ECLI:NL:RBAMS:2013:CA3753

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/708002-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekking van minderjarige aan wettig gezag en bezit van GHB

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het onttrekken van een vijftienjarig meisje aan het wettig gezag en het voorhanden hebben van 33 cl GHB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het meisje in zijn woning heeft laten verblijven, terwijl hij wist dat zij minderjarig was en dat anderen het wettig gezag over haar uitoefenden. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. De rechtbank heeft echter onvoldoende bewijs gevonden voor de andere ten laste gelegde feiten, waaronder medeplegen van gijzeling en mensenhandel, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de relevante feiten is vrijgesproken. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/708002-12
Datum uitspraak: 17 juni 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] in [plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] in [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2012, 17 oktober 2012, 14 mei 2013, 21 mei 2013, 27 mei 2013 en 3 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.F. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsraadsvrouw, mr. P. van der Geest,
naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2011 tot en met 8 oktober 2011 te Utrecht en/of Woerden en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [persoon 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [persoon 1], te dwingen iets doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [persoon 1] gezegd dat zij mee moest lopen en/of in de auto moest stappen als
zij haar zus nog wilde zien en/of
- die [persoon 1] bedreigd met een of meer messen en/of een mes op/tegen de keel van die [persoon 1] gezet/gehouden en/of een mes langs de keel van die [persoon 1] gehaald en/of
- die [persoon 1] gedreigd te slaan met een vuist met ijzeren ring om de vinger en/of
- die [persoon 1] laten bellen met [Y] en/of die [persoon 1] tegen de leiding van [Y] laten zeggen dat zij het weekend bij haar vriendin ([persoon 2]) in [plaats] zou doorbrengen en/of
- die [persoon 1] in die woning vastgehouden en/of
- die [persoon 1] in die woning heeft mishandeld (onder meer) door een brandende
sigaret op haar clitoris te bevestigen en/of vast te maken en/of
- die [persoon 1] vrijgelaten en/of
- die [persoon 1] een mobiele telefoon gegeven (met nummer [nummer 1]) en/of
- die [persoon 1] medegedeeld en/of gesmst dat er contact met haar zou worden opgenomen door een advocaat voor het intrekken van haar aangifte, althans is hierbij medeplichtig geweest;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2011 tot en met 8 oktober 2011 te Utrecht en/of Woerden en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [persoon 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s)
- die [persoon 1] gezegd dat zij mee moest lopen en/of in de auto moest stappen als
zij haar zus nog wilde zien en/of
- die [persoon 1] bedreigd met een of meer messen en/of een mes op/tegen de keel van die [persoon 1] gezet/gehouden en/of een mes langs de keel van die [persoon 1] gehaald en/of
- die [persoon 1] dreigde te slaan met een vuist met ijzeren ring om de vinger en/of
- die [persoon 1] laten bellen met [Y] en/of die [persoon 1] tegen de leiding van [Y] laten zeggen dat zij het weekend bij haar vriendin ([persoon 2]) in [plaats] zou doorbrengen en/of
- die [persoon 1] meegenomen naar een woning in of omstreeks Woerden en/of
- die [persoon 1] in die woning vastgehouden en/of
- die [persoon 1] in die woning heeft mishandeld (onder meer) door een brandende
sigaret op haar clitoris te bevestigen en/of vast te maken en/of
- die [persoon 1] vrijgelaten en/of
- die [persoon 1] een mobiele telefoon gegeven (met nummer [nummer 1]) en/of
- die [persoon 1] heeft medegedeeld en/of gesmst dat er contact met haar zou
worden opgenomen door een advocaat voor het intrekken van haar aangifte althans is hierbij medeplichtig geweest;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2011 tot en met 8 oktober 2011 te Utrecht en/of Woerden en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [persoon 1] gezegd dat zij mee moest lopen en/of in de auto moest stappen als
zij haar zus nog wilde zien en/of
- die [persoon 1] bedreigd met een of meer messen en/of dolken en/of een mes
op/tegen de keel van die [persoon 1] gezet/gehouden en/of een mes langs de keel van die [persoon 1] gehaald en/of
- gedreigd die [persoon 1] een of meermalen te slaan met een vuist met ijzeren ring
om de vinger en/of
- die [persoon 1] gezegd dat zij in een bak met zuur gelegd zou worden en/of
- bij die [persoon 1] een brandende sigaret op haar clitoris bevestigd en/of
vastgemaakt;
- die [persoon 1] (over de telefoon) heeft gezegd: "het is niet fatsoenlijk wat je
