ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-707113-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Litouwen toegestaan, verweren dubbele strafbaarheid verworpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2013 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft strafbare feiten die naar het recht van Litouwen strafbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen sprake is van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie, die stelde dat de overlevering noodzakelijk was voor een goede rechtsbedeling, als valide beoordeeld. De rechtbank heeft ook de garantie van de Litouwse autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Litouwen wordt veroordeeld.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van een strafbaar feit in Litouwen, maar de rechtbank verwierp dit verweer op basis van de inhoud van het EAB. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd aan de Litouwse autoriteiten, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De beslissing van de rechtbank is definitief, aangezien er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/707113-12
RK nummer: 13/214
Datum uitspraak: 9 april 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 januari 2013 betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 november 2012 door the Prosecutor General of the Republic of Lithuania (Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] op [1942],
verblijvend op het adres [adres] te [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 maart 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het onmogelijk is gebleken om binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een Ruling on imposing coercive measure arrest van 24 oktober 2012, uitgevaardigd door the Vilnius City District Court No. 1 in the case No. 01-2-00036-12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan naar het recht van Litouwen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Strafbaarheid
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder voornoemde lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat op basis van de gegevens in het EAB niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een feit dat in Litouwen strafbaar is. Immers, in Duitsland is de aangetroffen cocaïne verwijderd en vervangen door een waardeloze vloeistof. Van invoer van drugs in Litouwen is aldus geen sprake. Vanwege het ontbreken van een naar Litouws recht strafbaar feit, moet de overlevering worden geweigerd, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het EAB voldoende blijkt dat sprake is van feiten die naar Litouws recht strafbaar zijn.
De rechtbank overweegt als volgt. De uitvaardigende justitiële autoriteit gaat in het EAB uit van de situatie zoals door de raadsman geschetst, waarbij drugs in Duitsland zijn vervangen door een“worthless solution”. Hierover vermeld het EAB onder e):
However, he could not complete implementing his plan to organize processing of the narcotic substance and transportation thereof by smuggling via the state border of the Republic of Lithuania due to the circumstances which were beyond his control.
De aldus beschreven feiten leveren volgens het EAB weldegelijk strafbare feiten op in Litouwen. Het verweer van de raadsman leidt daarom niet tot twijfel over de gestelde strafbaarheid van de feiten in Litouwen. Hierbij is van belang dat de rechtbank – op basis van het interstatelijke vertrouwensbeginsel - in beginsel uitgaat van de juistheid van de inhoud van het EAB. Het verweer wordt verworpen.
5. De garantie als bedoeld in artikel 6, lid 1 OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) zal kunnen worden omgezet.
The Chancellor of the Ministry of Justice of the Republic of Lithuania heeft bij brief van 9 januari 2013 de volgende garantie gegeven:
Considering the fact that subsequent to sentencing the citizen the Kingdom of the Netherlands for the purpose of returning of its citizen and takeover of the enforcement of the judgment, suggests to follow the Convention on the Transfer of Sentenced Persons (1983), the Ministry of Justice, as a competent authority, does not see any obstacles as to the initiation and execution of the surrendering procedure of [opgeëiste persoon], a citizen of the Kingdom of the Netherlands in accordance with the provisions of this Convention. Moreover, we shall have no objections in the event the penalty imposed in Lithuania upon [opgeëiste persoon] could be changed in the Kingdom of the Netherlands in accordance with Article 11 of the Convention on the Transfer of Sentenced Persons (1983). It should he noted that following the provisions of the said Convention, in order to surrender the sentenced person to the state of his citizenship, the consent of the sentenced person himself shall be necessary.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef onder e van het VOGP volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. Aan deze voorwaarde is voldaan.
De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf
als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en vijfde lid van de Opiumwet
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
6. Artikel 11 OLW
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd, dat de overlevering van de opgeëiste persoon naar Litouwen een schending van de fundamentele rechten van de mens oplevert. De opgeëiste persoon krijgt namelijk geen eerlijk proces omdat hij niet genoeg geld heeft kunnen overmaken naar Litouwen; geld dat volgens de Litouwse autoriteiten de berechting van de zoon van de opgeëiste persoon zou bespoedigen.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer onvoldoende is onderbouwd, zodat het reeds daarom verworpen wordt.
7. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
- er is een lopend Litouws onderzoek gaande;
- de verdovende middelen zijn voor de Litouwse markt bestemd waardoor de rechtsorde in Litouwen is geschokt;
- de medeverdachten worden in Litouwen vervolgd;
- het bewijs bevindt zich in Litouwen.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Litouwse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren. Niet zou zijn gebleken waar het strafbare feit precies is gepleegd. Hierover heeft de raadsman vragen gesteld aan de Nederlandse officier van justitie bij brief van 5 februari 2013. deze brief is niet beantwoord. Het feit dat hierdoor nog altijd onduidelijkheid bestaat over de pleegplaats van de feiten, maakt dat de officier nu niet in redelijkheid de vordering van artikel 13, tweede lid, OLW kan doen.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, OLW bedoelde weigeringsgrond.
8. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
9. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.
10. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Prosecutor General of the Republic of Lithuania (Litouwen) ten behoeve van het in Litouwen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.P. Kijlstra en P. Rodenburg, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 april 2013.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.