RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/737233-13
RK nummer: 13/1834
Datum uitspraak: 21 mei 2013
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 maart 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 november 2012 door the Acting Minister of Justice of the Republic of Lithuania (Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] (Litouwen) op [1963],
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 mei 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Bosman.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het onmogelijk is gebleken om binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van the Kaunas County Court van 19 oktober 2011, de uitspraak in hoger beroep van The Court of Appeals of Lithuania van 3 februari 2012 en de daaropvolgende uitspraak van The Supreme Court of Lithuania van 2 oktober 2012.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB 3 jaar, 11 maanden en 1 dag. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde uitspraken.
Het betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat het EAB niet genoegzaam is ten aanzien van het eerste feit, nu bij dat feit geen plaatsaanduiding en geen datum of tijdstip is vermeld. Hierdoor kan ook niet beoordeeld worden of de weigeringsgrond van artikel 13 OLW zich voordoet. Onduidelijk is of Litouwen rechtsmacht heeft. De overlevering moet voor feit 1 worden geweigerd.
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten.
In onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank sprake van 1 feitencomplex, verdeeld over 2 feiten. De omschrijving van de feiten voldoet aan de hiervoor gestelde vereisten, nu uit de beschrijvingen van de feiten weldegelijk ook de datum, tijdstip en pleegplaats volgen. De in het EAB genoemde datum en plaats komen bovendien overeen met de datum en plaats die zijn genoemd in de signalering die betrekking heeft op dezelfde feiten als waarvoor de overlevering wordt verzocht. Reeds uit feit dat de Litouwse uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft uitgevaardigd, volgt dat Litouwen rechtsmacht heeft over de feiten. Van twijfel hieromtrent is geen sprake. De rechtbank stelt vast dat het EAB geen betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd, zodat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is. Het verweer wordt verworpen.
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feitencomplex moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feitnaar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Overige verweren: verjaring
De opgeëiste persoon heeft betoogd dat de feiten inmiddels zijn verjaard, zodat de overlevering moet worden geweigerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het vertrouwensbeginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van het EAB, waarin duidelijk onder f) is vermeld dat van verjaring geen sprake is. Of naar Nederlands recht sprake is van verjaring, is niet relevant, nu Nederland geen rechtsmacht heeft over de feiten. Het verweer wordt verworpen.
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 2, 5, en 7 OLW.
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Acting Minister of Justice of the Republic of Lithuania (Litouwen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.P. Kijlstra en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2012.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.