gedaan hebt, als ik jou zie ik weet het niet, maar ik breek je benen.", althans is hierbij medeplichtig geweest;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2011 tot en met 9 december 2011 te Utrecht en/of Woerden en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling en/of door gebaren en/of bij geschrift of afbeelding zich jegens [persoon 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar (een) verklaring(en) af te leggen te beïnvloeden, immers heeft hij, verdachte (nadat die [persoon 1] aangifte had gedaan van mensenhandel tegen verdachten en/of zijn mededader(s)):
- die [persoon 1] dat zij mee moest lopen en/of in de auto moest stappen als
zij haar zus nog wilde zien en/of
- die [persoon 1] (in de auto) bedreigd met een of meer messen en/of een mes
op/tegen de keel van die [persoon 1] gezet/gehouden en/of een mes langs de keel van die [persoon 1] gehaald en/of
- die [persoon 1] gedreigd te slaan met een vuist met ijzeren ring om de vinger en/of
- die [persoon 1] laten bellen met [Y] en/of die [persoon 1] tegen de leiding van [Y] laten zeggen dat zij het weekend bij haar vriendin ([persoon 2]) in [plaats] zou doorbrengen en/of
- die [persoon 1] meegenomen naar een woning in of omstreeks Woerden en/of
- die [persoon 1] in die woning vastgehouden en/of
- die [persoon 1] in die woning heeft mishandeld (onder meer) door een brandende
sigaret op haar clitoris te bevestigen en/of vast te maken en/of
- die [persoon 1] weer vrijgelaten en/of
- die [persoon 1] een mobiele telefoon gegeven (met nummer [nummer 1]) en/of
- die [persoon 1] heeft medegedeeld en/of gesmst dat er contact met haar zou worden
opgenomen door een advocaat voor het intrekken van haar aangifte en/of
- gedreigd (over de telefoon) die [persoon 1] haar benen te breken als zij haar aangifte niet in zou trekken;
althans instructies en/of uitingen van dergelijke aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte wist dan wel ernstige reden had te vermoeden dat door die [persoon 1] een of meer verklaring(en) zou(den) worden afgelegd (met betrekking tot haar aangifte van mensenhandel) althans is hierbij medeplichtig geweest;
4.
hij in of omstreeks de periode van 02 november 2011 tot en met 10 november 2011 te Woerden en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [persoon 3], geboren op [1996], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft
verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, die [persoon 3], althans een minderjarige persoon,
- meegenomen naar een woning in Woerden en/of
- haar telefoon afgepakt en/of laten afstaan en/of
- in de woning in Woerden heeft laten verblijven en/of heeft vastgehouden.
5.
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te Woerden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 33 cl, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak van feit 1 (primair en subsidiair), feit 2 en feit 3
In de feiten 1, 2 en 3 wordt aan verdachte een aantal strafbare feiten verweten dat Donia [persoon 1] zou zijn overkomen in de periode van 6-8 oktober 2011. Vast is komen te staan dat [persoon 1] in deze periode door verdachte en anderen uit een opvanghuis in [plaats] is opgehaald en dat zij een aantal dagen in de woning van verdachte in Woerden heeft verbleven. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is welke rol verdachte nu precies in het gebeuren heeft gespeeld.
De rechtbank acht in de zaak van de medeverdachte [persoon 4] bewezen dat [persoon 1] in die periode gegijzeld is geweest. Haar verblijf in Woerden was nodig om te kunnen bewerkstelligen dat zij de door haar gedane aangifte van mensenhandel tegen een medeverdachte in de zaak [X] zou intrekken.
Wat de reis van [plaats] naar Woerden betreft, acht de rechtbank onder meer bewezen dat [persoon 4] tegen [persoon 1] heeft gezegd dat zij in de auto moest stappen als zij haar zus nog wilde zien. Er kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte dit heeft gehoord of dat hij op andere wijze had moeten begrijpen dat [persoon 1] niet op geheel vrijwillige basis in de auto stapte. Uit haar verklaring bij de rechter-commissaris blijkt immers dat [persoon 1] zelf in de auto is gestapt.
Wat het verblijf in zijn woning in [plaats] betreft, is de rechtbank van oordeel dat verdachte erg naïef is geweest om zomaar zijn woning beschikbaar te stellen aan een vriend die even een meisje een weekend wil huisvesten. In het dossier en ter terechtzitting is onvoldoende uit de verf gekomen wat verdachte nu precies wel en niet wist van het verblijf van [persoon 1] in zijn woning en hoe vaak hij zelf in de woning is geweest. Er lijken wel aanknopingspunten te zijn dat verdachte een en ander heeft meegekregen van bedreigen aan het adres van [persoon 1], maar de rechtbank is er niet van overtuigd dat voor verdachte duidelijk was dat het bedreigingen waren en waar het nu precies om ging. Tot slot is niet komen vast te staan dat verdachte [persoon 1] heeft belet zijn woning te verlaten.
