ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-706718-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen toegestaan, verweer omtrent de grondslag van het EAB verworpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft een verzoek tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die van Poolse nationaliteit is en in Polen woont. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, zijn ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling, zoals vermeld in de bijlage van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet de straf heeft uitgezeten die hem eerder was opgelegd, en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het EAB.

De verdediging heeft betoogd dat de opgeëiste persoon de straf van 2 jaar en 6 maanden volledig heeft uitgezeten, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank oordeelt dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat het niet mogelijk was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen op basis van de feiten en de juridische grondslagen die zijn gepresenteerd tijdens de zitting. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten toegestaan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in Polen kan worden voortgezet.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren. De griffier heeft de uitspraak genoteerd en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706718-12
RK nummer: 13/1866 (EAB I)
Datum uitspraak: 4 juni 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 maart 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2013 door the Judge of the District Court in Gdansk (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [1975] te [plaats] (Polen),
en van de Poolse nationaliteit,
wonende en verblijvende op het adres [adres], [postcode] te [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 mei 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. al Mansouri.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het onmogelijk is gebleken om binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een executable decision on temporary custody van the District Court in Gdansk (Polen) van 12 november 2012, met referentienummer: XIV K 200/11.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan naar het recht van Polen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 13 mei 2013 blijkt dat de opgeëiste persoon voor onderhavige feiten is veroordeeld op 2 juni 2008 door the District Court in Gdansk; deze beslissing is echter in hoger beroep herroepen (“yet that verdict lost its validity as a result of the Court of Appeal in Gdansk”). De reden hiervan is dat medeverdachten van de opgeëiste persoon hoger beroep hebben ingesteld. Omdat de uitkomst van dit hoger beroep ook ten gunste komt van de opgeëiste persoon, is het eerdere vonnis ook ten aanzien van hem herroepen - en kennelijk teruggewezen naar the District Court in Gdansk, zo leidt de rechtbank af uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 13 mei 2013.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat uit de door hem overgelegde brief van 29 april 2013 van de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon blijkt dat de opgeëiste persoon de straf van 2 jaar en 6 maanden, opgelegd bij vonnis van 2 juni 2008, volledig heeft uitgezeten (“the penalty was enforced against [opgeëiste persoon] in full”). Dit vonnis is in een door medeverdachten van de opgeëiste persoon ingesteld hoger beroep vernietigd en teruggewezen. Omdat dit ook ten voordele van de opgeëiste persoon komt, moet hij kennelijk opnieuw aanwezig zijn bij de nieuwe inhoudelijke behandeling, aldus de raadsman. De kans dat er onder deze omstandigheden een nieuwe straf zal worden opgelegd die hoger is dan de al uitgezeten straf, is zeer klein. De zaak moet daarom worden aangehouden om dit nader te onderzoeken; het uitvaardigen van het EAB is immers mogelijk onevenredig.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een zogenaamd vervolgings-EAB nu er in onderdeel d) een duidelijke garantie is gegeven over het recht dat de opgeëiste persoon heeft op een nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaak. De vraag of er te zijner tijd straf moet worden verrekend omdat de opgeëiste persoon al straf heeft uitgezeten, dient in Polen te worden beantwoord. De officier van justitie verzet zich tegen het verzoek om aanhouding.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 13 mei 2013 leidt de rechtbank niet af dat de opgeëiste persoon de straf van 2 jaar en 6 maanden al heeft uitgezeten, integendeel:
“It must, however, be emphasised that [opgeëiste persoon] had no right to break up his contact with the Court as he was to serve the unconditional sentence of 2 years and 6 months of custodial penalty imposed by the District Court in Gdansk.”
Het verweer leidt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet tot onzekerheid over de juistheid van de inhoud van het EAB of over de evenredigheid van het uitvaardigen ervan. Het verweer wordt gelet op het voorgaande verworpen.
4. Strafbaarheid
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten I, II en III moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit deze drie feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Deze feiten vallen op deze lijst onder de nummers 16, 18 en 21, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling
georganiseerde of gewapende diefstal
racketeering en afpersing
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten IV en V niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat deze feiten zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat op deze feiten in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
5. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsartikelen
Artikel 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 5 en 7 OLW.
7. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Judge of the District Court in Gdansk (Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.J.M. Baldinger en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2013.
De griffier en mrs. H.J.M. Baldinger en B. Poelert zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.