ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-737195-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Polen op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2013 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafzaak waarin de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van acht maanden voor oplichting, zoals vermeld in een vonnis van het District Court of Zielona Góra van 31 januari 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 21 mei 2013 heeft de opgeëiste persoon zich laten bijstaan door zijn raadvrouw, mr. E.M. Harbers, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet aan de orde gevonden, omdat uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting waarop de schuldvraag is behandeld. De rechtbank heeft ook de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat het niet mogelijk was om binnen de wettelijke termijn van zestig dagen uitspraak te doen. De verdediging heeft betoogd dat het EAB onduidelijk is over de aanwezigheid van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten toe te staan, zodat hij zijn vrijheidsstraf kan ondergaan in Polen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/737195-13
RK nummer: 13/2017 (EAB I)
Datum uitspraak: 4 juni 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 maart 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 februari 2013 door the President of Crime Division of the Circuit Court of Zielona Góra (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [1953] te [plaats] (Polen),
wonende en verblijvende op het adres [adres], [postcode] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 mei 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadvrouw, mr. E.M. Harbers, advocaat te Amsterdam (waarnemend voor haar collega mr. S.C. van Bunnik, tevens advocaat te Amsterdam) en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het de rechtbank onmogelijk is gebleken binnen de termijn van zestig dagen uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 31 januari 2008 van the District Court of Zielona Góra (Polen), met kenmerk VII K 1602/07.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat het EAB onduidelijk is over de aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij een zitting. Er is niet voldaan aan de waarborgen van artikel 12 OLW, althans dit kan niet worden vastgesteld. De zaak dient daarom te worden aangehouden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Uit de mededeling dat vonnis is gewezen op 31 januari 2008 en dat de opgeëiste persoon toen “pleaded guilty and received a sentence he had already accepted”, leidt de rechtbank af dat de opgeeiste persoon aanwezig is geweest bij de zitting waarop de schuldvraag aan de orde is geweest. Daarnaast staat in het EAB onder D.2. dat de oproep voor de 'hearing' op 31 januari 2008 in ontvangst is genomen door een 'adult occupant' op zijn 'home adress' dat hij zelf had opgegeven voor het uitbrengen van processtukken ('for service of process'). Bovendien blijkt voorts uit het EAB dat de opgeëiste persoon kennis heeft genomen van het vonnis doordat een afschrift van het vonnis aan hem is toegestuurd “and he himself collected it”. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de waarborgen van artikel 12 OLW. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding tot aanhouding van de zaak. Het verweer wordt verworpen.
4. Strafbaarheid
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting
Volgens de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Overig verweer
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat de opgeëiste persoon wil proberen om in Polen te regelen dat het EAB wordt ingetrokken. Zij heeft een brief overgelegd van de opgeëiste persoon van 8 mei 2013 aan het kantongerecht in Zielona Góra (Polen). In deze brief deelt hij mee dat hij het niet eens is met het vonnis genoemd in rubriek 3 en dat hij om herziening verzoekt. Wanneer de zaak wordt aangehouden, kan de opgeëiste persoon eventueel nog iets regelen in Polen, aldus de raadsvrouw.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde brief van 8 mei 2013 onvoldoende aanleiding vormt om de behandeling van de zaak aan te houden. Redengevend daarvoor is dat vooralsnog onvoldoende is geconcretiseerd en onderbouwd dat rekening moet worden gehouden met de reële mogelijkheid dat de zaak in Polen zal worden geregeld en het EAB als gevolg daarvan zal worden ingetrokken. Het verweer wordt daarom verworpen.
8. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
9. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.
10. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the President of Crime Division of the Circuit Court of Zielona Góra (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.J.M. Baldinger en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2013.
De griffier en mrs. H.J.M. Baldinger en B. Poelert zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
B