Op grond van het voorgaande kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [persoon 4], noch ten aanzien van de ten laste gelegde gijzeling, noch ten aanzien van de verweten wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 (primair en subsidiair).
Het dossier bevat tevens onvoldoende bewijs dat verdachte zich heeft schuldig aan medeplegen van bedreiging. Niet is voldaan het wettelijke bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, SV, aangezien de verklaring van [persoon 1] op dit punt niet door een tweede bewijsmiddel wordt ondersteund. Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van feit 2.
Aan de vraag of verdachte wellicht medeplichtig is geweest aan de onder 1 en 2 ten laste legde feiten– bijvoorbeeld door zijn woning ter beschikking te stellen – komt de rechtbank niet toe. In de tenlastelegging is niet omschreven welke feitelijke handelingen verdachte ten aanzien van deze medeplichtigheid worden verweten, zodat de tenlastelegging op dit punt aan nietigheid lijdt.
Feit 3 heeft betrekking heeft op de bedreigingen en mishandelingen om [persoon 1] er toe aan te zetten haar aangifte in te trekken. Uit het dossier kan niet blijken dat verdachte hierbij actief een rol heeft gespeeld. Evenmin is komen vast te staan dat hij wist wat [persoon 4] met [persoon 1] in zijn woning van plan was, zodat ook op dit punt geen bewezenverklaring kan volgen.
De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van de feiten 1, 2 en 3.
5. Waardering van het bewijs
5.1. Ten aanzien van feit 4
Anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie acht de rechtbank op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 2 november 2011 tot en met 10 november 2011 in Woerden samen met [persoon 4] de vijftienjarige [persoon 3] heeft onttrokken aan het bevoegde gezag:
1. Een geschrift, zijnde een Blueview registratrie Export-rapportage van 20 december 2011, doorgenummerde pagina ZD 07 Div/01 – Div/37:
Deze rapportage betreffende de vermissing van [persoon 3] houdt in –voorzover van belang en samengevat weergegeven -:
Op 02/11/2011 wordt de vermissing van [persoon 3], geboren [1996], gemeld door [Z]. [persoon 3] heeft voorafgaand aan haar verblijf bij [Z] ongeveer 10 weken in [Z] in [plaats] verbleven. Via via wordt de politie bekend dat [persoon 3] tegen een ander meisje uit [Z] ([persoon 5]) zou hebben gezegd dat zij zodra zij bij [Z] zou wonen, weg zou lopen. Zij had al contact met ene [persoon 6] (34 jaar) die alles voor haar zou regelen.
In de nacht van 09 op 10/11/2011 wordt [persoon 3] in verwarde toestand aangetroffen op straat en opgenomen in het UMC.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige [persoon 3] van 24 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 7] en [persoon 8], doorgenummerde pagina
ZD 07 AH 05-06.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 23 januari 2012 afgelegde verklaring van
[persoon 3] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 2 november 2011 weggelopen van opvanghuis [Z]. Op 2 november 2011 heb ik afgesproken met [persoon 4] (de rechtbank begrijpt: [persoon 4]) bij de Mediamarkt in Utrecht en hierna zijn we naar vrienden van hem geweest, waar ik de nacht heb doorgebracht. Ik had een telefoon met nummer [nummer 2].
Op 3 november 2011 zijn we naar de woning gegaan van de zus van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]). Op 4 november zijn we naar de woning van [verdachte] gegaan.
3. Een proces-verbaal getuigenverhoor [persoon 3] met nummer 2011043229 van
23 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde op opsporingsambtenaren [persoon 7] en [persoon 8], doorgenummerde pagina
ZD 07 AH 09-40.
Dit proces-verbaal houdt onder meer als verklaring van [persoon 3] voornoemd, zakelijk weergeven:
V: Hoe dacht je dat [verdachte] over je dacht?
A: weet ik niet. Ik denk dat hij mij lief, aardig, klein en schattig vindt. Hij zei, je lijkt geen 15. Hij zei dat ik terug naar huis moest gaan.
V: wie sliepen er nog meer in de woning?
A: Alleen [verdachte] en ik. [verdachte] was veel weg en dan was ik daar alleen, ook ’s nachts.
4. Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] met nummer 2011043229 van
17 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 9] en [persoon 10], doorgenummerde pagina ZD 07 VERD 04-08.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [verdachte] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Dat het meisje (de rechtbank begrijpt: [persoon 3]) door [persoon 4] bij hem thuis is gebracht omdat hij zelf geen verblijfplaats voor haar had. Dat het meisje bij hem in [plaats] is gebleven.
