ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3779

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13-707163-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar Polen toegestaan, ne bis in idem verweer verworpen

Op 12 maart 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 januari 2013, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 2 augustus 2011 was uitgevaardigd door de President van de Regionale Rechtbank in Gdansk, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1979 en thans gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de openbare zitting op 26 februari 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat er een ne bis in idem situatie zou zijn, omdat er een strafrechtelijk onderzoek in Duitsland gaande zou zijn met betrekking tot dezelfde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat Duitsland de vervolging heeft overgenomen van de Poolse autoriteiten en dat de ne bis in idem regel niet van toepassing is. De officier van justitie stelde dat de Duitse autoriteiten geen onderzoek meer voerden, wat door de rechtbank werd bevestigd.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat het niet mogelijk was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/707163-12
RK nummer: 13/93
Datum uitspraak: 12 maart 2013
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 januari 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2011 door the Judge, President of the Regional Court in Gdansk (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [plaats] (Duitsland) op [1979],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 februari 2013. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het niet mogelijk is gebleken om binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een enforceable decision to impose detention pending trial van 19 mei 2011, uitgevaardigd door the District Court Gdansk-South in Gdansk (Polen).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan 18 naar het recht van Polen strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
4. Strafbaarheid
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 3, te weten:
mensenhandel
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
5. Verweer
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek in Duitsland met betrekking tot dezelfde feiten als waarvoor de overlevering wordt verzocht. Omdat de Poolse autoriteiten hebben verzocht om de vervolging van de opgeëiste persoon in Duitsland en daarmee ook hebben ingestemd, heeft Polen geen zelfstandig vervolgingsrecht (meer). De raadsman verwijst hiervoor naar twee overgelegde – niet vertaalde – Duitse brieven, waaronder een brief van de Staatsanwältin in Neuruppin (Duitsland) van 13 december 2012. Omdat de ne bis in idem regel zich verzet tegen dubbele vervolging voor dezelfde feiten, concludeert de raadsman tot weigering van de overlevering, dan wel tot aanhouding van de zaak teneinde de officier van justitie te kunnen laten nagaan in welk land de opgeëiste persoon vervolgd wordt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Dat de opgeëiste persoon voor deze feiten in Duitsland vervolgd wordt, blijkt nergens uit. Na vertaling door de tolk van de eerste zin van de brief van de Staatsanwältin in Neuruppin (Duitsland) van 13 december 2012, blijkt dat de Duitse officier van justitie juist meldt dat het onderzoek is beëindigd, en dus niet dat er een onderzoek is ingesteld, zoals door de raadsman is bepleit. De weigeringsgrond van artikel 9 OLW is niet aan de orde. De officier van justitie ziet mede in het licht hiervan ook geen enkele aanleiding voor aanhouding van de zaak.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat – voor zover dit tot een weigering van de overlevering zou kunnen leiden – niet is gebleken dat er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek in Duitsland met betrekking tot dezelfde feiten als waarvoor de overlevering wordt verzocht. De stelling van de raadsman dat Duitsland de vervolging heeft overgenomen van de Poolse autoriteiten vindt geen steun in de bovengenoemde Duitse brieven. De door de raadsman overgelegde stukken leiden ook niet tot twijfel hierover, zodat aanhouding van de zaak niet nodig is. Bovendien kan het ne bis in idem verweer niet slagen, nu geen van de in artikel 9 OLW genoemde situaties zich voordoet. Het verweer wordt aldus verworpen.
6. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Judge, President of the Regional Court in Gdansk (Polen) ten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzit¬ter,
mrs. H.J.M. Baldinger en B. Poelert, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2013.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.