoudersovereenkomst volgt dat de overige aandeelhouders steeds de keuze hebben om de aandelen wel of niet voor de daarvoor geldende prijs af te nemen. Vast staat dat [A] c.s. de aandelen in 2011 niet hebben willen kopen voor de op dat moment door [D] Management (nog) gevraagde prijs van € 123.849,17. Tussen partijen is uiteindelijk geen overeenstemming bereikt over de juiste prijs, zodat in 2011 geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.
4.4. Dit betekent dat [D] Management de aandelen uiterlijk op 8 februari 2012 (het vijfde jaar na het sluiten van de aandeelhoudersovereenkomst) weer had moeten aanbieden aan de overige aandeelhouders. [A] c.s. stelt dat [D] Management de aandelen voor een prijs van nihil had moeten aanbieden omdat Dart in de drie voorafgaande jaren, 2009, 2010 en 2011, verlies, althans geen winst, heeft gemaakt en in de matrix is bepaald dat de prijs wordt vastgesteld op grond van de winst over die jaren.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat [A] c.s. nakoming van de aandeelovereenkomst vordert en haar vordering niet baseert op de in artikel 12 van de statuten opgenomen blokkerings- en aanbiedingsregeling. Nu artikel 2:195a (oud) BW slechts ziet op statutaire bepalingen kan het beroep op de nietigheid van het prijsbepalingsmechanisme in de aandeelhoudersovereenkomst wegens strijd met artikel 2:195a lid 3 (oud) BW [D] c.s. reeds daarom niet slagen.
4.6. Partijen hebben in artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst aangeknoopt bij de statutaire aanbiedingsregeling, met dien verstande dat zij voor de vaststelling van de prijs voor de aangeboden aandelen onder verwijzing naar de matrix een daarvan afwijkend specifiek tussen hen geldend prijsmechanisme zijn overeengekomen. Voor zover in dit geval van belang houdt dit mechanisme in dat bij aanbieding van de aandelen in jaar vijf een prijs geldt van “Waardering Aandelen In Statuten” met een factor 6, dat wil zeggen 6 keer de gemiddelde winst na belastingen (zoals blijkend uit de vastgestelde jaarrekeningen van de vennootschap) over de laatste drie afgesloten boekjaren, vermenigvuldigd met het percentage over te nemen aandelen. Anders dan [D] c.s. betogen kan uit de verwijzing naar “Waardering Aandelen In Statuten” in de aandeelhoudersovereenkomst niet worden begrepen dat partijen hebben beoogd overeen te komen dat naast het prijsmechanisme tussen hen ook nog steeds de destijds in artikel 2:195a lid 3 BW voorgeschreven door onafhankelijke deskundigen vast te stellen redelijke marktwaarde van de aandelen als (minimum)prijs zou hebben te gelden. De tekst van de aandeelhoudersovereenkomst biedt daarvoor geen concrete aanknopingspunten terwijl ook uit de e-mail van 31 januari 2007 blijkt dat partijen weliswaar hebben overwogen om bij de prijsvaststelling het eigen vermogen te betrekken, maar vervolgens in de aandeelhoudersovereenkomst er voor hebben gekozen voor de jaren vier vijf en zes een eenvoudig mechanisme op te nemen op basis van de winst over de drie voorafgaande boekjaren zonder daarin ook het eigen vermogen te betrekken. Nu partijen aldus welbewust zijn afgeweken van de statutaire regeling is tussen hen het bepaalde in artikel 2:195a lid 3 (oud) BW niet van toepassing.
4.7. Vervolgens is aan de orde of [D] c.s. bij de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst ten aanzien van de werking van het prijsmechanisme in de aandeelhoudersovereenkomst heeft gedwaald, in die zin dat [D] c.s. zich niet heeft gerealiseerd dat het overeengekomen prijsmechanisme ertoe zou kunnen leiden dat bij drie opeenvolgende jaren zonder winst de aandelen om niet zouden moeten worden overdragen. Ook daarin volgt de rechtbank [D] c.s. niet. Het prijsmechanisme voor de jaren 4, 5 en 6 is verhoudingsgewijs eenvoudig, te weten: X keer de gemiddelde winst over de afgelopen drie jaren. Hoewel op zichzelf genomen aannemelijk is dat partijen bij het begin van de samenwerking eerder een winstgevend dan een verlieslatend perspectief voor ogen heeft gestaan, had ook [D] c.s. zich moeten en kunnen realiseren dat bij het uitblijven van winst in drie opeenvolgende jaren de koopprijs nihil zou kunnen bedragen. Dat een onderneming gedurende langere tijd verlieslatend kan zijn is niet zo uitzonderlijk dat daarmee geen rekening gehouden hoeft te worden. Dit alles brengt mee dat indien en voor zover bij [D] c.s. op dit punt inderdaad een verkeerde voorstelling van zaken zou hebben bestaan, dit voor haar rekening behoort te blijven, zodat het beroep op dwaling reeds daarom niet slaagt. Op het voorgaande stuit ook het beroep op onvoorziene omstandigheden af. Dat de onderneming gedurende langere tijd ook verliezen zou kunnen lijden was immers geenszins onvoorzienbaar.
4.8. [D] c.s. heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de aandeelhouders overeenkomst in die zin moet worden aangevuld dat [D] Management steeds minimaal de redelijke marktwaarde voor haar aandelen dient te krijgen. Zij miskent daarmee dat partijen in de aandeelhouders overeenkomst hebben gekozen voor een prijsbepalingsmechanisme waarmee de redelijke marktwaarde moet worden vastgesteld. Aan die afspraak is [D] c.s. in beginsel gebonden.