5.2. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
De rechtbank overweegt dat verdachte [persoon 3] in zijn woning heeft laten verblijven, terwijl hij wist dat ze pas 15 jaar was en wist dat anderen het wettig gezag over haar uitoefenden. Door haar in zijn woning te laten verblijven onder deze omstandigheden, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag.
5.3. Ten aanzien van feit 5
Anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie acht de rechtbank op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 16 juni 2012 in Woerden een hoeveelheid van ongeveer 33 centiliter GHB voorhanden heeft gehad:
1. Een proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] met nummer 2011043229-70 van 16 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 11] en [persoon 12], doorgenummerde pagina PD 06 1.
Dit proces-verbaal houdt onder andere in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 16 januari 2012 hielden wij, verbalisanten, op de locatie [adres 1] te [plaats] als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [voornaam]
Adres: [adres 1] in [plaats].
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011043229-90 van 17 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 13], doorgenummerde pagina PD 06 14-15.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van bovengenoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:
Op 16 januari 2012 werd een doorzoeking in de woning [adres 1] te [plaats] ingesteld.
De woning werd doorzocht en het volgende goed werd voor nader onderzoek in beslag genomen:
In de magnetron in het keukengedeelte van de woonkamer:
-flesje Spa blauw met een onbekende vloeistof.
3. Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 6 februari 2012, nummer 2012.01.20.013, opgemaakt door Ing. [persoon 14] op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte, niet doorgenummerd.
Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Politieregistratienummer: 2011043229.
Datum aanvraag: 16 januari 2012.
Resultaten en conclusie
Kenmerk Omschrijving Conclusie
[nummer 3] 37,92 gram kleurloze viskeuze vloeistof bevat GHB
in een flesje
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] met nummer 2011043229 van 17 januari 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina ZD 07 VERD 04-08.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 17 januari 2012 afgelegde verklaring van [verdachte] voornoemd, zakelijk weergegeven:
Dat in zijn magnetron een blauw Spa flesje staat en dat [persoon 15] zei dat het iets van GHB was.
5.4. nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
De rechtbank laat in het midden wie het flesje met GHB het huis heeft binnengebracht. Het gaat hier om de woning van verdachte en hij wist naar eigen zeggen van het bestaan van het spul in zijn huis af. Gelet op de plaats waar de GHB zich bevond, had verdachte het ook in zijn beschikkingsmacht. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat verdachte het flesje in zijn bezit heeft gehad.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit:
in de periode van 02 november 2011 tot en met 10 november 2011 te [plaats] opzettelijk een minderjarige, te weten [persoon 3], geboren op [1996], heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar die [persoon 3]
- in de woning in [plaats] laten verblijven.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit:
op 16 januari 2012 te Woerden opzettelijk aanwezig heeft gehad 33 cl van een materiaal bevattende GHB.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straf
9.1. De op te leggen straf
De officier van justitie acht de feiten 1 subsidiair, 2, 4 en 5 bewezen. Zij heeft gevorderd dat verdachte hiervoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op te leggen straf als volgt.
Verdachte heeft een weggelopen minderjarig meisje, dat door een vriend uit een meidenopvanghuis was gehaald, gedurende een week in zijn woning laten verblijven en haar daardoor onttrokken aan het wettig gezag. Door zijn handelen kon de veiligheid van het meisje niet worden gewaarborgd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen melding bij de politie heeft gemaakt van het feit dat hij een weggelopen minderjarig meisje huisvestte.
Tevens heeft verdachte een ruime hoeveelheid van de gevaarlijke partydrug GHB in zijn woning voorhanden gehad. Drugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast levert de partydrug GHB een risico op in het uitgaansleven, nu deze drug bekend staat als de ‘rape-drug’.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte – blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 april 2013 – in het verleden meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat dit andersoortige strafbare feiten betreffen dan de feiten waarvoor hij nu is veroordeeld.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, komt de rechtbank tot een fors lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten kan worden volstaan met na te noemen werkstraf.
9.2 Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] heeft, door tussenkomst van haar gemachtigde mr. A. Koopsen, een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade van € 500,- ingediend.
De feiten 1 tot en met 3 van de tenlastelegging hebben betrekking op gedragingen die gericht zijn tegen [persoon 1]. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van deze feiten, zal zij [persoon 1] niet ontvankelijk in haar vordering verklaren.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op 22c, 22d, 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 (primair en subsidiair), 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 4 bewezen geachte feit:
Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag of het bevoegd opzicht.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen geachte feit:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 (zegge: honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (zegge: negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (zegge: twee) uren per dag.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2013.