4.9. [D] c.s. heeft tot slot een beroep gedaan op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, stellende dat het, als de vastgestelde prijs nihil bedraagt, in het licht van de omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [A] c.s. een beroep toekomt op hetgeen is overeengekomen ten aanzien van vaststelling van de koopprijs voor de aandelen.
4.10. Anders dan ter comparitie als voorlopig oordeel is uitgesproken slaagt ook dit verweer niet. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze tot terughoudendheid nopende maatstaf brengt mee dat slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding kan zijn hetgeen partijen zijn overeengekomen buiten toepassing te laten. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onvoldoende gebleken. Daarbij is allereerst van belang dat, zoals hiervoor is overwogen [D] c.s. uit de tekst van de aandeelhoudersovereenkomst en de matrix had kunnen en moeten begrijpen dat steeds de mogelijkheid zou bestaan dat zij bij drie opeenvolgende jaren zonder winst haar aandelen in Dart om niet zou moeten overdragen. Verder is van belang dat deze regeling niet alleen voor [D] c.s. gold maar ook voor de andere aandeelhouders. [D] c.s. beroept zich vervolgens met name op de omstandigheid dat het onaanvaardbaar zou zijn indien [D] c.s. de door haar gehouden aandelen om niet zou moeten overdragen terwijl deze ook nu nog een zeer aanzienlijke waarde hebben van, naar zij stelt, € 406..192,08. [D] c.s. heeft de berekening van deze waarde gebaseerd op bedragen, naar hij stelt de genormaliseerde winst over de jaren 2008, 2009 en 2010, zonder toe te lichten wat de herkomst daarvan is. Nu deze bedragen niet zijn af te leiden uit het dossier en [A] c.s. daarbij vraagtekens heeft gezet, kan deze berekening alleen daarom niet worden gevolgd. Daarnaast heeft [D] c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt waarom gerekend moet worden met een genormaliseerde winst en heeft hij in zijn berekening voor een belangrijk deel rekening gehouden met het eigen vermogen van Dart, terwijl partijen er juist voor hadden gekozen om dat bij de waardebepaling buiten beschouwing te laten. Dit alles tezamen genomen met de omstandigheid dat tussen partijen niet in geschil is dat door Dart over de jaren 2009, 2010 en 2011 blijkens de jaarrekeningen steeds verlies is geleden leidt tot de slotsom dat geenszins is komen vast te staan dat de door [D] c.s. gehouden aandelen in Dart thans de door [D] c.s. gestelde zeer aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Hoewel niet is uitgesloten dat aandelen in Dart een zekere waarde vertegenwoordigen is op basis van het door [D] c.s. aangevoerde niet vast te stellen dat dit ook nu nog een zodanige waarde is dat dit op zichzelf genomen al meebrengt dat [A] c.s. niet zou kunnen verlangen dat [D] Management de aandelen om niet overdraagt. Bij dat alles is nog van belang dat [D] Management ingevolge artikel 6 van de managementovereenkomst ook na beëindiging per 31 december 2009 nog gedurende 9 maanden de overeengekomen aanzienlijke managementfee heeft ontvangen en zij in zoverre wel degelijk is gecompenseerd voor de nadelige gevolgen van de beëindiging van de samenwerking tussen partijen. Onder deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is niet gebleken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien [D] c.s. de door [D] Management gehouden aandelen in Dart, overeenkomstig de daarover tussen partijen in de aandeelhoudersovereenkomst gemaakte afspraken, om niet moet overdragen.
4.11. Al het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie als na te noemen toewijsbaar zijn. [D] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van [A] c.s. tot op heden worden begroot op:
- dagvaarding 76,17
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten x tarief € 452,=)
Totaal € 1.555,17
4.12. De vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. [D] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van [A] c.s. tot op heden worden begroot op € 452,= (2 punten x tarief € 452,00 x 0,5) aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart van recht dat [D] c.s. met ingang van 8 februari 2012 verplicht is om de door [D] Management gehouden aandelen in Dart aan [A] Beheer, [B] Holding en [C] Beheer aan te bieden, tegen een prijs gelijk aan “WAIS, echter factor 6 i.p.v. 7” op basis van de resultaten na belastingen zoals blijkend uit de jaarrekeningen 2009, 2010 en 2011 van Dart, hetgeen resulteert in een bedrag van nihil;
5.2. bepaalt dat deze uitspraak overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de notariële akte van levering benodigd voor de overdracht van de door [D] Management gehouden aandelen in Dart, waarbij aan [A] Beheer worden overgedragen 33.333 aandelen, genummerd 100.001 tot en met 133.333, aan [C] Beheer 33.334 aandelen genummerd 133.334 tot en met 166.667 en aan [B] Holding 33.333 aandelen genummerd 166.668 tot en met 200.000;
5.3. veroordeelt [D] c.s. in de aan de zijde van [A] c.s. gevallen kosten van het geding, tot heden begroot op € 1.555,17
5.4. verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5. wijst het gevorderde af,
5.6. veroordeelt [D] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in aan de zijde van [A] c.s. gevallen kosten van het geding, tot op heden begroot op € 452,00,
5.7. verklaart de veroordeling onder 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.?